De belangrijkste functie van de Misjkan is het offeren van dieren aan G'd. Veel mensen kunnen makkelijker om gaan met de verhalende delen van de Tora of mitswes die in onze tijd van toepassing zijn dan met offers. De laatste offers werden aangeboden in 68 na de gewone jaartelling, voordat de Tweede Tempel werd verwoest. Veel mensen zouden het moeilijk vinden dat het systeem van offergaven in de toekomst daadwerkelijk weer in praktijk gebracht zal worden. Dit lijkt verder te liggen dan ooit, gezien de gevoeligheid van hedendaagse Joden en niet-Joden met betrekking tot de rituele slacht, het besprenkelen van hun bloed en het verbranden van hun vet op het altaar met een meeloffer van bloem en olie en de plengoffers van wijn op het Altaar van de Tempel. Waarom zouden wij tegenwoordig dan nog de delen van de Tora leren dat betrekking heeft op de offers terwijl wij geen Tempel hebben?
Terwijl vlees, vis, fruit, groenten en andere gaven uit genade van G'd in woningen en restaurant wereldwijd worden gebruikt, des te meer even stilstaan voordat we eten om de Gever van al dat goeds te bedanken? Hoeveel mensen zijn gestopt G'd te danken nadat zij van hun voedsel hebben genoten, alvorens zij verder gaan met andere activiteiten?
Het Altaar van de Tempel, die ook vaak als metafoor van onze eettafel dient, bevat lessen over de attitude die wij moeten aannemen aangaande deze essentiële natuurlijke functie [van het eten]. Het dagelijkse 'dieet' van dieren, tarwe, olie en wijnoffers op het Altaar van de Tempel corresponderen met het dagelijks dieet van de mens, dat dier- en graanproducten bevat, maar ook fruit en groenten of een ander voedingsmiddel en dranken die van ons tafel in onze mond terecht komt. Misschien is dat de reden waarom sommige zich ongemakkelijk voelen met betrekking tot offerrituelen, omdat het overeenkomt met onze existentiële situatie in de vorm van het bloed van het dier, vet en andere offers op het altaar. Volgens de Kabbalah is het een fundamentele wet van de schepping dat hogere levensvormen lagere levensvormen consumeren om te blijven bestaan. Wanneer een lagere levensvorm wordt gegeten en dus wordt opgenomen door het hogere levensvorm, zo wordt de lagere levensvorm verheven, in die zin, waardoor het veranderd in het lichaam en de activiteiten van de hogere levensvorm voedt. Als mens is ons bloed en vet zijn gemaakt van materiaal afkomstig van andere, lagere niveaus in het bestaan: mineralen, planten en dieren. Ons fysieke levensfuncties komen om 'te eten' om zo een hogere levensvorm te dienen: de ziel.
Het Altaar van de Tempel en het offersysteem geeft ons de mogelijkheid onze eigen bloed, vet en energie te verheffen tot het vuur van de dienst van G'd op het Altaar van onze eigen lichamen. Het vuur van het Altaar is een metafoor voor de menselijke ziel die inderdaad alleen in het menselijke lichaam overleeft door middel van een dagelijks dieet van 'offers'; de verschillende voedingsmiddelen die als het ware 'onze lichaam en ziel bij elkaar houden'. Onze lichamen 'verbanden' de verschillende voedingsstoffen die we tot ons nemen, zoals het Altaar de offers verbrandt.
Het lichaam is bedoeld om als 'altaar' voor de Avodah Hasjem te dienen, zoals het Altaar van de Tempel bedoeld is. De eerste mitswe van een dag in de Tempel is het verwijderen van de as van de verbruikte offers. Dit kan vergeleken worden met de fysieke functioneren van een lichaam door de dag heen: de eliminatie van afvalstoffen om het lichaam te reinigen voor Avodah Hasjem aanvangt. Het vuur van het Altaar aansteken was de dagelijkse taak van de priesters. Dus een ieder van ons heeft de taak het 'altaar' van het lichaam, de spijsvertering en het lever, behoorlijk aan te steken met de juiste voedingstoffen in de juiste hoeveelheden. Als kohaniem van onze eigen lichamen, moet ons doel zijn het vuur van de ziel dagelijks fel te laten branden 'als een vuuroffer, een zoete reuk voor Hasjem'.
Het feit dat de Kohen mocht eten van een zond- of schuldoffer en daarmee verzoening bereikte voor de zondaar, is een wonder. Zo is dat ook met eten van het dier om vrede tussen mens en G'd te maken. Wat het heilige manier van eten onderscheid met het dierlijke manier van eten omwille van zelfbevrediging, is het motief van de persoon dat eet. Met de goede intentie is het een terugkerend thema in alle offeranden. De Kohen moest de juiste en goede intentie van het dienen van G'd hebben in iedere fase van het offerritueel. Dat moet ook wanneer wij eten. Alles hangt af van onze bedoeling. Wij moeten met het eten het doel hebben onze energie in Avodah Hasjem te steken.
De Tora leert ons om te eten met de bedoeling het Altaar van G'd op te stoken met de voedingsstoffen waardoor wij Zijn dienst met onze energie in onze gebeden en onze dagelijkse mitswes kunnen verheffen. De broches die we maken voor en na het eten, doet ons richten op deze intentie.
Eten kan dienen als middel om iets te vieren zoals het dankoffer. Mogen wij daarom waardig zijn om een Dankoffer te kunnen aanbieden in de herbouwde Tempel, snel in onze dagen.
©Rabbi prof. E. Sprecher 2012
|