23 Chesjwan 5785 | 24 november 2024
Artikelen
Jodendom in praktijk     Hasjkafa     Feest- en Gedenkdagen     Samenleving     Geschiedenis     Antisemitisme     IsraĆ«l     Media     Publicisten     
De dieren in de tijden van de Mosjiach
Publicatiedatum: zondag 07 september 2014 Auteur: Redactie | 5.935 keer gelezen
Redactie, Dieren en natuur, Einde der Tijden, Offers [karbonot] »

De toekomstige wereld
In de Kabbalistische geschriften vinden wij een opmerkelijke beschrijving van hoe het heelal in de toekomst uit zal zien. De wereld zal ten aan zien van de huidige realiteit enorm veranderen. Alle aspecten van het universum zullen verhoogd worden. Zelfs de dieren in de toekomstige tijdperk zullen anders zijn. Zij zullen volgens de heilige Ari Z”L – een van de grootste Kabbalist in de Joodse geschiedenis – naar een niveau stijgen van de huidige mensheid [Sha’ar Hamitzvot of the Ari Z”L]. Het is daarom heel duidelijk dat er geen offers worden aangeboden van zulke 'mensachtige' dieren. Op het moment zal er volgens de Ari Z”L geen strijd en conflicten zijn tussen de soorten. De mens zal het doden van dieren voor hun fysieke, morele en spirituele behoeften niet meer nodig hebben, want ook de mens stijgt naar een hoger niveau!

Over deze toekomst heeft de Midrasj een verrassende voorspelling gemaakt. "Alle offers zullen in de toekomst vernietigd worden" [Tanchoema Emor 19, Wajjiqra/Lev. Rabba 9:7]. Maleachi hanavi [de profeet Malechai] voorspelde ook over een verheven wereld waarin de Tempeldienst slechts zal bestaan uit graan offers in plaats van dierenoffers. Hij zegt: "Dan zal het graan-offer van Jehoeda en Jeroesjalajiem een lust voor G'ds zijn, zoals in de vroegere dagen, zoals in de oudheid" [Maleachi 3:4].

Ook al voelen we heden ten dagen we ons al ongemakkelijk bij het doden van dieren, dit betekent niet dat de tijd voor de volledige rechten van dieren nu al is aangebroken. Integendeel, deze gevoelens – het ongemakkelijk voelen van het doden van dieren voor ons voedsel en kleding en dergelijke – komen uit een verborgen verwachting van de toekomst die al in onze zielen is ingebakken - samen met vele andere spirituele aspiraties.

Verwijzingen van deze toekomstige veranderingen kunnen worden gevonden in de Tora. Zo zegt het dat het dier aan de noordelijke zijde van het altaar worden geslacht. Waarom het noorden? Het noorden vertegenwoordigt van oudsher alles wat onvolledig en gebrekkig is. Dit zoals er geschreven staat: "Uit het noorden, zal het kwaad doorbreken" [Jirmijahoe/Jer. 1:14]. Met andere woorden, de noodzaak van het slachten van dieren is slechts een tijdelijke concessie aan het leven in een onvolmaakte wereld.

Bovendien schrijft de Tora voor dat offers lirtzonchem – vrijwillig – geslacht moeten worden [Wajjiqra/Lev. 19: 5). Zoals de Talmoed in Erchin21a stelt, moet men in staat zijn om te verklaren: "Ik wil dit offer te brengen." Het slachten van dieren zal door de toekomstige goddelijke inspiratie waardoor we op een hoog geestelijk niveau zullen functioneren, niet langer algemeen aanvaardbaar voor de samenleving zijn. Gevolg is simpel. De voorwaarde dat het dierenoffer vrijwillig gebracht moet worden, kan niet voldaan worden. En nogmaals, het zal ook niet aanvaardbaar zijn, omdat de dieren zelf op ons huidige menselijk niveau zullen functioneren, waardoor zij 'menselijke' trekken krijgen, waardoor het eten van dieren op kannibalisme zou kunnen lijken.

Tot slot omschrijft de Tora de persoon die een dier offert als "adam" [Wajjiqra/Lev. 1:2] wordt omschreven. 'Adam' geeft onze huidige staat van moreel verval aan, als gevolg van de nog steeds niet opgeloste zonde van Adam. Een individu met een graanoffer, anderzijds, wordt "nefesj" – ziel – genoemd [Wajjiqra/Lev 2:1]. Het woord nefesj is een diepere, meer essentiële niveau van de mensheid, onafhankelijk van de eventuele tijdelijke tekortkomingen. Ook de dieren hebben een nefesj.

Wat zegt de RaMBaMover de toekomstige dierenoffers?
Er zijn twee vormen van Avodat Hasjem – het werken voor en het aanbidden van Hasjem. Dat is de offerdienst dat gebonden is aan de gevolmachtigde personen, plaats en tijd. De andere is tefillot, gebeden, dat door iedereen, overal en altijd gedaan kan worden.

De RaMBaM, een van de grootste autoriteiten op gebied van de Halacha, leert ons dat [dieren]offers voor Hasjem Zélf nooit heeft gehoeven. Tot de Uittocht uit Egypte was het ontbreken van de dierenoffers haast ondenkbaar. Afgoderij met dierenoffers was ook binnen Bnej Jisrael in al die honderden jaren in Egypte al lang geïntroduceerd. Nu moesten ze in 1 keer van polytheïsme naar monotheïsme stappen. Die stap was al groot. Het is daarom ook niet voor de mens gemakkelijk het tegenovergestelde te doen dan wat hij gewend is. Daarom accepteerde Hasjem ten tijde van de Tempelperiodes dierenoffers, want de stap om geen dierenoffers te geven, was voor Bnej Jisrael te groot.

De RaMBaM vergelijkt dit met Sjemot/Ex. 13:17 waarin wij kunnen lezen dat Hasjem het volk om lieten lopen om een oorlog met de Filistijnen te vermijden. Hasjem paste Zich aan de levenswijze van de Israëlieten aan zodat zij zich innerlijk en uiterlijk op Hem rustig konden gaan richten in plaats van oorlog voeren.

Zo is het ook met het laten van Zijn Wil en de daarop volgende straf. Hasjem past Zich aan mensen aan die gewend zijn straf te krijgen of voor de gevolgen op te draaien bij foute beslissingen. Hasjem bedoelt enkel en alleen dat wij gewoon volgens Zijn Tora moeten leven. Hasjem heeft er voor gekozen de mens niet van zijn gewoonte los te maken.

De RaMBaM ziet dit ook bevestigd in het feit dat Sjmoe’el hanavi [profeet Samuel] zich tegen de offerdienst ageerde: “Heeft G'd dan evenveel genoegen in offerdienst als in gehoorzaamheid?!” En Jermijahoe zei namens Hasjem: “Ik heb jullie voorvaderen toen Ik ze uit Egypte leidde niet opgedragen betreffende brandoffers of andere dierenoffers. Ik heb hen slechts geboden: ‘Luister naar Mijn Stem, dan zal Ik voor jullie tot G’d zijn en jullie door Mij als volk aanvaard worden” [7:22].

De RaMBaM heeft deze uitspraak aan menigeen voorgelegd en kwam uiteindelijk inderdaad tot de conclusie dat Hasjem dierenoffers heeft geduld, maar niet heeft verlangd [maar wel de graan-offers zoals we uit Maleachi hebben geciteerd]. In Tehilliem 50:7 e.v. lezen wij ook: “Mijn volk Israël, luister naar Mij. Want Ik wil spreken. Ik wil plechtig verklaren: Ik ben G’d. Jouw G’d. Ik wil niet met jou ruziën over jouw offers. Over de Mij voortdurend aangeboden brandoffers, [maar] geen stier zal Ik uit jouw huis aanvaarden. Geen bokken uit jouw hokken. Immers: elk dier van het woud is van Mij. Al het vee op de duizenden bergen.”

Deze voorspellingen over het stijgende niveau van de dieren tot op de huidige menselijke level in de toekomst, geeft ons wellicht inzicht waarom de dieren volgens Rabbi Akiva – die door iedere geleerde wordt erkend als de autoriteit binnen de Joodse geschiedenis van de Halacha ook zullen opstaan uit de doden tijdens de Opstanding der doden.

"Wanneer G'd Zijn wereld vernieuwd, Hijzelf neemt leiding over het werk van vernieuwing. Hij regelt alle voorschriften van de laatste, die van de toekomstige wereld ... de volgorde van elke generatie, van elk wezen, van elk dier, en van elke vogel ... Ik veroorzaakte dat alle menselijke wezens en creaturen in deze wereld stierven... en Ik zal hun geest en ziel herstellen en doen herleven in de Komende Wereld” [Osiyos d'Rabbi Akiva, os alef].

Bronnen:
Gold from the Land of Israel van Rabbi Chanan Morrison dat gebaseerd is op de Otzarot HaRe'iyah, vol. II, pp. 101-103; Olat Re'iyah vol. I, p. 292van Rav Kook [link]
Limud Yomi Kleinman Edities I

 

©Jodendom-online 2014

«      1   |   2   
Copyright © 2014 Jodendom Online
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.