Sjofar en groei |
Publicatiedatum: dinsdag 15 september 2020 |
Auteur: opperrabbijn Evers | 1.175 keer gelezen |
|
|
Rosj Hasjana, Opperrabbijn R. Evers » |
|
Fotocredits: i-Stock
Het Jodendom eist van ons dat we niet alleen toppers worden maar ook ‘groeiers’. De symboliek van de Sjofar begeleidt dit religieuze groeiproces. Rabbi Sa’adja Ga’on reikt ons verschillende associaties aan, die onze nesjomme tot groei aanzetten. Het sjofargeluid is allereerst bedoeld als een soort wekker. Bij de meeste mensen leeft dat gevoel, die behoefte tot geestelijk groeien al lang niet meer. Het ruwe, ongedifferentieerde blazen appelleert aan onze Joodse intuïtie, schudt die wakker uit zijn winterslaap van onder die dikke lagen van zelfgenoegzaamheid, najagen van succes en plezier: “Er is meer dan alleen het ondermaanse”.
Rosj Hasjana heet in de liturgie de ‘geboortedag van de mens’. Rosj Hasjana nu is bedoeld als wedergeboorte. Direct na de geboorte wil een baby drinken – om te groeien. Eerst lichamelijke groei, later spirituele. Maar deze groei veronderstelt een kader, een stelsel van daaraan voorafgaande zekerheden en regels. Met de Sjofar kronen wij G’d als Koning van de wereld, gelijk een aardse koning met bazuingeschal gekroond wordt. G’d als bestuurder van de wereld – het hoofdthema van de liturgie – heeft die fundamentele zekerheden en regels geboden, in de natuur en in Zijn geboden.
De Sjofar roept op tot tesjoewa, dat meestal vertaald wordt als inkeer. Fout! Tesjoewa betekent terugkeer, teruggroei naar de Oorsprong van alles, de oorsprong in onszelf, ons echte zelf, het goede en G’ddelijke in de mens. En hierbij gaat het om respect, zorg en verantwoordelijkheid voor dit hoogste mensaspect. Ons dagelijkse ego moet hiervoor gevoelig worden gemaakt. Ons ‘gewone’ gevoel moet samensmelten met dat Hogere, en hiermee één worden. We moeten dat Hogere in onszelf durven aanvaarden, zoals het is, in zijn eigen integriteit. Behalve respect is hiervoor ook kennis van het Hogere in al zijn verschijningsvormen nodig.
Daarom herinnert de Sjofar ons ook aan de Tora-geving op de berg Sinaï. Daarbij was ‘het geluid van de Sjofar zeer sterk’. Religieuze groei behoeft leiding en Openbaring. Op eigen kracht alleen blijft het G’ddelijke onbereikbaar. De Tora slaat de brug.
De Sjofar-tonen worden in Ezechiël 33 vergeleken met de vermanende of opbeurende woorden van de profeten. Tora-kennis alleen is onvoldoende. Iedereen heeft een Rebbe, leraar of geestelijk leider nodig om verder te komen en zichzelf te ontgroeien.
De Sjofar herinnert ons aan de Romeinse trompetten, die de verwoesting van de Tempel te Jeruzalem inluidden. Toen de Tempel er nog was, hadden we veel makkelijker contact met het Hogere. We denken met weemoed terug aan die tijd, toen spirituele groei nog eenvoudig realiseerbaar was. De gebroken tonen van de Sjofar – van oudsher uitgelegd als symbool van zuchten en snikken van de terugblikkende mens – breken ons in ons besef dat we in ons jachtige bestaan de dingen, die ècht belangrijk zijn maar al te vaak laten liggen. Maar juist in die afbraak van onze zelfgenoegzaamheid en zelfverzekerdheid ligt de kiem van hernieuwde groei: de liefde voor het G’ddelijke in ons.
Liefde voor het G’ddelijke, de gedachte alleen al vervult ons met schaamte. Liefde voor G’d als gevoel van tederheid het G’ddelijke in de wereld niet te willen schaden. We hebben het altijd over allerlei regels, maar wie heeft er ooit gesproken over de grote vreugde, het geluk, de voldoening, verrukking of zelfs extase bij het ondergaan van dit gevoel? Het plezier in contact en samenzijn met dat Hogere noopt ons te proberen hiermee zoveel mogelijk samen te zijn. Wie durft ervan te gewagen, dat hij/zij de diepste zieleroerselen met het Hogere deelt?
De Sjofar herinnert aan de komst van de Masjie’ach, wanneer wij onze liefde voor het Hogere openlijk zullen durven tonen. Als laatste herinnert de Sjofar aan de Herleving van de Doden, de gedachte, dat ieder lichaam dat het G’ddelijke ooit heeft ervaren, eens weer zal opstaan in een tijd dat het hogere vermogen tot liefhebben en door G’d geliefd te worden op aarde gemeengoed geworden zal zijn.
Dàt is de èchte roep van de Sjofar...
|
|
|