11 Niesan 5784 | 19 april 2024
Artikelen
Jodendom in praktijk     Hasjkafa     Feest- en Gedenkdagen     Samenleving     Geschiedenis     Antisemitisme     IsraĆ«l     Media     Publicisten     
De Sjabbat en de Briet Mila
Publicatiedatum: zaterdag 13 april 2013 Auteur: Dayan mr. drs. R. Evers | 1.793 keer gelezen
Halacha, Brit Mila (besnijdenis), Opperrabbijn R. Evers, Sjabbat »
Als men van mening is, dat ’s nachts besnijden nogmaals een (symbolische) besnijdenis in de vorm van een hatafat dam briet rechtvaardigt omdat men de mitswa niet op het juiste tijdstip verrichtte, zou hij dat ook moeten paskenen ten aanzien van een besnijdenis binnen acht dagen, waarbij hatafat dam briet achterwege kan blijven. Sja’agat Arjé (hfst. 53) legt echter uit, dat ’s nachts besnijden minder geldig is dan overdag vóór de achtste dag. Overdag, zij het voor de achtste dag, is niet oké omdat de termijn nog niet is aangebroken maar overdag is in ieder geval een besnijdenismoment voor iemand wiens tijd wèl is aangebroken. ’s Nachts is echter nóóit een geschikt briet-moment.

De Sja’agat Arjé is zelf overigens van mening dat men in dergelijke gevallen nooit hatafat dam briet hoeft te doen omdat het niet helpt. Hij zegt, dat als een besnijdenis eenmaal op een verkeerd moment is uitgevoerd dit niet meer te rectificeren valt. Hiertegen kan men inbrengen, dat dit niet slechter is dan iemand die besneden geboren wordt. Volgens de mening dat ook zo’n een kind een hatafat dam briet moet hebben, helpt het dus overal, zelfs als er geen voorhuid is!

Rabbi Chaim Brisker geeft een andere oplossing. Een briet mila bestaat uit twee onderdelen. Het eerste doel luidt, dat men niet onbesneden blijft. Dat vervult men door het wegsnijden van de voorhuid. Ten tweede moeten wij het “verbond in acht nemen” en dat gebeurt door vloeien van verbondsbloed. Normaliter vormen beide mitswot één geheel. Wanneer het op de achtste dag Sjabbat is, schuift de briet mila de Sjabbat terzijde. Zo zou men kunnen stellen, dat een besnijdenisgeval, dat de Sjabbat niet terzijde schuift, niet zo gebonden is aan de achtste dag.

Omdat hatafat dam briet niet sterker is dan Sjabbat, is de verplichting ertoe kennelijk niet afhankelijk van de achtste dag. Wanneer men dus binnen acht dagen besnijdt, moge het inderdaad zo zijn dat er geen gevolg is gegeven aan “het vlees van zijn voorhuid zal besneden worden op de achtste dag” – dat moet namelijk op de achtste dag gebeuren - maar toch is er iets van hatafat dam briet geschied vanwege “gij zult Mijn verbond in acht nemen”. Daarvoor hoeft men namelijk helemaal geen achtste dag te hebben. Daar men na een besnijdenis binnen acht dagen op de achtste dag nooit meer de voorhuid kan wegsnijden, blijft er alleen maar het tweede aspect van de briet mila over, dat men kan vervullen door een druppeltje bloed te laten vloeien. En omdat dat beetje bloed niet afhankelijk is van de achtste dag, heeft men dat ook al goed gedaan!

De Tora spreekt over zwangerschap en bevalling. Tijdens zijn embryonaal en foetaal bestaan in de buik krijgt het kind de hele Tora onderwezen. Maar bij de bevalling komt er een malach (engel), die het kind een tikje onder de neus geeft, waardoor alles wordt vergeten wat het kind in de buik geleerd heeft.

De Talmoed leert ons dat: “als iemand jou vertelt ‘Ik heb hard mijn best gedaan om Tora te leren, maar ik heb niets geleerd’, we hem niet mogen geloven” (B.T. Megilla 6b). De Tora is als een verloren voorwerp, dat terug kan worden gevonden, als er maar genoeg moeite voor wordt gedaan. Wanneer men erin investeert krijgt men het gegarandeerd terug.

Zouden we alles onthouden wat we in de buik hebben meegekregen, dan zouden we geen enkele beloning kunnen krijgen van het Opperwezen, omdat we nergens moeite voor hebben gedaan. Maar zouden we de Tora-kennis nooit hebben meegekregen, dan zou het onmogelijk zijn om het op eigen kracht te verwerven. We krijgen het in eerste instantie mee, maar vergeten het grotendeels en dat verzekert ons van de mogelijkheid om het terug te halen.

Na de geboorte van een jongetje is de kraamvrouw zeven dagen onrein (12:2). De zwaarste onreinheid krijgt men door contact met een overleden lichaam. Wanneer iemand sterft verdwijnt de G’ddelijkheid uit het lichaam. De definitie van onreinheid is het gebrek aan G’ddelijkheid, waar het eerder wel aanwezig was. G’d zelve is aanwezig bij de geboorte.

De Talmoed (B.T. Ta’aniet 2a) leert dat de sleutel tot de geboorte één van de drie sleutels is die G’d nooit aan een engel overdraagt. Bij de geboorte is het G’ddelijke element aanwezig, maar nadat de geboorte eenmaal heeft plaatsgevonden, wordt die G’ddelijke aanwezigheid steeds zwakker.

Juist dit vacuüm levert die spirituele onreinheid op. Dit is de betekenis van de opeenvolging van de woorden: “Wanneer een vrouw vruchtbaar wordt en een mannelijk kind baart, dan zal zij zeven dagen onrein zijn; als in de dagen van haar afzondering bij haar maandelijkse ongesteldheid zal zij onrein zijn. Op de achtste zal hij besneden worden aan het vlees van zijn voorhuid”.

We wachten acht dagen omdat de besnijdenis vergeleken kan worden met een offer, net zoals het bloed van een offer op het altaar gesprenkeld werd en daarmee G’ddelijke vergiffenis verkregen werd.

Zo genereert het druppeltje bloed van de besnijdenis ook G’ddelijke barmhartigheid. Er mag niet voor de achtste dag op het altaar geofferd worden. Zo mag ook een pasgeboren kind zijn bloedoffer pas brengen, als hij tenminste acht dagen oud is, aldus Rabbi Mosje Lieber in zijn Tora-verklaring Otsar HaTora.

©Dayan mr. drs. R. Evers 2013

«      1   |   2   
Copyright © 2013 Jodendom Online
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.