Dawnen [bidden] en doen |
Publicatiedatum: woensdag 02 december 2020 |
Auteur: opperrabbijn Evers | 1.089 keer gelezen |
|
|
Opperrabbijn R. Evers, Tefillot en Broches [Gebeden en Zegeningen] » |
|
Het Jodendom is een doe-religie. Het gaat om de aardse hier en nu en niet om allerlei fraaie ego-tripperige hoogzweverij van mystieke zweem en Himmelhoch jauchzend vertoevend onder de vleugelen van G’ds majesteit. De mystiekleer is inderdaad het fundament van de Joodse leer maar niet hetgeen waarom het in de aardse realiteit draait. En dat volgt eigenlijk vrij direct uit het feit, dat de schepping van deze wereld aards en concreet was. G’d heeft deze wereld geschapen als een doe-realiteit en niet als een spirituele realiteit. G’d wilde kennelijk, dat wij iets doen in deze materiele omgeving en dat wij zonder iets te ondernemen maar weinig zullen bereiken. Als G’d dit zo wilde, moeten wij hierin volgen.
Ik geef u een voorbeeld. Mosjé begreep eigenlijk niet waarom er een menora (lamp) nodig was in de Tempel of Tabernakel. Elke keer als hij de Tabernakel betrad zag hij een groot spiritueel licht, de G’ddelijke uitstraling. G’d heeft uiteraard ons licht niet nodig. Hij is het licht van de wereld. Waarom moesten wij dan toch een menora aansteken? Omdat het enige wat telt is dat wij bereid zijn om G’ds geboden op te volgen. G’d wil ons gevoel en een beetje meer! Dat gevoel moeten we altijd in daden omzetten, omdat wij de geschapen fysieke natuur moeten volgen. Daarom is het Jodendom een duidelijke doe-religie. Geen hogere inzichten alleen, niet alleen woorden, gevoelens en gedachten maar vooral daden! We moeten niet alleen geloven maar ook doen. Dit impliceert, dat we niet met onze handen over elkaar mogen roepen: “Hasjeem (G’d), red ons!” maar dat we de handen uit de mouwen moeten steken. Dit noemen we hisjtadloet, aardse inspanning om onszelf bijv. in een noodsituatie te redden.
Juist bij Ja’akov Ja’akov wordt de bechier ha’avot - ideale aartsvader genoemd. Avraham was zeker een grote geest maar het lukte hem niet om die hoge geest compleet te vertalen in materiële kedoesja (heiligheid). Ook Jitschak, die zichzelf bereid had verklaard om als offer te sterven, was niet meer helemaal van deze wereld. Ja’akov was de geleerde die vol van verheven spiritualiteit toch met zijn beide benen in de wereld stond. Hij zat met zijn hoofd in de hemel maar met zijn voeten op aarde. De Jakobsladder, waarvan Ja’akov droomde, gaf deze verbinding tussen hemel en aarde goed weer maar duidde tevens op het niveau van Ja’akov zelf: hij was een grote geest maar hulde zich in aardse kleding. Toen hij voor zijn vader Jitschak stond om de beracha te bemachtigen, riep Jitschak uit: ”De stem is de stem van Ja’akov maar de handen zijn de handen van Esav”. Die `dubbele persoonlijkheid’ was de ideale jehoede: iemand die qua stem en verhevenheid een Tora-geleerde was maar die qua uiterlijk en wereldse verschijning op Esau, de man van de aardse bezigheden, leek.
Heersen over het aardse Ja’akov heerste over zijn lichaam omdat hij de perfecte fusie tussen lichaam en geest was. Daarom was hij in staat om met één klap een onvoorstelbaar zware steen van de bron te rollen. Concentratie van de geest kan het lichaam ijzersterk maken. Ja’akov was krachtig. Hij heerste over het aardse. Dat kostte hem veel voorbereiding. Zevenenzeventig jaar had hij uitsluitend Tora geleerd en zich voorbereid op het voorvaderschap van het Joodse volk. Daarna werkte hij nog zeven jaar specifiek voor Racheel. Ook dat behoorde bij de voorbereiding. Het was inderdaad een zeer lange voorbereiding maar het resultaat moest eeuwig zijn. Hier werd het joodse volk geboren, dat tot de tijd van de Masjiach het pad tot de vestiging van het Koninkrijk G’ds op aarde moest plaveien. Maar ook hier bij de aardse voorbereiding geldt: geen woorden maar daden.
Dubbele voorbereiding bij gevaarlijke ontmoeting En als het gevaarlijk wordt met men zich dubbel en dwars voorbereiden. Ramban (13 e eeuw) stelt, dat Ja’akov niet alleen op zijn goedheid en zijn gebeden vertrouwde in zijn gevaarlijke ontmoeting met Esau maar ook aardse middelen beproefde om Esau gunstig te stemmen. Natuurlijk davvende Ja’akov ook tot Hasjeem. Dat is het eerste wat hij deed omdat hij besefte, dat alle redding uiteindelijk van Boven komt.
Maar hij stuurde Esau ook cadeaus om hem gunstig te stemmen en bereidde zich op alle eventualiteiten voor door zich te prepareren op een gewapend treffen. We zien dit ook verderop in de Tora gebeuren bij de dreiging die uitging van de onbekende onderkoning van Egypte (die uiteindelijk zijn eigen zooon Joseef blijkt te zijn. Ja’akov stuurt cadeaus met zijn kinderen mee om zo de onderkoning gunstig te stemmen om zijn zoons Sjimon en Benjamin vrij te laten. Maar Ja’akov davvende hierbij ook. Zonder de hulp van de Hemel in te roepen, lopen we het gevaar, dat we op den duur denken dat wij alleen verantwoordelijk zijn voor onze successen in het leven.
We moeten met beide benen op de aarde blijven staan. Dat raadden onze grote Mussar-geleerden gedurende de afgelopen eeuwen ook aan. Het leven is een combinatie van aards en bovenaards.
|
|
|