De zegeningen van een heidense profeet |
Publicatiedatum: maandag 06 juli 2020 |
Auteur: opperrabbijn Evers | 1.600 keer gelezen |
|
|
Opperrabbijn R. Evers, Lasjon Hara [kwaadsprekerij], Ziel, gilgoel [reïncarnatie] en geweten » |
|
Bile'am's ezel was een belangrijk onderdeel in zijn kisjoef - tovernarij - praktijken [Zohar Parasja Balak]
De heidense profeet Bile’am wordt door koning Balak van Moav ingehuurd om de Bnee Jisraeel, het joodse volk in de woestijn, te vloeken. Deze hele episode – die uitmondde in een groot debakel (een orgie van afgoderij en ontucht waarbij minimaal 24.000 joodse mannen stierven) wordt beschreven in het vierde boek Mozes Numeri, hoofdstuk 22 tot en met 24. In de Hebreeuwse Bijbel wordt deze episode genoemd naar Balak. Het is de enige episode in de Bijbel die naar een heidense koning genoemd is, hetgeen uitzonderlijk genoemd mag worden. Nog uitzonderlijker is de Talmoedische traditie dat onze Wijzen dit hele verhaal van de vloeken, die veranderden in zegeningen, wilden opnemen bij de recitatie van het Sjema – de dagelijkse verklaring van G’ds Eenheid. Uiteindelijk hebben onze Wijzen dit niet gedaan omdat zoveel tekst een te grote belasting voor de gemeente zou betekenen. Niettemin duidt deze traditie op het grote belang van deze episode omdat dit vaak in onze geschiedenis gebeurt, dat we fout bedoelde zegeningen toegevoegd krijgen of met hypocriete wensen belaagd worden.
Het jodendom gaat er van uit dat verbale uitingen heel belangrijk zijn. In Nederland zeggen we nogal eens dat ‘schelden geen pijn doet’ maar niets is minder waar. Kwetsen met woorden kan veel erger zijn dan een fysieke aanval. In het geval van de vloeken van Bile’am was er zelfs een speciale G’ddelijke interventie nodig om deze vloeken in zegeningen te veranderen. G’d had medelijden met het prille joodse volk en wilde ze niet laten vervloeken. G’d luisterde niet naar de foute intenties van deze heidense profeet en "veranderde de vloek in een zegen voor u" (Deut. 23:6).
Maar wat zijn deze ‘gecorrigeerde vloeken’ waard? Er bestaat zelfs een Talmoedische traditie die stelt, dat na de verwoesting van de Tempel alle vloeken van Bile’am weer van kracht werden en dat er geen dag is zonder vloek en vervelende dingen.
Gebed en Torastudie De enige zegen die ons altijd heeft begeleid is de zegen ‘Hoe schoon zijn uw tenten, o Ja’akov, uw woningen, o Israel’ (Numeri 24:5). Met onze tenten worden onze synagogen bedoeld, hetgeen de kracht van onze gebeden symboliseert en met onze woningen worden onze leerhuizen bedoeld, hetgeen de kracht van ons ‘Toralernen’ benadrukt. Alleen deze twee activiteiten – het gebed en de Torastudie - zijn bronnen van zegen en inspiratie gebleven, die altijd in staat zijn geweest alle slechte invloeden om te ‘turnen’ in goede ‘vipes’.
Bile’am was niet de eerste man in de geschiedenis die ons versluierde en versluierende vloeken gaf. Bile’am was een ‘gilgoel’, een reincarnatie van Laban, de kwaadwillende broer van onze tweede Aartsmoeder Rivka (Rebekka). Toen Rivka op het punt stond te vertrekken naar Kena’an om te trouwen met onze tweede Aartsvader Jitschak (Izaak) zegende haar broer Laban haar met de woorden ‘Jij bent onze zuster, jij moge worden tot duizenden van tienduizend’ (Gen. 24:60). Het vreemde is dat wij tot op de dag van vandaag deze zegen uitspreken tegenover de bruid die onder de choepa, de huwelijksbaldakijn staat.
Laban wordt door onze Wijzen gezien als een doortrapte witteboord crimineel, die eigenlijk nog veel slechter was dan Farao. Farao wilde ons ‘slechts’ fysiek vernietigen maar Laban wilde ons ook nog eens moreel en religieus verderven. Met zijn zogenaamde zegen bedoelde hij te zeggen dat hij hoopte dat de miljoenen afstammelingen van Rivka precies zoals hij (Laban) zouden worden. Het is alsof hij zei: ‘mogen al jouw afstammelingen net zo doortrapt worden als ik’. Dit wens je zelfs je ergste vijand niet toe! Dit is geen zegen maar een vloek! Hoe kunnen we de woorden van deze ‘spirituele boef’ bij ieder huwelijk als summum van heiligheid en wenselijkheid vermelden?
Jitschak huwde Rivka toen hij veertig was maar ze kregen pas kinderen toen Jitschak zestig was. De Tora vermeldt alleen maar dat Jitschak tegenover zijn vrouw tot G’d bad gedurende deze twintig jaar (Gen. 25:21). De Tora gebruikt bij dit langdurige gebed van Jitschak een heel speciale uitdrukking die er op duidt dat er heel veel veranderd moest worden voordat de zegen van G’d aan Avraham dat hij alleen door Jitschak kinderen zou krijgen, op aarde realiteit zou worden. G’d had Avraham allang met kleinkinderen door Jitschak gezegend. Waarom moest Jitschak dan zo intens en lang voor hem en zijn vrouw Rivka bidden dat ze kinderen zouden krijgen?
Jitschak moest zo lang tot G’d smeken om de slechte ‘vipe’ van Laban af te schudden. Daar onze Aartsvaders en –moeders perfectionisten waren, duurde dit lang en moesten de gebeden intens zijn om voor alle komende generaties te verzekeren dat het kwade, dat zich aan deze zegen gehecht had, ongedaan gemaakt zou worden.
Als G’d uiteindelijk een vloek in een zegen verandert, heeft dit het bijkomende voordeel dat dit nu G’ds zegen geworden is waarop alle mogelijke kwade invloeden en bijbedoelingen geen enkele invloed meer hebben. Daarom zijn de zegeningen uit de Balak periode tegenwoordig een integraal onderdeel geworden van onze gebeden en beginnen onze gebeden zelfs met deze fraaie zin ‘Hoe schoon zijn uw tenten, o Ja’akov, uw woningen, o Israel’ (Numeri 24:5).
Wat doen wij dus met valse zegeningen en foute maar sympathiek geformuleerde wensen? Wij transformeren deze door intens gebed en diepgaande Torastudie. Hierdoor worden zelfs de meest verderfelijke invloeden in goede vipes omgezet. Een menselijke vloek wordt een G’ddelijke zegen. Ameen!
|
|
|