Zestig jaar heeft Nederland erover gedaan. Maandagochtend 11 april, rond tienen 's ochtends, was het zover. In de Diamantzaal van het Amsterdamse Hotel Hilton bood minister-president Balkenende zijn excuses aan voor de laffe rol die onze ambtenarij in de Tweede Wereldoorlog speelde.
De politie, het spoorwegpersoneel, de employes van het bevolkingsregister: allemaal voerden ze loyaal de richtlijnen van de bezetter uit. Met als gevolg dat 102.000 Nederlandse joden, Sinti en Roma ellendig aan hun einde kwamen in kampen als Auschwitz en Sobibor.
Het handjevol overlevenden dat terugkeerde, kwam trouwens ook van een koude kermis thuis. De Ariers (het woord autochtonen was toen nog niet uitgevonden) raakten niet uitgepraat over hun eigen kommer en kwel: de hongerwinter, de bloembollen die de plaats van de traditionele aardappel hadden ingenomen. Voor de gruwelijke verhalen uit de Poolse kampen bestond even geen belangstelling.
De publieke opinie sloeg pas om in de jaren zestig. Jacques Presser schreef zijn boek Ondergang, Loe de Jong verzorgde het televisieprogramma De Bezetting. De affaires rond Aantjes, Menten en de Drie van Breda maakten een nieuwe generatie bewust van het collectieve falen van hun ouders. Toch duurde het nog tot 2000 voordat een Nederlandse minister-president zijn 'oprechte spijt en verontschuldiging' uitsprak over de koele manier waarop de remigranten uit Auschwitz door het thuisfront waren ontvangen. Zuinig voegde Wim Kok - want hij was het - daaraan toe dat hij geen verkeerde bedoelingen veronderstelde 'bij degenen die destijds verantwoordelijkheid hadden gedragen'.
Opvolger Balkenende ging maandag veel verder. Bij hem ging het om de opstelling van de autoriteiten tijdens de oorlog zelf. Om de 'gezagsdragers die meewerkten met de bezetters'. De CDA-premier: 'De joodse Nederlanders werd het recht ontnomen mee te doen aan onze samenleving. Ze werden apart gezet. Uitgestoten. Vervolgd. Als beesten weggevoerd. Vermoord.' He, he, eindelijk maakte Jan Peter Balkenende zijn aanhoudende gepraat over het belang van normen en waarden een keer concreet!
Balkenende (1956) profiteert van wat zijn Duitse geestverwant Helmut Kohl de 'Gnade der spaten Geburt' noemde. Hij is de eerste premier die de oorlog zelf niet heeft meegemaakt. Hij lijdt dus ook niet aan schuldcomplexen die een ruiterlijk excuus voor de opstelling van de burgemeesters en politiecommandanten in oorlogstijd in de weg kunnen staan. Den Uyl (niet verhinderd dat een joods vriendinnetje werd weggevoerd), Van Agt (geboren in Geldrop en dan wist je nu eenmaal niet wat voor drama zich in de Amsterdamse jodenbuurt afspeelde) en Kok (hongerwinter meegemaakt maar ook niet veel meer dan dat) hadden daar nog wel last van. Kok was bovendien bang dat excuses de Staat der Nederlanden onnodig op kosten zouden jagen. Wie weet hoeveel financiële claims er dan zouden volgen! Balkenende heeft kennelijk minder last van koudwatervrees. Half maart sprak de premier al duidelijke taal toen hij de heropening van het Israëlische holocaustmuseum Yad Vashem bijwoonde. De deportatie van de Nederlandse joden noemde hij 'een pikzwart hoofdstuk in de historie van mijn land'. Excuses - zoals zijn Belgische collega Guy Verhofstadt wel aanbood - konden er toen nog net niet af. In het Hilton Amsterdam trok Balkenende het boetekleed alsnog aan. Chapeau, Jan Peter! Fatsoen moet je doen!
De viering van het dertigjarig bestaan van het Centrum voor Informatie en Documentatie over Israel (Cidi) leverde trouwens nog meer opmerkelijk nieuws op. Voorzitter John Manheim kondigde aan dat de organisatie die door het Nederlands Palestina Komitee een 'zionistisch propaganda-instituut' wordt genoemd, zich voortaan deel van de 'multiculturele samenleving' wil voelen. Manheim riep op tot een dialoog met de moslimjongeren die tot nu toe de pers haalden met voetballen met kransen op 4 mei en slogans als 'Hamas, Hamas, alle joden aan het gas'. Geen gek idee vond gastspreker Paul Scheffer dat. De uitvinder van het 'multiculturele drama' keerde zich tegen Geert Mak en Job Cohen die de positie van de moslims nu zijns inziens te lichtvaardig met die van de joden in de jaren dertig vergeleken. 11 september (de aanslag op de Twin Towers) en 2 november (de moord op Theo van Gogh) hadden wel echt plaatsgevonden en een westerse democratie had het recht zich daartegen te verdedigen.
Toch zag ook Scheffer wel iets in een dialoog met moslims die afstand nemen van 'het anti-semitisme in de islamitische gemeenschap'. Gespreksbasis voor zover het aan de Amsterdamse essayist ligt: 'Moslims hebben recht op godsdienstvrijheid maar moeten anderen dat recht ook verlenen.' Sceptisch was Cidi-jongere Simone Kukenheim. Zij was de dialoog aangegaan, onder anderen met Ahmed Larouz van de Marokkaanse intellectuelenorganisatie Towards A New Start (TANS). Met koosjer en halal voedsel op tafel. De onderdrukking van de Palestijnen, de terreuraanslagen, het anti-semitisme, de islamofobie, de hakenkruisen tijdens een pro-Palestijnse demonstratie op de Dam - alles passeerde de revue. Een nuttige toenaderingspoging totdat ze later haar e-mail inkeek. Daar bleek ze voor 'zionistische fascist' te worden uitgemaakt.
De Cidi-ouderen zijn intussen al verder. Directeur Ronny Naftaniel en zijn adjunct Hadassa Hirschfeld (die in het islamitische Amsterdam-West respectvol 'mevrouw Hadassa' wordt genoemd) gaan met moslimjongeren op stap naar Westerbork. Ook kamp Auschwitz staat op het reisschema. Naftaniel heeft het zelfs over 'onze islamitische broeders die wij democratische technieken kunnen bijbrengen'.
Een tikkeltje masochistisch? Misschien niet. Joden die moslims leren lobbyen tegen het racisme van de autochtone Nederlanders - het is een originele nieuwe vorm van missie en zending.
Bron: CIDI 2005 |