Bamidbar 14:23: 'niemand van deze mensen, van deze slechte generatie, zal het Land zien...'
Toen de Meragliem terug van hun missie kwamen en hun bevindingen met het volk deelden, begon het volk die nacht te huilen (Rasji op Tehilliem 106:27). Rabbi Jochanan leert dat die nacht dus de nacht van Tisja Be'Av was. Hasjem zei tegen hen: 'Zonder reden huilen jullie. Ik zal deze dag als treurdag voor alle generaties vast zetten' (Ta'anis 29b). De generatie die brood uit de Hemel en water uit de rots (aarde) ontving, de generatie voor wie Hasjem de uittocht uit slavernij de vrijheid in de woestijn tijdelijk deed aanvoelen als of zij in Gan Eden waanden, de generatie die door Hasjem met behulp van de wolk hen persoonlijk omarmde, etc., was de generatie die zonder reden die nacht huilden. Deze fysiek sterke generatie die in staat was zich met hun hele hebben en houwen over de meest gevaarlijke paden van de woestijn begaven, waarover de Geleerden vertelden dat zij een enorm gewicht over honderden kilometers op hun schouders kon torsen, huilde in die nacht van Tisja Be'Av. Daarom, omdat deze generatie in het hoogste geestelijke niveau hebben bevonden, is het haast onbegrijpelijk dat alle mannen en masse [Mosje, Aharon, Jehosjoe'a en Calev ter uitzondering] deze houding en gedrag tegen Erets Jisrael heeft aangemeten. Diverse redenen worden hiervoor gegeven.
Dat de Mergaliem op pad gingen om het Land te verkennen was op initiatief van het volk dat door Mosje werd goed gekeurd (Dwariem/Deut. 1:21-23 en Bamidbar/Num. 13:2). RaMBaN schrijft dat het zenden van de Meragliem an sich niet toe als zonde (Bamidbar 13:2). Integendeel. Hij zegt: ‘De Tora adviseert niet om te steunen op wonderen. Sterker, het adviseert dat de soldaten, eenmaal losgekomen, voorzichtig op wacht te staan om op het juiste moment aan te vallen'. Als het sturen van Meragliem niet de zonde was, wat was dan wel de zonde? RaMBaN gaat dieper op de vraag in. Schijnbaar spraken Meragliem de waarheid en het rapport die zij uitbrachten was correct; waarnaar zij waren bevolen het Land te ontdekken. Zij waren immers gevraagd deze te zien of de grond rijk of arm was (Bamidbar/Num. 13:20) en zij antwoordden dat het rijk was en dat het een Land was waar melk en honig vloeien. Naar de vraag of het Land bomen had of niet (ibid) antwoordden zij de vraag door het fruit te tonen, zoals Mosje hen had opgedragen. Wat dan was hun zonde dan wel?
RaMBaN beantwoordt dat de Meragliem opgedragen was informatie over het Land te geven. De Meragliem maakten zich schuldig aan door het volk publiekelijk van feiten en informatie te voorzien en deze te misbruiken om hun eigen commentaar, beoordeling en meningen in het rapport te manoeuvreren. Dát was de zonde van de Meragliem. Ook de Chattam Sofer (Torat Moshe, Shelach, pagina 22) zegt dat het sturen van Meragliem tijdens oorlogstijd raadzaam was in plaats van op wonderen steunen. Hij voegt er aan toe dat de Meragliem geen valse informatie hebben verzorgd. Maar zij hadden de informatie uitsluitend aan Mosje moeten terugkoppelen, omdat het Mosje was die hen gestuurd had (Bamidbar 13:3). In plaats daarvan brachten zij hun rapportage aan Mosje, Aharon én aan de volledige gemeente (13:26). Zij ventileerden een subjectieve mening en uitte dit publiekelijk. Echter was dit een volkomen menselijk handelen.
Het spreken van lasjon hara over G'ds geweldige Land is daarnaast een serieuze zonde die zij nota bene onderstreepten door in plaats van de birkoeliem (eerstelingen) mee te brengen, juist buitensporig grote fruit mee te nemen. Hiermee werd G'd en Zijn Land voor schut gezet! De Meragliem hadden daarnaast óók gezondigd door eerst met granaatappelen, dadels en druiven aan te komen (Vs. 13:23) in plaats van het basisvoedsel: de vijf granen van Erets Jisrael. Graan is in Israël een hoofdgerecht. Granaatappelen, dadels en druiven zijn nagerechten. Hiermee gaven de Meragliem te kennen dat Erets Jisrael een prima land is als vakantieland, maar niet om er in te wonen. Lang geleden openbaarde Tehilliem (Psalmen) ons dat tekort aan emoena en afwezigheid van liefde voor het Land de hoofdoorzaken van de zonde van Meragliem zijn: 106:24: Bovendien verachtten zij het wenselijke Land, geloofden zij niet Zijn woord.
Maar hun intenties waren niet verkeerd bedoeld. Echter de weg van de hel is geplaveid met goede intenties en daarom kwamen de Meragliem er niet mee weg. Wat waren die intenties? Er worden door de Geleerden meerdere verklaringen gegeven: Hun houding kun je vergelijken met een eenvoudige dorpeling die in het paleis van de koning terechtkwam. Hij voelde zich door al dat moois haast geïntimideerd, en anderzijds voelde hij zich in al dat weelde als of hij in de watten werd gelegd. En dan hoort hij dat hij onderdeel van het huishouden van de koning zou worden. Hoewel dit een aanlokkelijk aanbod is, weet de dorpeling heel goed dat de koning voor zijn huisgenoten veel strenger is dan voor buitenstaanders.
Bnej Jisrael verlangde naar Erets Jisrael waar zij voortaan niet als engelen, maar als gewone mensen zouden leven, waar brood niet uit de Hemel, maar uit de aarde komt, waar water niet uit een steen (aarde) komt, maar uit de Hemel. Zij zouden in hun eigen wijngaarden werken, onder hun eigen vruchtenbomen liggen. Maar daarnaast zouden zij ook veel meer verplichtingen naar Hasjem hebben. Alle mitswes zouden dan van kracht zijn. Hasjem had nogmaals geen volk zoals engelen voor ogen gehad, maar een ‘down-to-earth'-volk die als licht onder de naties zou gaan leven. Hun acties moeten de wegen van de gojiem verlichten. Nogmaals: alleen aan het begin van de uittocht had Hasjem van de woestijn een soort Gan Eden gemaakt waar zij frank en vrij van slavernij waren en waar zij de Tora geheel tot zich konden nemen, zij zouden G'ds wegen begrijpen, hun geloof versterken en vertrouwen hebben dat het hen nooit zou verlaten. Dan zouden zij Erets Jisrael innemen en als gewone mensen volgens de natuurwetten leven in plaats volgens de wonderen.
Het volk schaamde zich. Zij durfden Mosje niet te vertellen dat zij net zo bang waren als de eenvoudige dorpeling die gevraagd werd onderdeel van het huishouden van de koning te worden. In feite dachten zij: "Wij moeten het Land onderzoeken of deze wel zonder jouw (Mosje's) leiderschap leefbaar zou zijn, zelfs zonder een constante openbaring van wonderen". Toen zei Hasjem tot Mosje: ‘Als je Meragliem op pad stuurt, stuur dan echte helden waartegen het volk opkijkt. Deze helden moeten iedere stam vertegenwoordigen. Laat het de leiders van de stammen zijn. Zij zullen als een test voor heel het volk dienen". En daar gingen zij.
De intenties waren dat zij verzorgd wilden blijven worden: hun natje en hun droogje en ondertussen lernen zodat zij aan hun status konden vasthouden. Zij vertrouwden G'd niet voldoende dat als Hij iets goeds geeft en als Hij dit weer terugneemt, dat je er iets beters voor in de plaats ontvangt.
Wat kreeg het volk voor iets beters in de plaats?
- Voor de manna kreeg het volk de mitswe van de challah (sjabbatbrood). Je staat nu zelf een deel van de challah aan de Eeuwige af
- Voor het wijn over het altaar kreeg het volk de mitswe van de kiddoesj (de heiliging van de sjabbat die op vrijdagavond en zaterdagochtend voor de hoofdmaaltijden van de sjabbat wordt uitgesproken over een glas wijn, druivensap of over speciaal voor sjabbat gebakken brood, challah. Dit laatste kan alleen op vrijdagavond). Nu doe je zelf de zegenspreuk.
- Voor de wolk kreeg het volk de mitswe van de talliet/tallis (gebedskleed). Nu wordt je als het ware individueel door G'ds geknuffeld wanneer jij je tallis omdoet.
- Enz.
G'd deed in de tijd van de woestijn alles voor het volk en nu zij op hun eigen benen moesten staan een alles zelf moesten kaan doen is dat veel kostbaarder dan als G'd het voor hen deed.
De twee Meragliem en stamhoofden Calev en Jehosjoe'a deden niet aan de zonden mee. Zij verdedigden G'ds heerlijke goede Land. Als reactie brak er tussen het volk een nationale hysterie ten opzichte van Calev en Jehosjoe'a uit. Calev heeft zelfs naar aanleiding van de samenzwering gedawned bij de aartsvaderen in de ma'arat hamachpelah (Rasji op Sotah 34b), de poort waar zielen tot Gan Eden treden (Zohar Chadasj, Ruth 79; Zohar Lech lecha #1) en waar alle gebeden en lofprijzingen doorheen gaan. Calev was degene die Erets Jisrael als enige openlijk verdedigde. Ondertussen werd Jehosjoe'a door zijn briljante optreden over het goede Land door Mosje gezegend. Juist van álle Meragliem had Mosje gedacht dat juist Jehosjoe'a de boel - naar aanleiding van de profetie van Eldad en Medad - zou torpederen en saboteren. Calev moest dus wel het woord nemen en Jehosjoe'a moest dus wel zijn mond wel houden om diverse belangen: In Erets Jisrael zou Mosje sterven en hij zal zijn opvolger worden. Buiten Erets Jisrael zal Mosje niet sterven en kon hij nog veel van zijn leraar genieten. Jehosjoe'a was namelijk zo anajw dat hij zich niet kon voorstellen dat hij degene zou zijn die het volk naar binnen zou leiden. Dus een logisch gevolg zou zijn dat Jehosjoe'a zou denken: ‘Hoe langer wij in de woestijn verblijven, hoe langer mijn rebbie Mosje zou blijven leven'. Want het binnengaan van het Land staat volgens de profetie in verband met Mosje's dood. Calev zei: "Laten wij optrekken en het Land in bezit nemen. Wij zijn in staat dit te doen". Het volk antwoordde: "Wij kunnen niet optrekken naar die mensen, want zij zijn veel te sterk voor ons (Bamidbar 13:31)". Eigenlijk staat er: "Wij kunnen niet tegen hen optrekken, want zij zijn sterker dan HIJ (hoe'; hij in plaats van ‘hem'; zij). Zij keerden zich dus tegen... Hasjem.
Bamidbar 14:23, 29 en 34: 'niemand van deze mensen, van deze slechte generatie, zal het Land zien.. in de woestijn zullen zij sterven... In overeenstemming met het aantal van dagen die jullie het land bespioneerde - 40 dagen, een dag voor een jaar, een dag voor een jaar - jullie zullen jullie voor veertig jaren dragen..."
Het volk had toentertijd op Tisj be'Av dus helemaal niets te klagen en toch klaagden zij. Daarom zorgde G'd ervoor dat ze wat te klagen hadden toen Hij met het onheilspellende oordeel kwam dat alle 600.000 mannen in de woestijn zouden omkomen en het Land niet in mochten. Deze verordening, deze straf, gold niet voor de vrouwen. Daarom mochten 39 jaar later alle vrouwen als weduwen de Jordaan oversteken. Vanaf dat moment moesten de mannen iedere Tisja Be'Av een graf voor zichzelf graven om daarin te sterven. Allen stierven op Tisja Be'Av, maar de volgende morgen riep het Hemelse Stem dat de doden en de levenden gescheiden moesten worden. De twee jaren die voor dit decreet afging, wordt meegeteld. Dus, het volk had 37 keer op Tisja Be'Av in de woestijn een reden tot klagen, tot huilen. De mannen stierven vanaf de derde Tisja Be'Av sinds de uittocht uit Mitsrajiem. Ieder jaar stierven op Tisja Be'Av ongeveer 15.000 mannen. Echter was het decreet effectief over 37 jaar. Eerste twee jaar was om en tijdens de laatste Tisja Be'Av stierven er dus geen mannen, maar zij vielen allen wel onder dat decreet. Dus waren er 45.000 (3 jaar x 15.000) man die niet op Tisja Be'Av stierven. Waar waren deze 45.000 mannen dan gebleven?
Op de laatste Tisja Be'Av in de woestijn Hasjem trok als het ware de straf terug waaraan de 15.000 hadden moeten sterven. De rest van de 30.000 stierven als volgt: 14.700 na de opstand van Qorach door de plaag en 250 samen met Qorach zelf (Bamidbar 16:35 en 17:14). Andere 15.000 stierf tijdens het verzet namens Mosje en voerde een oorlog tegen Amaleq en de Emorieten (14:44-45). Na 38 jaar waren alle mannen van deze generatie gestorven waren en AL hun weduwen konden toen Erets Jisrael met de tweede generatie betreden.
De ‘eigel hazahav kostte het leven van 3000 man. De zonde van het volk naar aanleiding van de Meragliem kostte het leven van 6.000.000 man. Waarom koos G'd een Land dat zo verzonken was in Baal - en Molochaanbidding? In de Sjema wordt volgens de Zohar aangegeven dat in Erets Jisrael Hemel en aarde samenkomen en dat zij door Erets Jisrael met elkaar in verbinding staan. Toen de Meragliem met hun verslag én hun eigen mening bij het volk een hysterie ontketenden, was op Tisja be'Av. Vanaf dat moment is Tisja be'Av een periode van ellende:
- Aanvang inquisitie: Tisja be'Av.
- Verwoesting van de beide Tempels: Tisja be'Av
- WOI: Tisja be'Av
- De deportatie van de Joden uit het Warsja Getto
- Israëlisch-Libanese Oorlog in 5766/2006 besloeg ruim de bejn hametzariem
- en nog veel meer
De tikkoen voor het huilen voor niets is dat de meeste rampen binnen Erets Jisrael en binnen Bnej Jisrael op Tisja Be'Av plaats vinden. Dan ís er een reden tot huilen. Napoleon zei eens, toen hij de Joden in Parijs tijdens Tisja Be'Av op de grond zag zitten, huilend om de Vernietiging van Bejt Hamiqdasj en andere vreselijke rampen, zei hij: ‘Ik zweer dat deze mensen een succesvolle toekomst hebben. Want waar is nog zo'n volk die al 2000 jaar zonder hoop op te geven kunnen rouwen?'
Ondanks G'd zei dat 600.000 man in de woestijn zouden sterven - let op, Jehosjoe'a bracht het volk met de 600.000 weduwen van de eerste generatie het Land binnen - sprak Hij in Bamidbar 15: tóch tegen de eerste generatie: ‘daber el-benej Jisrael we'amarta elhem kie tav'oe el-erets mosjvtemchem asjer noten lachem... als jullie zullen komen in het Land waar jullie je blijvend zullen vestigen, dat Ik jullie geef.' Dit is een hint naar de wederopstanding. G'd zei als het ware: ‘je gaat hier - bamidbar [in de woestijn] - dood, maar je komt er toch in door de wederopstanding der doden'. En onze "toevoeging" met Mosje aan het hoofd, leider van de eerste generatie.
De zonde van tien Meragliem wordt heden ten dagen nog steeds opgeheven. Dit door een minjan (het aantal van tien volwassen mannen, dat vereist is voor het gemeenschappelijk gebed) tijdens de synagogedienst. Vandaar dat vrouwen bij een minjan niet meegerekend worden en dus niet opgeroepen hoeven te worden. Zoals zij weigerden mee te doen met de ‘eigel hazahav (gouden kalf) en waren gul met het geven van goud voor de misjkan.
Ondanks de enorme misser van het volk, wat hen hun leven in de woestijn kostte, heeft iedere nare situatie een zilver randje: Mosje zou als zij direct het land in konden gaan, doodgaan. Nu zou hij 39 jaar langer leven, inclusief dat de mensen 39 jaar langer Hasjem's stem door Mosjes mond zouden horen en Zijn Sjachina op Mosjes gelaat zouden zien. |