Principe 7
Het zevende principe roept totale onderwerping en ootmoedigheid op. Iemand die zijn Schepper erkent, zal zich realiseren hoe zeer je Hasjem's woorden hebt gedegradeerd en hebt verlaagd. Zelf verlies je je eigenwaarde [Tehilliem/Ps. 51:4]. Toen Dawied Hamelech zijn zonde aan Natan Hanavi had bekend, eindigde hij zijn bekentenis met de woorden dat de offers aan Hasjem gebroken geesten moeten zijn met gebroken en verbrijzelde harten. Deze geesten en harten minacht Hasjem in geen geval [Tehilliem 51:19].

Micha 6:8 is ook heel duidelijk. Hij zegt dat Hasjem ons heeft verteld wat goed is voor ons en wat Hasjem van ons verwacht. En dat zijn rechtvaardig handelen en het doen van chesed [goede daden voor je naaste]. Hij leert verder dat Hasjem hier voorkeur heeft op brand- en meeloffers die geofferd werden voor de chesed die Hasjem ons geeft. Ook moeten we de wegen van tsnioet, bescheidenheid en ingetogenheid, volgen.

Arrogantie is het tegenovergestelde van schaamte, bescheidenheid en ingetogenheid. Arrogantie leidt tot enorme zonden en laat de jetser hara over jou triomferen [Dwariem/Deut. 8:14]. Er wordt zelfs gesteld dat de meeste slechte middot en hun daden uit de middah arrogantie komen.
Misjlei 21:4 leert ons dat arrogantie en wellustig verlangen de groeven van de goddelozen zijn waaruit zonden ontspruiten. Dit zoals mensen groeven in het veld maken om te zaaien en later de oogsten binnenhalen, op die manier maakt de goddeloze een groef in zijn hart, zaait daarin zijn slechte gedachten en oogst vervolgens zonden, wat de vrucht van zijn gedachten is [Hosje'a 10:4].
Arrogantie is dus duidelijk het tegenovergestelde van onderwerping aan Hasjem. Arrogantie zorgt ervoor dat je Hasjem vergeet en gaat zondigen.

Een arrogant mens ontkent zijn afkomst, heeft geen respect voor zijn meerdere of ouderen. Voor hem is het heel eenvoudig om alle overtredingen van de Tora te overtreden. Tegelijkertijd is hij van mening dat hij geen awerot – zonden – doet. Avot 5:24 leert dat deze schaamteloze naar Gehinnom gaat en de beschaamde naar Gan Eden! Hij is slecht [Misjle 21:29] en Hasjem vindt zulke slechte mensen lelijk en verachtelijk. Over de nederige zegt Hij dat Hij hen Zijn wegen zal onderwijzen [Tehilliem/Ps. 25:9].

Wees daarom nederig in geest [Avot 4]. Hiermee voorkom je dat je boos wordt en overdreven streng of meedogenloos met je naaste omgaat. Want een ieder die het onrechtvaardig handelen van zijn naaste jegens hem door de vingers ziet, ook dan zal al je zonden door de vingers gezien worden. Met andere woorden: je zonden zullen volledig vergeven worden. Hasjem past namelijk altijd middah knegend middah toe [Eichah/Kl. 3:29-30]. Reb Chaim van Volozhin leert in zijn Nefesh Hachaim dat Hasjem als een schaduw om ons reageert [Tehilliem 121:5]. Wanneer wij een open hand hebben om tsadaka te geven, zal Hij ook Zijn hand naar ons openen. Hij legt verder uit aan de hand van de Zohar dat wanneer iemand glimlacht, dan glimlacht de Hemel naar hem. Wanneer iemand somber en depressief is, dan zal de Hemel hem met gestrengheid oordelen [Parasha Tetzaveh Rabba 184b].

Terug naar Poort Een.