Vóór Mij is geen god gemaakt [notzer], noch één ná Mij...” Jesjajahoe 43:10.
De enige realiteit en bestaan is Hasjem. Dat staat duidelijk geschreven in Dwariem/Deut. 4:35:“Ejn 'od milvado... er bestaat geen ander náást Hem...”. Hoe moeten we dit zien? Je hebt vast wel eens een levensechte droom meegemaakt. De conversatie met meneer x kwam ook levensecht over. Was meneer x echt? Nee. Maar beleefde je het realistisch? Ja. Zo is het ook met de realiteit die wij beleven en de realiteit van Hasjem. Wij bestaan als het ware in Zijn gedachten. Of je kunt zo zien dat Hij een [zeep]bel heeft geschapen waarin de hele schepping bestaat. Jij bestaat wel in relatie met deze beria, maar in relatie met Hasjem, besta jij niet. Zoals de personen in jouw droom onderling bestaan, maar ten opzichte van jou bestaan zij niet. Ejn od milvaldo is de verklaring dat Hasjem realiteit is. Dit maakt Hem absoluut. Wij als Zijn schepsels hebben bestaan [door de schepping] gekregen, waardoor ons bestaan ten opzichte van Hem Die het bestaan is dus relatief maakt. Ons lichaam als eenheid van vele onderdelen vormt dus een relatieve eenheid. Onze gemeenschap als zoveel mensen is een relatieve eenheid, maar Hasjem als hét bestaan is Absoluut, omdat Hij geen begin noch einde heeft, niets aan Hem toegevoegd kan worden, maar ook niet verminderd kan worden, enzovoorts. Dat maakt ervan dat wij en alles wat maar om ons heen bestaat van Zijn Absolute Eenheid komt.
Toch wordt er gesproken over de ‘sterke arm’ van Hasjem, Zijn ogen gaan over de wereld, Hij hoort onze gebeden, Hij daalt naar beneden naar de wereld om te zien wat er gebeurd, enz. Hoe kan Hij als Iemand Die de Oorsprong van alles is, onzichtbaar, ondeelbaar is ‘delen’ van een lichaam hebben? Zo laat Hasjem Zich op verschillende manieren aan ons zien: als Rechter, als Geneesheer, Zijn rechterarm, Zijn linkerarm. Hasjem uit Zich met liefde, rachmones – genadevol, maar ook boos en dergelijke [vele attributen zijn in Tehilliem, Psalmen, te lezen]. Zowel het lichamelijke als het emotionele aspect zijn allemaal geschapen, zowel hoe Hij Zich naar ons uit en manifesteert, als onze lichamelijke en emotionele verschijningen. Gestel dit alles niet zou bestaan, zouden wij niet begrijpen wat Hasjem van ons zou verlangen. Met andere woorden, deze G’ddelijke eigenschappen, ‘delen’, zijn in termen geschapen om de Allerhoogste te kunnen omschrijven.
Zoals je ziet, kunnen de eigenschappen van Hasjem – om Hem te kunnen omschrijven of zoals Hij Zich kenbaar aan ons maakt – opdelen in twee groepen. Eerste groep vormt de eigenschappen van Zijn essentie. Deze groep van Zijn attributen zijn persistent, blijvend. Deze zijn: 1: Hij bestaat, 2: Hij is Eén en 3: Hij is eeuwig, ongekend. De reden waarom wij mensen Hem zo [mogen] beschrijven, is om wat perceptie van Hem te kunnen overbrengen. Maar ook deze termen, attributen, zijn geschapen omdat Hij bestaan ís. De tweede groep zijn attributen van acties. Deze omschrijving zegt het al: Hand van Hasjem, enzovoorts.
Wat opvallend is, is dat ieder van deze drie kenmerken [bestaan, Eén en eeuwig] van de eerste groep hoe Hasjem Zich aan ons kenbaar maakt [de absolute eenheid in essentie], de andere twee niet kunnen uitsluiten. Zij inclusieveren elkaar. We gaan dit in detail bekijken.
1. Wanneer een absolute eenheid onafscheidelijk is en aantoonbaar in iets is, dan is het automatisch zo dat het bestaat en eeuwig is. Het moet bestaan, want er is duidelijk aangetoond dat wat niet bestaat niet omschreven kan worden als één of als vele. Dus wanneer absolute eenheid betrekking heeft op – en is aangetoond in iets, is het een automatisch gegeven dat de eigenschap van het bestaan ook inbegrepen is.
Het moet daarnaast eeuwig zijn, want wat absolute eenheid is, komt niet ín het bestaan [zoals alle schepsels], noch stapt het úit bestaan, maar ís bestaan waardoor het automatisch onveranderlijk is, noch ver- en gevormd.
Wanneer absolute eenheid in iets is waargenomen, dan moeten het bestaan en eeuwigheid ook waargenomen worden.
2. Wanneer een kenmerk voortdurend is, dan zijn de kenmerken van Eén en eeuwigheid ook geïncludeerd. Het kenmerk van Eenheid wordt noodzakelijker wijs erbij betrokken wanneer het als kenmerk bestaan hééft en dus niet in bestaan kómt na een situatie van ‘niet-bestaan’. De eigenschap van eenheid verandert niet van bestaan in het bestaan. Deze eigenschap kan niet vermeerderen [noch verminderen]. Met andere woorden, het is een permanente toestand, maar ook onophoudelijk. Iets dat voortdurend bestaat kan niet veelvoudig zijn en is dus automatisch één, maar ook uiterst simplistisch. Het kenmerk van eeuwig is noodzakelijker wijs ook geïncludeerd omdat voortdurend bestaan noch een begin noch een einde heeft. Gevolg hiervan is dat het begrip van eeuwigheid noodzakelijkerwijs onderdeel daarvan is.
3. Dus wanneer we moeten constateren dat het kenmerk van eeuwigheid betrekking heeft op iets, dan hebben de eigenschappen van absolute eenheid en voortdurend bestaan ook daar betrekking op.
Het kenmerk van absolute eenheid is van toepassing wanneer iets voortdurend bestaat en dus geen begin heeft. Wat geen begin heeft, kan niet meervoudig zijn. Want wat meervoudig is, heeft altijd een begin [1… 2… 3… enzovoorts]. Wat meervoudig is, kan niet eeuwig zijn, waardoor eeuwigheid niet anders dan één kan zijn.
De eigenschap van bestaan is altijd onlosmakend met de eigenschap van eeuwigheid, want niet-bestaan kan niet omschreven worden als eeuwig, noch als geschapen.
De drie kenmerken van de eigenschap van essentie van de absolute eenheid is hierbij uitgebreid besproken. Zij zijn onlosmakend aan elkaar verbonden. Deze kenmerken impliceren geen enkele verandering in de essentie van de heerlijkheid van Hasjem, moge Hij geprezen zijn. Noch hebben enige ‘toevallige eigenschappen’ [relatieve eenheid] betrekking op Hem. Atsmoeto, de Essentie Geprezen is Hij, is noch niet-bestaand, noch geschapen, noch meervoudig. Als het mogelijk zou zijn om deze conceptie van Hem in één enkele woord te omvatten, zou dit dus alle drie kernmerken in één behelzen. Hierdoor zou dat ene enkele woord een uiting zijn van de drie kenmerken, wat wij in onze beperking dus helemaal niet kunnen. Wij benadrukken. De drie kenmerken van de essentie van eenheid zijn niet drie aparte delen die samen een eenheid vormen [relatieve eenheid].
Verder moeten wij van doordrongen zijn dat wanneer je de eigenschappen van Hasjem zou beschrijven, dan is dat alleen mogelijk door hun tegenstelling te noemen die ten aanzien van Hasjem niét toepasbaar zijn. Want positieve eigenschappen kunnen niet de essentie van Zijn heerlijkheid omschrijven, daar je dan niet ontkomt aan de karaktereigenschappen van de relatieve eenheid. Deze hebben zoals aangetoond geen betrekking op Hem. De negatieve eigenschappen daarentegen zijn absoluut waar en passend voor Hem, want Hij staat boven alle kwaliteit en omschrijving, gelijkenis en overeenkomst! De drie kenmerken zijn de toepasbaarheid van hun tegenstelling ten aanzien van de Schepper.
De RaMCHaL ligt dit nader toe vanuit een kabbalistisch aspect. Hasjem heeft geen enkele emotie, geen uiterlijk, maar als Hij Zich manifesteert, doet Hij dat met een geschapen emotie en met een uiterlijk als Adam Kadmon. Zie Adam Kadmon als een simpel kledingstuk die Hij aantrekt op specifieke momenten wanneer de beria – de schepping – dit nodig heeft. Een zakenman doet ook zijn pak aan wanneer hij een meeting heeft en een boer trekt zijn kilt aan wanneer hij het land op gaat. Adam Kadmon is dus het onthullende uiterlijk van Hasjem aan de beria. Opnieuw, het is niet Zijn essentie.
Nu we weten dat Hasjem's pak 'Adam Kadmon' al door Hem werd gebruikt in Olam Haba en Adam Kadmon ook nog eens het concept is van Zijn hele schepping van het universum, zal de oplettende opvallen dat wij mensen dus naar dat concept van Adam Kadmon zijn geschapen. Het abstracte Adam [Kadmon] ging deze schepping dus reeds voor. Al in Olam Haba was het dus al Zijn gedaante, een structuur van een verzameling elementen. Het totale structuur van al die elementen waarmee Hasjem Zich in deze beria, maar ook aan de engelen, verschijnt heet dus “Adam”. Adam is dus een concept, een idee. Wederom: als Hasjem betrekking heeft tot de beria, in termen van Zijn eigenschappen en gedaante - dat is Hij dus niet Zelf – maar dan gebruikt Hij Zijn concept “Adam” waardoor Hij Zich als mens manifesteert [Jechezkel/Ez. 1:26]. En nu komt het. Adam Risjon, de eerste mens, is dus naar het concept van Adam Kadmon geschapen. Daarom dat er staat geschreven: “Na'aseh 'adam betsalimenoe kidimoetenoe... laten we de mens naar ons beeld scheppen...” [Bereesjiet/Gen. 1:26].
Hasjem's Eenheid kan alleen in de 'negatieve' vorm omschreven worden [“Ejn 'od milvaldo... er bestaat niets naast Hem...” Dwariem/Deut. 4:35]. Hasjem's andere kwaliteiten moet je wel in de positieve termen beschrijven hoe goed die kwaliteit zijn. Maar Zijn Eenheid wordt altijd uitgedrukt in de negatieve vorm, in de ontkenning van het kwaad [in/bij/vanuit/enz. Hem]. Dus: Hasjem is NIET kwaad, Hasjem is NIET slecht, Hasjem is NIET [vul maar iets kwaads in]. Alles wat Hij niet is, is Hij. Dat is de eerste stap naar het begrip van Zijn Eenheid. Dit is een mooie omschrijving wat Rabbenoe Bachaya zei over de tweede omschrijving van de absolute eenheid: Het kan niet middels fysieke attributen omschreven worden. De Chazal zeggen ook dat dus die ‘menselijke’ eigenschappen [het is dus andersom, wij zijn naar die eigenschappen geschapen] in de Torah niet meer zijn dan een zo subtiel mogelijk manier van omschrijven is, zodat men de heerlijkheid van Hasjem eerbiedig interpreteren. Mosje Rabbenoe waarschuwt ons ondertussen: “Let heel nauwkeurig op jullie zelf, omdat je geen afbeelding hebt gezien...” [Dwariem/Deut. 4:15]. Dit betekent dat we voorzichtig moeten zijn in ons denken en verbeelding.