De Kracht van de Verbeelding |
Publicatiedatum: donderdag 31 oktober 2019 |
Auteur: opperrabbijn R. Evers | 1.499 keer gelezen |
|
|
Opperrabbijn R. Evers, Gezondheid, psychologie en sport, Ziel, gilgoel [reïncarnatie] en geweten » |
|
Eén van de belangrijkste Joodse filosofen, Rambam (Moshe Ben Maimon, 1135-1204), beschrijft in zijn inleiding tot Pirke Avot dat het lichaam van de mens het huis van de ziel is, die het lichaam aanstuurt. Dit betekent dat lichaam en ziel een eenheid vormen. Vijf virtuele onderdelen De ziel bestaat uit vijf virtuele delen. Elk van deze delen is verantwoordelijk voor een andere activiteit in de mens:
- Het eerste deel is Ha-Zan. De Zan is het deel dat verantwoordelijk is voor het autonoom functioneren van de organen, d.w.z. ons autonoom brein, ons autonoom zenuwstelsel (sympathisch en parasympathisch systeem) en onze organen.
- Het tweede deel is Ha-Margish, het deel van onze vijf zintuigen waarmee we onze realiteit waarnemen.
- Het derde deel is Ha-Mitorer, het deel van onze verlangens en emoties.
- Het vierde deel is de Ha-Medammeh, onze verbeelding.
- Het vijfde en laatste deel is Ha-Sechel, ons intellect, onze rationaliteit.
Twee functioneren volledig automatisch Van de vijf delen zijn er twee delen die volledig automatisch functioneren:
- Eén daarvan is Ha-Zan, het deel dat verantwoordelijk is voor het automatisch functioneren van de organen.
- Het andere automatisch functionerende onderdeel van de ziel is de verbeelding (Ha-Medammeh).
De huidige hersenneurologie heeft met mri-scans aangetoond dat de delen van onze hersenen die verantwoordelijk zijn voor de verbeelding de achterhoofds- en pariëtale lobben zijn.
We hebben de mogelijkheid om ons dingen voor te stellen die niet per sé 100 procent echt zijn, maar ze zijn, zoals Rambam heeft uitgelegd, samengesteld uit dingen die al wél bestaan.
Men kan in de verbeelding iets nieuws creëren door dingen die al bestaan, samen te voegen. Je kunt je niet zomaar iets voorstellen. Rambam geeft het voorbeeld van de verbeelding van een schip dat door de lucht vliegt. In zijn tijd was dit nog geen realiteit. Vandaag hebben we vliegtuigen, maar geen schepen die door de lucht vliegen. Er zijn schepen én er zijn dingen die vliegen. Als ik de voorstelling van die twee dingen samenvoeg, dan kan ik me een schip voorstellen dat vliegt.
Zowel over het autonome systeem (ha-Zan), als over de verbeelding (ha-Medammeh) hebben we geen enkele controle. Deze onderdelen van de ziel werken automatisch. Zelfs als we slapen en niet bewust zijn, functioneren ze zonder ons toedoen. De Tora geeft ons geen mitzwot (geboden) die betrekking hebben op deze twee delen van de ziel, omdat ze absoluut automatisch functioneren.
De mitzwot die de Tora ons oplegt hebben te maken met het verstand (Ha-Sechel), met de zintuigen (Ha-Margisch) en met de verlangens en emoties (Ha-Mitorer).
Dat zijn de zielsdelen waarover onze ethische - en Tora-verplichtingen gaan, omdat zij de delen zijn waar onze verlangens worden gewekt. Precies hier kunnen we invloed uitoefenen op onze opkomende gedachten, gevoelens en verlangens, ze veranderen of onderdrukken.
We kunnen niet toelaten dat ons verstand alle gedachten die opkomen verder doordenkt en ons verleiden. Evenmin kunnen we onze vijf zintuigen ongecontroleerd alles laten ervaren wat uit de omgeving naar binnen wil dringen. En als we onze emoties en verlangens de vrije loop laten, veranderen we van een mens in een dier.
We moeten leren inzien dat er voor ons mensen goede dingen en slechte dingen bestaan, goede die ons leven positief en slechte die ons leven negatief beïnvloeden. Daarom is het uitermate belangrijk dat als we moeten beslissen wat goed en slecht voor ons is, we over een goede levensfilosofie en een juiste rangorde van waarden beschikken.
Conflict tussen verstand en gevoel Houden we ons nu nader bezig met de twee belangrijke zielsmanifestaties, die interne conflicten veroorzaken en waarmee we een leven lang te kampen hebben, namelijk de conflicten tussen ‚ha-Sechel‘, het intellectuele, rationele deel van de ziel en ‚ha-Margisch‘, verantwoordelijk voor de vijf zintuigen.
Vaak nemen onze zintuigen iets positief waar en er wordt een verlangen gewekt, maar onze ratio weet dat het iets negatiefs voor ons is. Dit conflict beschrijft het concept van de‚ slechte neiging‘, van de jetzer ha-ra‘. De jetzer ha-ra‘ manifesteert zich in onze gevoelens, terwijl we met ha-sechel de mogelijke toekomstige konsequenties van onze handelingen kunnen overzien. We kunnen inschatten of iets goed of slecht voor ons is. Op basis van deze inschatting oriënteren wij ons in het leven. Maar het komt aan de andere kant ook voor, dat we door onze gevoelens worden misleid. We worden door iets of iemand aangetrokken en vertrouwen op dit gevoel, maar we merken niet dat we op iets negatiefs inzetten.
Zelfdestructief Dit is de tweestrijd tussen ‘ha-sechel‘ en ’ha-margisch‘, die we voortdurend uitvechten. Al sinds de verleiding van Adam en Chawa in het paradijs voelt de mens zich aangetrokken door dingen waarvan hij weet dat ze niet noodzakelijkerwijze goed voor hem zijn. Als we het wel beschouwen is het eigenlijk tamelijk onlogisch, dat we verlangens koesteren voor iets wat ons schaadt. Waarom werken we onszelf zo tegen? Het gaat er toch om een steeds beter mens te worden?
Dit conflict ontstaat, omdat onze zintuigen zelfstandig, los van onze ratio, opereren en verlangens genereren, die niet altijd overeenstemmen met dat wat de ratio goed voor ons acht. De ratio, ha-sechel, zou op zich snel de overhand kunnen hebben, en de juiste beslissingen voor ons nemen, zou daar niet de macht van het autodestructieve instinkt, van de jetzer ha-ra zijn dat ons voor het struikelblok zet.
De virtuele verbeelding Hoe kan het gebeuren dat onze ratio geen totale controle over onze zintuigen kan uitoefenen? Waar is de zelfbeheersing gebleven? Op zichzelf bezitten de zintuigen niet zo veel overtuigingskracht. Ik zie bijv. een appel en wil die eten, zoals de Tora over de verboden vrucht schrijft. Het verlangen naar die appel dat door onze zintuigen (in dit geval de ogen) wordt gewekt is niet zo overmatig groot dat onze ratio (sechel) niet in staat zou zijn om dit verlangen te onderdrukken. Wat is er dan nog nodig om het ‘sechel’ uit te schakelen? Hier komt het virtuele deel van de ziel naar voren, namelijk de verbeelding (ha-Medammeh). Versterker van de zintuigen De verbeelding is dat deel van de ziel dat de zintuigen voldoende kracht geeft om het tegen de ratio op te nemen. De commentatoren van de Tora maken dit duidelijk aan de hand van het verhaal over de zonde van Adam en Chawa. Verbeelding is het middel dat de slang gebruikt om Chawa ervan te overtuigen om toch van de boom te eten. Voor Chawa is het een vaststaand feit dat het verboden is om van de boom te eten. Zo had ze het immers van G”d gehoord met wie ze kon praten. Zij twijfelde geen seconde aan Zijn bestaan, het verbod stond buiten kijf. Het argument dat de slang gebruikte om Chawa te overtuigen sprak tot haar verbeelding.
De slang vertelde dat G”d verboden had van de boom te eten, want als ze er van at dan zou ze tussen goed en kwaad kunnen onderscheiden en zoals G”d zijn. Dit was puur verbeelding, een illusie, een fantasie, maar bracht Chawa zover dat ze zich over het verbod heenzette en toch at. Wat de verlokking zelf niet kan bereiken - namelijk de ratio in de war te brengen - is wel mogelijk als de verbeelding wordt ingeschakeld.
Brug tussen intellect en zintuigelijke waarneming Verbeelding is enerzijds verbonden met het intellect, maar is tegelijkertijd ook verbonden met de zintuigen. De verbeelding roept de voorstellingen van dingen op uit de ‚mind‘ die al wel bestaan maar combineert ze op andere wijze. De mind is het geheel van cognitieve vermogens zoals bewustzijn, verbeelding, waarneming, denken, oordelen, taal en geheugen, dat zich in de hersenen (soms met inbegrip van het centrale zenuwstelsel) bevindt.
De verbeelding kan dingen samenvoegen die in werkelijkheid niet samengaan, maar die op het eind wel een zintuigelijke waarneming bij ons oproepen. De verbeelding baseert op datgene wat wij zien, wat wij met onze ogen kunnen waarnemen, maar maakt eveneens gebruik van onze `mind‘. De mind is de brug, de verbinding tussen het verstand en de zintuigen. Het verstand is veel abstracter dan de 'mind‘, omdat het gebaseerd is op werkelijk bestaande dingen die kunnen worden waargenomen. De ‚mind‘ bouwt op basis van de waarneming iets denkbeeldigs op. De zintuigen wederom zijn op zich zelf te lichamelijk om de ‚mind‘ in verwarring te brengen. We kunnen alleen waarnemen of aanraken wat er nu aanwezig is. We kunnen de toekomst niet aanraken, niet lichamelijk voelen. De toekomst ligt buiten het bereik van onze vijf zintuigen.
Verbeelding schetst een toekomst Maar met verbeelding kunnen wij ons de toekomst voorstellen. Met verbeelding kunnen wij ons iets abstracts voorstellen. De verbeelding is veel sterker dan het verstand, omdat de verbeelding is gebaseerd op dingen die de zintuigen kunnen waarnemen. De verbeelding weet een brug te slaan tussen de zintuigen en het verstand. Door deze brug verliest het verstand de strijd. Het verstand verliest zijn oordeelsvermogen, omdat het de dingen veel reëler gaat zien door de verbeeldingskracht. De objectiviteit van het verstand wordt uitgeschakeld. Zouden we alleen met onze zintuigen waarnemen, dan zouden wij ons evenmin in ons oordeel vergissen. Maar als we voelen dat we niet meer helder kunnen denken, dan heeft onze verbeeldingskracht het stuur overgenomen.
Van dit mechanisme maakt de reklame gebruik, bijv. als producenten ons een product willen verkopen. Door reklame slaat de verbeelding op hol. Een product wordt zo gepresenteerd, dat we de indruk krijgen dat wij bij aankoop ervan naast het product ook meteen een positieve extra-waarde, bijv geluk of een bepaalde sociale status inkopen. Dat kan zo ver gaan dat we een product alleen kopen vanwege de illusie en niet, omdat we het product nodig hebben. Door de reklame verliezen we de broodnodige objectiviteit, omdat we onze ‚mind‘ gebruiken. De reklame laat onze verbeelding voor zijn eigen doeleinden werken. Wij stellen ons levendig voor wat het product voor ons kan betekenen en de voorstelling wordt tegelijkertijd door de zintuigelijke waarnemingen versterkt.
Overmatige angst Een ander voorbeeld waar de verbeelding de brug slaat tussen het verstand en de zintuigen is bij overmatige angst. Het is voldoende dat die persoon bijv. een geluid hoort of een bepaalde situatie waarneemt en deze koppelt aan eerder beleefde situaties die toen als angstaanjagend werden ervaren. Er ontstaat een horror scenario in de verbeelding. De angst wordt gewekt, ook als er eigenlijk geen reden voor bestaat. De verbeelding beïnvloedt de zintuigen en duwt de ratio op de achtergrond. De verbeelding grijpt de dingen niet uit de lucht. De verbeelding voegt waarnemingen van al bestaande dingen op nieuwe wijze samen om zo de zintuigelijke waarneming te versterken. De aantrekkingskracht die de waarneming uitoefent, is nu vele keren sterker en met het verstand nog maar moeilijk te weerstaan. Dit is tevens de negatieve kant van de verbeelding.
Concentreren op de feiten Zouden we in staat zijn om ons alleen op dat te concentreren wat we daadwerkelijk zien, dus op de feiten, en alle toegevoegde interpretaties weglaten, dan zou ons verstand niet worden verleid. Maar dit is onmogelijk, want zoals we al zeiden, maakt ha-Medammeh, de verbeelding, deel uit van onze ziel.
Het is onmogelijk zich niets voor te stellen. Dus de vraag is, wat kunnen we doen?
Te veel fantasie Het probleem met mensen is dat ze veel fantasie hebben. Zelfs veel meer dan dieren. De mens is veel meer geneigd tot zelfvernietiging dan een dier. Een dier heeft niet de neiging zichzelf opzettelijk te vernietigen, hoewel het ook een dierlijk instinkt bezit. Blijkbaar heeft het zelfs een ‚jetzer ha-ra‘, gaat echter nooit zover dat het voor hem levensgevaarlijk zou worden. Een dier heeft geen verbeelding en wordt beschermd door een objectief instinkt dat hem in staat stelt om op zichzelf te letten en te voorkomen dat hij dingen doet die hem kwaad kunnen.
Onjuiste voorstellingen En de mens? De mens verbeeldt zich ook dingen die niet bestaan. Hij stelt zich argumenten voor die onwerkelijk zijn, zoals bij de slang die met Chawa begon te spreken over onzinnige dingen. En zo overkomt het ons telkens weer dat we onszelf van dingen overtuigen, ons laten verleiden en ons dingen voorstellen, die slechte gevoelens in ons wekken, ook als onze voorstellingen niet op waarheid berusten. Onze verbeelding kan ons uiteindelijk het leven onmogelijk maken.
Tegenovergestelde verbeelding Wat kan de oplossing voor dit dilemma kunnen zijn? Hoe kunnen we de verbeelding de baas worden, nu we weten welke macht hij over ons heeft?
De verbeelding is als de krachtige stroming van een rivier, die ons verstand met zich meesleurt. We hebben een reddingsboot nodig voor ons verstand.
Waar kunnen we deze boot bouwen, die er voor zorgt dat we onze objectiviteit niet verliezen en die ons in staat stelt ons leven te controleren en beslissingen te nemen die ons goed doen? Het antwoord luidt: in onszelf, in de vorm van een positieve emotie. Met andere woorden, wat we moeten doen is dezelfde methode gebruiken als waar de ‚jetzer ha-ra‘ (de slechte neiging) gebruik van maakt, maar dan in de tegenovergestelde richting. We moeten onze verbeelding inzetten om een positieve verbinding te creëren tussen de zintuigen en het verstand.
Het tegengestelde gevoel genereren Hoe gaat dat in zijn werk? We moeten bewust beslissen wat we willen voelen. We moeten beslissen wát we met onze zintuigen waar willen nemen dat een goed, positief gevoel in ons wekt. Dat komt er op neer, dat we moeten leren om in onszelf precies het tegengestelde gevoel te genereren, een tegengestelde verbeelding die in tegenspraak is met wat de verleiding in onze vijf zintuigen wil genereren.
Film We hebben de mogelijkheid om zelf te kiezen wat we ons voor willen stellen, onze verbeeldingskracht is groot genoeg. We kunnen zelfs met onze verbeelding reacties in het lichaam opwekken alsof we ze daadwerkelijk beleven.
Een goed voorbeeld om dit te verduidelijken is iemand die een film kijkt. Diegene weet dat hij naar een gecreërde scène kijkt die niet werkelijk is en toch voelt hij de bijbehorende emoties in zijn lichaam alsof hij de scène echt beleeft, of het nu angst, blijdschap of een lachaanval is. De toeschouwer voelt deze emoties, omdat de regisseur dat bij de filmproductie zo had besloten.
Beheers je verbeelding Iedereen kan dus beslissen wat hij zich wil voorstellen en welk gevoel hij daarbij wil ondervinden. Dit is alles mogelijk door onze verbeelding, die het abstracte met de zintuigen kan verbinden. Een ander goed voorbeeld is de voorstelling bij een gebed. Iedereen wil terwijl hij bidt iets positiefs bewegen. Het gaat er niet om een abstract gebed op te zeggen dat niks en niemand bereikt. We willen door het gebed een gevoel, een emotie in onszelf creëren. Dat gaat lukken als we in onze verbeelding de voorstelling hebben dat we dit gevoel in onze handen houden en zelfs kunnen zien. De verbeelding roept precies het juiste beeld op uit onze geest, dat het passende gevoel overbrengt. Als ik bijv. tijdens het gebed een gevoel van uitstralende warmte wil hebben, dan stel ik me een grote lichtgevende bol (zoals de zon) in mijn handen voor en ik kan de warmte nu in mijn lichaam voelen.
Positieve gevoelens genereren Als we een geluid horen en daarbij aan een inbreker denken, dan kunnen we overvallen worden door een gevoel van angst. Dit gevoel wordt gewekt, omdat de verbeelding ideeën die we reeds kennen of waar we al eerder van gehoord hebben met elkaar verbindt. De verbeelding combineert dus ideeën om een gevoel te creëren. Om positieve gevoelens te genereren en op concrete waarnemingen over te dragen, kunnen we dus eveneens een idee uit onze ervaringsschat opnieuw beleven dat met dit bepaalde positieve gevoel verbonden is en het koppelen aan de nieuwe waarneming. Het abstracte idee dat in onze gedachten ontstond, wordt nu teruggebracht tot op de hoogte van onze gevoelens. We stellen het ons zo levendig voor, dat we het bijna met onze vijf zintuigen kunnen waarnemen.
Dat is de werking die van de verbeelding uitgaat: onze gedachten, onze ideeën, onze kennis en onze overtuigingen worden naar beneden, tot op het emotionele vlak teruggebracht en worden met gevoelens gevuld, die we lichamelijk waar kunnen nemen. Zó verleidt de ‚jetzer ha-ra‘ ons tot negatieve acties en zó kunnen we de verbeelding ook voor positieve (gevoels-)belevenissen inzetten. Het verschil tussen beiden is dat we ons bij de ‚jetzer ha-ra‘ door onze natuurlijke verbeelding mee laten slepen, terwijl we voor positieve ervaringen onze verbeelding heel bewust aansturen om een positief beeld te genereren.
Ogen hebben de sterkste overtuigingskracht De vijf zintuigen zijn niet allemaal even sterke overdragers van gevoelens. Het zintuig met de grootste overtuigingskracht zijn de ogen. De jetzer ha-ra steunt vooral op de verlokking die via de ogen bij ons binnendringt. We kunnen in één oogopslag een hele situatie overzien of tenminste denken wij dat te kunnen.
Met de tastzin en met het gehoor hebben we duidelijk meer tijd nodig om de informatie op te nemen. Eerst horen we het eerste woord van een zin, dan de hele zin en stuk bij stuk vangen we de informatie op. We zijn er ons bewust van dat we tot net voor het eind van de mededeling maar over de gedeeltelijke informatie beschikken. In tegenstelling tot het zicht dat onmiddelijk alles weergeeft. Of althans denken wij dat het de hele informatie is, wat niet zo is.
Wishful thinking Veel zien we over het hoofd, wat ons verwart en daar ziet de verbeelding de kans om de dingen naar wens te vormen of zelfs beelden te zien die er niet zijn. Daarom moeten we de invloed die de visie op ons heeft niet onderschatten. Aan de ene kant is het onze zwakste plek, die ons negatief verleidt, maar op dezelfde manier kunnen we een beeld voor ogen halen dat een positief gevoel naar ons hart overbrengt. En hoe duidelijker we dit beeld zien, hoe intensiever zijn de gevoelens die ermee gepaard gaan. Een beeld zegt meer dan duizend woorden! Fotos of films beïnvloeden meer dan een boek.
Zien wat we weten Waarom is dat? Omdat de ‚mind’ ons daar een handje bij helpt. Er bestaat een directe verbinding tussen de ogen en het hart. Wat we zien, verinnerlijken we onmiddelijk in ons hart. Als dit zo is, wil dit zeggen, dat we ervoor moeten zorgen dat we het abstracte idee dat we positief willen beïnvloeden zo helder voor ogen hebben staan, alsof we het ‚echt‘ hebben gezien. Dit is het hoogste niveau dat een mens kan bereiken, namelijk dat hij kan ‚zien‘ wat hij ‚weet‘.
De wijze is degene die de toekomst ziet. Wat betekent het om de toekomst te zien (re’eh)? De toekomst kan niet worden gezien, of toch? Wanneer we zeggen dat een persoon wijs is, bedoelen we dat hij de toekomstige gevolgen van zijn handelingen zo scherp voor de geest kan halen, dat het is alsof hij ze ziet. Er bestaat geen enkele verleiding om anders te handelen. Niemand zou bijv. iets eten als hij al voor zich ziet, dat hij er ziek van wordt. Daar ligt juist het probleem. Meestal kunnen we het niet zien en de gevolgen moeten we dan pijnlijk aanvaarden.
Maar als we het wél in onze verbeelding kunnen zien, dan zouden we niet meer in de verleiding komen om iets negatiefs en destructiefs te doen. Eén van de doelen in onze emotionale ontwikkeling is om onze verbeelding te gebruiken als een brug waardoor we in staat zullen zijn om onze inzichten naar ons hart over te brengen en te proberen ze te transformeren in iets wat we kunnen zien.
|
|
|