Het Griekse woord voor Sanhedrin is een afgeleide van het Griekse woordje συνέδριον Synedrion. Synedrion betekent "het samen zitten". Ondertussen is het Sanhedrin ook één van de 63 volumes (folio; masechta) van de Talmoed (Commentaar op de hele Tora) die de activiteiten en verwante kwesties van het Sanhedrin bespreekt. Het Sanhedrin bestond uit eenenzeventig grote Rabbijnen (zeventig plus de voorzitter) die in het Lisjkat Hagazit (Kamer van Gehouwen Steen) samenkwamen. Dat was een hal of zaal in het binnenste voorhof van de Tempel. Het was volgens de Joodse geschiedkundige Flavius Josephus een soort raadhuis. De rabbijnen die lid van Sanhedrin waren hadden allen de smichah, de formele rabbinale inwijding, ontvangen. In het Sanhedrin werden de fundamentele principes van Tora gedebatteerd en het resultaat werd bevestigd met meerderheid van stemmen. Een meerderheid moest minstens twee stemmen zijn. Aan het hoofd van het Sanhedrin stond de Hogepriester. Volgens de latere rabbijnse overlevering zouden de beroemde Farizeeën, hoofden van scholen, als Hillel, Gamaliel e.a. voorzitters van het Sanhedrin geweest zijn. Tegengeluiden beweren dat de voorzitter van het Sanhedrin de titel van Nasi (vorst) kreeg en zijn plaatsvervanger droeg de titel "Ab-beth-din" (vader van het gerechtshof). Na de val van Jeruzalem in het jaar 70 kwam uiteindelijk in Tverja (Tiberias) de hoofdzetel van het Sanhedrin te liggen. De macht en bevoegdheid van het Sanhedrin was niet altijd dezelfde. Dit hing merendeels van de bezetter van Israël af hoeveel macht hij het Sanhedrin gunde. Ondertussen erkenden de Joden uit de hele wereld het Sanhedrin als de hoogste bestuursmacht. Het Sanhedrin had bij kwesties binnen de Joodse wetgeving altijd het laatste woord. Haar bevoegdheid beperkte zich niet alleen tot religieuze, maar ook tot wereldse aangelegenheden, het bestuur en de rechtspleging, voor zover de plaatselijke autoriteiten, bijvoorbeeld de Romeinen, daarbij niet betrokken waren. Uit de bronnen blijkt dat het Sanhedrin niet slechts een rechterlijke bevoegdheid had maar dat zij ook het opperste bestuurscollege vormden. Dit college werd min of meer met staatkundige rechten bekleed. RaMBaM beschreef in de Misjna Tora de exacte stappen die noodzakelijk zijn om het Sanhedrin wederom te kunnen te vestigen. Wanneer er in Israël een meerderheid van rabbijnen zou bestaan die één rabbijn machtigt om een semoech (autoriteit) te zijn, dan zou hij het Sanhedrin opnieuw kunnen vestigen. In Megillah 17b staat geschreven dat het Sanhedrin na een gedeeltelijke verzameling van de Joodse ballingschap hersteld zal worden, echter zal dit voor de volledige herbouw en herstel van Jeruzalem plaatsvinden. Andere gedeelten van de Talmoed, Eroevin 43b; Maharatz Chajas ad loc; Rasjasj Sanhedrin 13b zeggen dat profeet Elijahoe (Elia) voor het herstel van het gehele Sanhedrin zichzelf eerst zal moeten introduceren. Samen met het Sanhedrin zou hij de komst van de Masjiach (Messias) pas kunnen aankondigen. Dit geeft aan dat ondanks verschillende Talmoedische inzichten het Sanhedrin een Premessiaans ipv een Postmessiaans instituut zal zijn. Deze wetenschap is voor sommige rabbijnen een religieus mandaat om het Sanhedrin weer in ere te herstellen. Aantal regels van het Sanhedrin aangaande de doodstraf In Makkot 7a van de Talmoed wordt besproken hoe vaak de doodstraf door het Sanhedrin opgelegd moest worden binnen de richtlijnen van de Tora. "Een Sanhedrin dat een doodstraf eens in de zeven jaar uitsprak, wordt gezien als een moordgerechtshof" is een bekende gezegde. Rabbi Akiwa (50-135 van de gewone jaartelling) meldde dat de doodstraf inderdaad ongeveer eens in de zeventig jaar werd uitgesproken. Maar een andere mening was dat dit per generatie van afhing. Er waren mensen die van mening waren dat de doodstraf die door het Sanhedrin werd opgelegd moord juist in de hand zou spelen. Zij waren daar heel sceptisch over. Na verwoesting van de Tempel verhuisde het Sanhedrin van plaats naar plaats. De laatste bijeenkomst van een erkende Sanhedrin vond in het jaar 425 (van de gewone jaartelling) plaats. - Strafrechtelijke zaken, met name wanneer er sprake is van de doodstraf, moesten overdag gevoerd en afgesloten worden (San. 9:8; 4:1).
- Rechtszaken voor Sjabbat en (vooravonden van) Jom Tov (feestdag) waren verboden (Beza V:2).
- Het doodsvonnis mocht niet op dezelfde dag als het proces vallen. De rechters moesten er letterlijk een nacht over slapen (Sanhedrin IV:1).
- G'dslastering in verband met de doodstraf gold alleen voor het uitspreken van de Allerhoogste Naam: de Tetragrammeton (J-H-W en de H). Jezelf tot messias of zoon of dochter van G'd uitroepen is geen reden voor de doodstraf (Sanhedrin 7:4-5).
- Geen Sanhedrin is volgens Joodse Wet geoorloofd om strafrechtelijke zaken buiten de districten van de Tempel te houden. Zulk soort samenkomsten in particuliere woningen waren verboden.
- Het zwijgen van een verdachte of een eigen bekentenis kon in Romeinse rechtssysteem gebruikt worden. In het Joodse rechtssysteem kon niemand op grond van zwijgen of eigen bekentenis schuldig worden geacht.
- Een rechter kon niet zowel als rechter als advocaat van de verdachte optreden en vervolgens zijn stemrecht verliezen (Sanhedrin 4:1). Een vonnis met algemene stemmen moest dan dus op grond van het procesrecht uitgesloten worden.
- De Joodse Wet verbiedt dus ook voor de doodsvonnissen eigen verklaringen en eigen bekentenissen. Er moesten op zijn minst twee gekwalificeerde ooggetuigen voor de halsmisdaden optreden. Zij moesten voor de Joodse Wet een geldige verklaring afleggen (Deut. 17:6: ‘al-pie sjnajiem ‘ediem o'sjlisjah ‘ediem; T. Sanhedrin 11:1; T. Sjevoe'ot 3:8). Mocht een van de getuigen vals blijken te zijn, werd de gehele groep van getuigen gediskwalificeerd. Voordat de toekomstige dader zijn misdaad uitvoerde, moest de getuigen de verdachte voor de gevolgen voor de overtreding hebben gewaarschuwd. Dit moest eveneens tijdens de rechtszaak door de getuigen verklaard worden (B. Sanhedrin 86; 80b; T. Sanhedrin 11:1). Men stelle de getuigen op de proef door een zevenvoudige verhoor... spreken ze elkaar tegen, dan is hun getuigenis ongeldig... Valse getuigen worden onverwijld en streng gestraft (Sanhedrin 5:1).
- Volgens Sanhedrin 4:1 begon ieder proces in verband met de doodstraf altijd met ontlasting en verdediging van de beklaagde waarna de getuigen à charge het woord kregen.
- Daarnaast moest bij de uitspraak altijd de jongste rechter als eerste het woord nemen zodat hij niet beïnvloed kon worden door zijn oudere collegae. Pas na het woord van de rechters neemt de voorzitter van de Hoge Raad het woord.
- Om gerechtelijke dwalingen te voorkomen, zegt Makkot I:10 (ten aanzien van Makkot 7a) een rechtbank die eens in de 70 jaar een doodsvonnis velt, wordt een moorddadig gericht genoemd.
De reden voor deze strenge regels met betrekking tot de doodstraf was om te voorkomen dat een onschuldige ter dood werd gebracht. Het 8e punt maakte de doodstraf bijna onmogelijk, want het leven van een mens staat in het Jodendom centraal. Ook in die tijd. |