Bij het woord antisemitisme denken velen dat dit voornamelijk een probleem is van de tweede wereldoorlog waarin meer dan 6 miljoen Joden zijn vermoord. In tegendeel is dit al eeuwen een probleem. Ook vandaag zijn Israël en de Midden Oosten niet weg te denken uit het nieuws. Amerika, Israël, Europa, de Nato, het midden Oosten van Egypte tot Jordanie, Palestijnen blijven zwaar oneens in dit politiek conflict en is het heel moeilijk om in deze delicate situatie tot juiste oplossingen te komen. Ik heb een vermoeden dat 11 september daar ook voor een stuk mee te maken heeft. Dit thema heeft me wel altijd bezig gehouden. Ik ben de eerste jaren van mijn leven opgegroeid in de Lamoniërestraat die midden in de Antwerpse Jodenwijk ligt. Een bomonploffing in onze straat op een Joodse school destijds is me altijd bijgebleven. Het valt mij op dat mensen zeer snel conclusies over die trekken zonder de echte voorgeschiedenis te kennen. Daarom wil ik dit via deze paper zelf nagaan.
Bestaat er een standaarddefinitie van antisemitisme? In het dagelijks spraakgebruik is antisemitisme in de eerste plaats een synoniem voor haat tegen joden. Vaak wordt dan ook het bijvoeglijk naamwoord 'antisemitisch' gebruikt in de betekenis van 'anti-joods'. Maar een standaarddefinitie van het begrip - wat valt er wel onder en wat niet? - is er niet. In tal van boeken wordt het begrip 'antisemitisme' gehanteerd voor een heel scala van negatieve houdingen ten aanzien van joden door de eeuwen heen - van etnische tegenstellingen in de Oudheid, via religieuze rivaliteit en economische uitsluiting in de Middeleeuwen, tot pogroms in de negentiende eeuw en de grote massamoord in de twintigste eeuw.
Driedeling Over de vraag of al deze fenomenen te vangen zijn onder één noemer - antisemitisme - bestaat onder wetenschappers veel verschil van mening. Antisemitisme, zo betogen velen, is te veel een paraplubegrip, een begrip dat uiteenlopende vormen van jodenhaat in tijd en plaats op één hoop gooit. Terwijl het voor een goed historisch besef juist belangrijk is om de verschillen wel te laten zien. Een veelgebruikte driedeling is het onderscheid tussen religieus antisemitisme (ook wel anti-judaïsme genoemd), sociaal-economisch antisemitisme (uitsluiting van joden uit beroepsgroepen, met name in de Middeleeuwen) en politiek antisemitisme, dat in de negentiende eeuw opkwam en vooral gebaseerd was op de rassenleer.
Rassenleer Het probleem is ontstaan bij de introductie van het begrip. Het woord 'antisemitisme' is uitgevonden als tegenhanger van het begrip 'anti-judaïsme', oftewel de afkeer van het jodendom als religie. Dit anti-judaïsme had vanaf de Oudheid en met name de Middeleeuwen binnen de christelijke kerken een stevige traditie. Eind negentiende eeuw werden antisemitische ideeën door velen gezien als modern. Ze waren immers niet gebaseerd op de bekende, 'ouderwetse' religieuze vooroordelen, maar op de nieuwe wetenschappelijk ogende rassenleer. Zowel religieuze als racistische antisemitische ideeën komen nu nog steeds voor.
Vooroordelen Antisemitisme is vaak gebaseerd op angst, voortvloeiend uit vooroordelen. De vooroordelen zijn economisch, religieus, politiek of (biologisch-)racistisch ingekleurd.
Economische vooroordelen zijn vaak gebaseerd op het argument dat Joden financiële macht zouden bezitten. Zij zouden alle banken bezitten en hun neus ophalen voor handenarbeid. De oorzaak van deze situatie is echter dat de Joden vaak ook geen middenstandsberoepen mochten uitoefenen. Tegenover een paar geluksvogels stonden duizenden Joden die generatie op generatie in bittere armoede leefden. Dergelijke vooroordelen worden overigens ook vaak gebruikt tegen Chinezen (de 'joden' van Zuidoost-Azië) door Indonesiërs, Vietnamezen en Thais.
Religieuze vooroordelen zijn gebaseerd op de vijandige houding van Joden tegenover Jezus Christus en de eerste christenen. Dit speelde in de Middeleeuwen sterk, maar komt nu weinig meer voor.
Politieke vooroordelen zijn gebaseerd op de stelling dat Joden de politiek en dus vanuit de schaduwen de hele wereld zouden beheersen. De Protocollen van de Ouderen van Zion versterkten dit, ook al is het uiteindelijk een vervalsing gebleken. Actuelere politieke vooroordelen komen uit het Palestijnse vraagstuk, waarbij de Joden wordt verweten dat ze met Amerikaanse steun de Palestijnen van hun land jagen.
Biologisch-racistisch vooroordelen komen voort uit het denkbeeld dat de Joden minderwaardige mensen zouden zijn, en zijn gebaseerd op foutieve interpretaties van de genetica (Mendel), en pseudo-wetenschap. Dit kwam met name in Duitsland en Oostenrijk in de 19e en begin 20e eeuw voor. Men betoogde dat men Joden moest beletten zich voort te planten omdat ze het ras zouden 'degenereren'. Dit soort theorieën leidden uiteindelijk tot de excessen van het Derde Rijk.
Ook allerlei andere vooroordelen werden of worden Joden voor de voeten geworpen. In de Middeleeuwen beweerde men bijvoorbeeld dat Joden de pest veroorzaakten. Dit zou af te leiden zijn uit het feit dat zij niet besmet raakten. De werkelijke reden bleek echter hun grotere mate van hygiëne, waardoor ze minder in contact kwamen met besmette vlooien en zich vaker ontsmetten. |