Echter de geschiedenis van de Erev Rav gaat nog veel verder terug dan vanuit Mitsrajiem. De Gemara zegt in Eruvin 18b: “Rebi Yirmiyah, de zoon van Elazar, zei: ‘Alle jaren dat Adam in excommunicatie was, verwekte hij Ruchin, Shiddin en Lillin, zoals het zegt: 'Adam leefde 130 jaar en hij verwekte een zoon in zijn gelijkenis en zijn beeld. . . ' [Bereesjiet/Gen. 5:3], wat impliceert dat hij tot nu toe [kinderen] had verwekt die niet zoals zijn vorm waren’. Dit werd in twijfel getrokken, want Rebi Meir zei: ‘Adam Harisjon was buitengewoon vroom, want toen hij zag dat hij de straf van de dood [in de wereld] bracht, vastte hij 130 jaar en ook 130 jaar gescheiden van zijn vrouw [schijnbaar implicerend dat hij in die tijd niets kon verwekken]! Hij droeg een gordel van dadel takken over zijn huid voor 130 jaar die hem dwong om zaad uit te geven [en de hierboven genoemde zielen te produceren]”.
De Ari Z”L legt uit in Sha’ar HaKevanos 1b dat: “Alle Sjiddin en Roechin die gecreëerd werden gedurende de 130 jaar dat Adam zich afscheidde van Chava, zoals het wordt genoemd, waren alle verheven en heilige zielen van het niveau van Da'at [in de Sefiros; volgens de Arizal is erev rav gelijk in gematria voor het woord Da’at; [Aitz Chaim, Sha'ar 32, Perek 2]. Ze raakten echter vermengd met de Klipot [onzuivere spirituele krachten] en als gevolg daarvan hadden ze veel reïncarnaties nodig om zichzelf te verfijnen en te zuiveren. Hun tikkoen was niet voltooid tot Ja'aqov, de 'uitverkorene' van de voorvaderen die voor Adam Harisjon tikkoen deed. Dat was ook het moment waarop zijn zonen hun tikkoen begonnen. . . gedurende de Egyptische ballingschap. Dit is de onderliggende betekenis van het vers: ‘Zou een andere god kunnen komen en een natie uit een volk te kunnen wegnemen?’ [Dwariem/Deut. 4:34]. Chazal leren: ‘Er staat niet 'een volk in een natie', maar eerder 'een natie vanuit een natie', want dat is echt gebeurd sinds ze goed in het midden van de Klipot [in Mitsrajiem], en waren een natie zoals zij. . . . Ze werden vervolgens verfijnd, gezuiverd en letterlijk uit het midden van die natie gehaald.”
“Het begin van hun reïncarnaties was in de Dor Hamaboel [Generatie van de Zondvloed] . . Dit is de diepere betekenis van het vers: 'G’d had spijt het dat Hij DE MENS op het land maakte' [Bereesjiet 6:7], dit verwijst naar de Dor Hamaboel ... deze pasoek laat doorschemeren dat deze zielen op het niveau van Adam Harisjon zelf waren, afkomstig van hem gedurende die 130 jaar. . . Vervolgens reïncarneerden zij als de Dor Haflogah en waren net zo slecht zoals hun vaders. . . Dit staat er geschreven: 'G’d ging naar beneden om de stad en de toren te zien die de Zoon des Mensen bouwde' [Bereesjiet 11:5]. Zoals de Zohar toelicht [I:75a]: Letterlijk, zoon van de Mens, Adam Harisjon, om ons erop te wijzen op het feit dat zij letterlijk zijn zonen waren. . . De derde reïncarnatie was als het volk van S'dom, en daarom staat er: 'Het volk van S'dom was slecht en zondigde zeer tegen G’d' [Bereesjiet 13:13], om aan te duiden dat hun kwaad het resultaat was van het vernietigde zaad van Adam, dat [zijn zaad] 'kwaad' werd genoemd. . . Na deze drie reïncarnaties over drie generaties, keerden zij voor de vierde keer terug in Egypte, in B'nei Yisroel, geboren in de generatie van die ballingschap, toen de tikkoen eindelijk begon. . .””
Dat is kort gezegd de lange geschiedenis van de zielen die Adam Harisjon tijdens zijn 130 jaar van tesjoeva produceerde. Wat hun connectie met de Erev Rav betreft, legt de Ari Z”L uit: “Alle zielen die gerectificeerd werden, reïncarneerden volledig in de Kinderen van Israël en waren het geslacht dat naar Egypte ging. Er waren echter zielen die nog niet waren gerectificeerd en zij werden Egyptenaren. Joseef had hen besneden, zoals er staat: "Ga naar Joseef en doe wat hij je zegt te doen" [Beresjiet 41:55]. . . Ook maakte Ja’aqov, zijn vader, vele geriem in Egypte [Bereesjiet Rabbah 84:4]. Degenen die zich bekeerden en de Brit Milah uitvoerden, leefden apart van de rest van de Egyptische samenleving en vielen [dus ook] op tussen de rest van de Egyptenaren. Par’o merkte … de bekeerlingen ook op en zei hij: ‘Het volk, de kinderen van Israël zijn talrijker en groter dan wij’. ‘Zij’ waren de Erev Rav die met de kinderen van Israël vertrokken, en zij waren qua aantal meer dan het dubbele van de Joodse bevolking [Sha'arei HaPesukim, Shemos 1:8].
Dus, volgens de Ari Z”L, waren de Erev Rav bij wijze van spreken ‘onafgemaakte Joden’ die nog op zijn minst één reïncarnatie nodig hadden om hun reis naar het Joodse volk te voltooien. Maar dat - zei Mosje Rabbeinoe tegen Hasjem - vond hij veel te lang duren wanneer hun toetreding tot de Joodse natie noodzakelijk was om de Uiteindelijke Verlossing te brengen. Dat was de reden waarom hij Hasjem niet om advies vroeg en hen toeliet tot het Joodse volk, immers Matan Torah moest uiteindelijk de voltooiing van de Verlossing zijn.
De Ari Z”L leert tot slot dat in het Einde der Tijden de Erev Rav weer zullen terugkeren om de Uiteindelijke Verlossing te vertragen. De klippah van de Erev Rav werkt alleen middels omwegen en bedrog en daarom zijn zij onze grootste vijand [Kol Hator 2:2:2]. Zij zijn degene die de twee Mosjichiem scheiden. En wie zijn zij in deze moderne tijd?
"Adam Harisjon, Adam, zondigde, omdat hij de zielen van de Erev Rav in zich had. Zij lieten hem zondigen..." - Yahel Ohr, commentaar op de Zohar 1:28: beginnend met Oemosje b'gniheihoe.