Besnijdenis van de Egyptenaren
Midrasj Tanchoema vermeldt dat wanneer de mensen bij Joseef kwamen om graan te vragen, hij hen opdroeg zichzelf eerst te laten besnijden. Zij protesteerden bij par’oh die op zijn beurt zei…lechoe ‘et-joseef asjer-jo’mar lachem ta’asoe…Ga naar Joseef en doe wat hij jullie zegt.. vers 45, want al het graan van de Egyptenaren was in het tweede jaar van de hongersnood gaan verrotten. Par’oh gaf hen te kennen dat zij geen keus hadden dan Joseefs orders op te volgen. Joseef wist in zijn profetische wijsheid dat gojiem op de besnedenheid van de Hebreeërs neerkeken en aangezien zijn broers bij hem graan zouden kopen en bij hem zouden wonen, onderving hij dit probleem. Jafeh Toar legt uit dat door de besnijdenis van de Egyptenaren voor hen onmogelijk maakte om de besneden Hebreeërs te bespotten. Sh´lah leert dat Joseef de sexuele corruptie van Egypte voorzag en dat dit de reden van de straffen was die zij in de toekomst zouden ondervinden. De Tora waarschuwt in Wajjikra/Lev. 18: 3 Israel voor de Egyptische praktijken. Door hen te dwingen tot besnijdenis hoopte Joseef dat hun perversie getemperd zou worden en verlicht hierdoor de situatie van de Hebreeërs die verbannen en onderdrukt zullen worden. De Egyptenaren hebben deze wet van de besnijdenis direct na de dood van Joseef laten vallen.
|