Zielen Zielen zijn roechnisje - spirituele - entiteiten die voorbestemd zijn om in een fysiek lichaam te functioneren. Zielen hechten zich aan het lichaam. Zielen ontwikkelen een sterke band met het lichaam waaraan zij zich hechten [Ma’amar Haikarim Beruchnim].
Zielen bestaan op verschillende niveaus, omdat zij zowel in als buiten het lichaam bestaan. Het bestaan van zielen buiten het lichaam, is opgedeeld in twee categorieën.
- Het leven/bestaan voor de geboorte. Dus voordat de ziel in een bepaald lichaam betreedt.
- Het bestaan nadat de ziel het lichaam heeft verlaten, dus na de dood.
De eigenschappen van de ziel variëren overeenkomstig waar zij bevindt [voor geboorte en na de dood]. De ervaringen die de ziel opdoet, variëren ook overeenkomst waar zij zich bevindt [Ma’amar Haikarim Beruchnim].
De combinatie van ziel en het lichaam is de mens. We spreken over de nesjamah [nesjomme], omdat de combinatie nefesj en lichaam een entiteit maar niet per se ‘mens’ maakt. Een dier heeft namelijk ook een nefesj en een lichaam. Zo ook de planten, vissen en vogels. Het verschil tussen een nefesj en een nesjamah is dat de nefesj het meest subtiele substantie is dat gasjmisj is. De nesjamah is volledig roechnisj, spiritueel. Ondertussen is een ziel dat in het lichaam was en inmiddels is overleden, geen mens meer. Pas met techiat hametiem, opstanding der doden, zal de ziel weer zich voegen met het lichaam en weer mens zijn.
De reden dat de ziel in een lichaam moet functioneren, is mesaken de beriah, het afmaken van de schepping. Dit met assistentie van de dieren- en plantenrijk. Door de beriah af te maken, kunnen we Hasjem’s Eenheid geleidelijk aan herkennen en deze erkennen. Daarnaast verdient de ziel haar plek die ze ooit in Olam Haba had.
De functie van de ziel is het intellect. De functie van het lichaam is materialisme. De ziel hoort met de oren van het lichaam en ziet met de ogen van het lichaam [DH I:3:7 footnote 62 Elicudated]. Ondertussen krijgt het ziel de mogelijkheid om het lichaam te zuiveren. Door het lichaam te zuiveren, zal de persoon als geheel wezen straks in staat zijn deveikoet [kleven aan Hasjem] te hebben *met de ziel én het lichaam in Olam Haba. Met de ziel zijn wij in staat om samen met het lichaam te doen wat Hasjem werkelijk van ons verwacht. Dat is Hem nadoen en dat is goedheid [DH I:3:7 footnote 158 Elicudated].
**Na de dood gaat de ziel naar
- Gehinnom en/of
- Gan Eden
- Gilgoel en/of qaf hakelah
De ziel wordt zodanig in bedwang gehouden, zodat er een balans bestaat tussen de jetseriem, neigingen [goede en kwade neigingen]. Anders zouden wij geen bechirah, vrije wil, hebben. Dit omdat de nesjamah van zichzelf naar het goede neigt. De nesjomme [nesjamah] behoort de dierlijke nefesj te leiden. Dit betekent dat in de mens twee zielen aan elkaar zijn verbonden [DH III:1:2].
Maar de Joodse ziel bestaat uit vijf onderdelen:
- Nefesj
- Roeach
- Nesjamah
- Chajah
- Jechidah
Chajah en Jechidah hebben op geen enkele manier associatie met het lichaam. Tijdens de slaap zijn bepaalde delen van de ziel deels van het lichaam gescheiden.
De oorsprong van de nesjamah is door de lagere zivoeğ - paring [zijn Jesod in haar Jesod]. Dit is de lagere ‘lichamelijke’ zivoeğ. De zielen van de engelen komen van de spirituele hoge zivoeğ, wat nisjikin [we zullen bijten] wordt genoemd. Daarom hebben mal’achiem geen lichaam nodig, maar de nesjamah wel [Sha’ar Gilgulim hfst 19 blz. 219].
De nesjamah van de Jood heeft invloed op de Kochot Nivdaliem, wat mal’achiem niet hebben. Echter nesjamot hebben een lichaam nodig om hun invloed op de Kochot te hebben door middel van mitswot of - chas wesjalom - averot [zonden] [DH III:1:2 footnote 15. Niet Joodse zielen kunnen de Joodse zielen hierin ondersteunen in hun taak om de beriah mesaken.
Via de bechirah van een persoon [Jood] heeft de nesjamah invloed op de kochot [idem footnote 16]. De Joodse nesjomme werkt als een geleider van de Sjefah, zodat de Sjefah in het lichaam kan komen. Sjefah wordt door de engelen gestuurd [DH II:5:4 footnote 26 Elucidated].
De nesjomme leidt de lagere nefesj. De nefesj heeft alleen een ruwe [niet verfijnde] intellect en wil. Vandaar dat de dieren ook ook een enige mate van hebben van intellect en een ‘wil’. RaMCHaL maakt een duidelijke onderscheiding tussen de nefesj van een dier en de nefesj van een mens [footnote 30 en 45 van respectievelijk DH III:1:3 en 4 van Elucidated]. De nefesj van de mens - dat gelinkt is aan levenskracht die de nefesj van de dieren ook hebben - zit in het bloed. De nefesj van de mens die de dieren niet hebben, zit in de lever [roeach zit in het hart en de nesjomme zit in de brein]. De Chajah zit om heel het lichaam heen. Jechidah zweeft boven het hoofd.
Het zesde zintuig is de mazal. De mazal heeft drie betekenissen:
- Iemands lotsbestemming die in de sterren vastligt [behalve bij Joden]
- Iemands Sar, beschermengel
- Iemands intellect, dus nesjomme [DH III:1:5 footnote 7 blz. 421]. Dit is “het gevoel” waar iemand “zijn vinger niet op kan leggen”. Is dit intuïtie? wellicht. In ieder geval merkt de ziel iets op, wat iemands fysieke intellect niet [helemaal] door heeft.
Een deel van de nesjomme, nesjamah, gaat in de slaap basjamajiem, na de hemel. Maar ondertussen droomt de mens met zijn nefesj, want de verbeelding is een product van deze nefesj, die dus tijdens de slaap actief blijft [ook dieren kun je zien dromen]. Echter tijdens de slaap zijn gevoelens en intellect [van deze lage nefesj] niet actief [ DH III:1:6 footnote 58-59 Elucidated]. Daarom danken wij iedere morgen dat Hasjem onze nesjomme weer terug in ons lichaam heeft gebracht [ Modeh Ani]. Omdat wij in dit gebed in de eerste persoon spreken [ik] en spreken over de nesjomme in derde persoon [mijn nesjomme: “ U heeft mijn nesjamah [nesjamtie] genadig teruggegeven”], danken wij in dit gebed Hasjem met onze nefesj! Ultieme doel van de ziel, is het lichaam verheffen naar het niveau van de mal’achiem [zie Chenoch/Henoch die Mattat werd, of Elijahoe Hanavi]. Dit doen de ziel en het lichaam samen middels het doen van de mitswot en verder houden van de Torah [ Da’at Tevoenah 4:1]
*Footnote: Joden houden hun lichaam na Techiat Hametiem en gaan nooit meer dood. Niet Joden die de zchoet - verdiensten - hebben Techiat Hametiem mee te maken, gaan uiteindelijk weer dood. Alleen hun ziel heeft een toekomst in Olam Haba [DH Notes blz 417 en Talmoed Sanhedrin 91b]. Hun ziel kan alleen in Olam Haba komen, met behulp van de Joden [piggybag principe] Dit in tegenstelling tot de Joden.
**Footnote: Gehinnom: de hel. Gehinnom heeft zeven niveaus. Wordt iemand veroordeeld tot een straf in het zesde niveau, dan moet de persoon daarna naar het vijfde niveau, vervolgens naar het vierde, totdat de persoon alle bovenliggende niveaus ondergaan heeft. Komt iemand in de zevende terecht, dan komt de persoon er nooit meer uit en zal vanaf het 7000e jaar iboed [lett. ‘Verlies’, maar betekent dat de ziel vernietigd wordt. De persoon bestaat - chalillah - niet meer] raken. Klik op de afbeelding om Sanhedrin zelf te lezen. Gilgoel: Gilgoel Nesjamot/Gilgoelei Hanesjamot [meervoud: gilgoeliem] beschrijft het Joodse begrip van reïncarnatie. Het woord gilgoel betekent "cyclus" en nesjamot is het meervoud voor "zielen." Door de tijd heen, "recyclenen" zielen door meerdere "levens" of "incarnaties" in verschillende menselijke lichamen. Het doel is individuele tikkoen [rectificaties] uit vorige levens of het vervullen van niet gehaalde doelen uit vorige levens. Qaf Haqela: Heb je geen verdienste om zelfs na je dood voor het Hemelse Rechtbank je rechtszaak te krijgen, dan ga je in Qaf Haqelah, de “katapult’. In Qaf haqela is de ziel als het ware staatsloos. Qaf haqela [wat beschreven wordt in 1 Sjmoel/Sam. 25:29] is bedoeld voor mensen die te slecht zijn om überhaupt de Gehinnom [hel] in te mogen. Tijdens de qaf haqela wordt je non-stop achtervolgd door vernietigende engelen en demonen die de persoon zelf door zijn of haar zonden hebt gecreëerd. Zij pijnigen hem en zitten altijd 'in yourface' voor de periode totdat als zijn klipot, de materie van deze wereld, van zijn ziel af is gevallen. De angst die de ziel ondergaat tijdens qaf haqela, veroorzaakt door deze vernietigende krachten, is veel erger dan een lichamelijke pijn. Na kaf haqela zijn we er nog niet. Wanneer je de verdienste eindelijk zou hebben om uit die qaf haqela te komen [door het lijden], dan moet de persoon nog voor maximaal 12 maanden het Gehinnom in, een zuiveringsplaats met zeven niveaus. Bij bepaalde zonden kun je – zoals eerder gemeld – in het zevende en diepste niveau van de hel komen en daar zal - chas wesjalom - de zondaar nooit meer uitkomen. "Qaf haqela betekent dat de ziel zich nergens kan verschuilen voor zijn misdaden, want deze daden zijn namelijk getransformeerd in vernietigende engelen die hem constant achtervolgen. De ziel kan geen plek vinden om zich te verschuilen - van de ene einde van de wereld naar de andere - want in de wereld van de zielen is alles anders dan in deze wereld..." In deze wereld kan je wanneer je je schaamt voor je daden, vluchten naar een plaats "waar niemand hem kent, of naar een andere stad of een ander land. Maar in de wereld van de Waarheid, waar alles ronduit zichtbaar is, waar geen plek is waar G'd niet wordt gevoeld, vindt de ziel geen plaats om in zijn schaamte te verschuilen" [Rabbi Nosson Zwi Finkel, de Alter van Slobodka 1849-1927, leider van de Moessarbeweging]. Hoe gaat dat in zijn werk? Je komt te overlijden en je ziel wordt als in een katapult in een eeuwigdurende baan geschoten dat over de hele wereld gaat, zonder ooit omhoog te stijgen om het felbegeerde hemelse paradijs of zelfs de Gehinnom te bereiken. Qaf Haqela kan voor een onbepaalde tijd zijn en is het ergste wat er is. |