Fusering van fysiek en spiritueel |
Publicatiedatum: dinsdag 23 februari 2021 |
Auteur: Opperrabbijn Evers | 1.079 keer gelezen |
|
|
Opperrabbijn R. Evers, De Misjkan en de Bejt Hamiqdasj » |
|
Deze week staat de bouw van de Tabernakel centraal. G'd verbond zich op de één of andere wijze met de aardse Tabernakel. Verbinding betekent interactie.Waarom was een fysieke Tabernakel eigenlijk nodig? Kunnen we G’d niet met ons hart dienen – zonder Tempelgebouw? Het verschil tussen het fysieke en het geestelijke vormt sinds mensenheugenis een probleem. Reeds in de oudheid was dit onderscheid het centrale thema van filosofische bespiegeling. De mensheid is er ook heden nog niet uit. Inmiddels staat in ieder geval een aspect van discrepantie buiten kijf: in de materiele realiteit bestaat het begrip ruimte en plaats. In een geestelijke wereld zijn ruimte en plaats ondenkbaar. In de geest bestaat slechts begripsmatige ruimte. Vergelijkbare begrippen heten elkaar nabij te liggen terwijl elkaar uitsluitende denkbeelden `ver van elkaar afstaan’. In de fysieke wereld is het mogelijk twee stoffen met elkaar te fuseren; in een spirituele wereld is dit onmogelijk. Een materiele wereld is nodig om verschillende en zelfs tegenstrijdige zaken en concepten te verenigen. Het klassieke voorbeeld van deze eenheid in verscheidenheid vormt de mens zelf. Goed en kwaad zijn onverenigbare tegenstellingen; een coëxistentie van moreel en immoreel is ondenkbaar maar in een fysiek lichaam kunnen zij naast elkaar bestaan. Hierin ligt dezelfde gedachte verwoord als in Jakobs droom, waarin G'd Zelf bovenaan de ladder verscheen. Het is het idee van verbinding en vereniging van alle werelden, van de hoogste tot en met de laagste, met G'd, waarin het aardse centraal staat. Het hele doel van de offerdienst in Tabernakel en Tempel was het versterken van de band tussen G'd en de hogere geestelijke werelden, die op hun beurt de G'ddelijke uitstraling doorsluizen naar onze materiële wereld, waardoor zelfs ons G'dsverduisterende heelal op een hoger plan gebracht zou worden. Op het Loofhuttenfeest – ‘Soekkot’ - werden in het Heiligdom zeventig offers gebracht voor de zeventig archetypen volkeren waardoor de Beschermengelen van alle volkeren verheven werden, hetgeen de hele wereldbevolking ook zelf weer tot een hoger spiritueel niveau verhief. De Tabernakel was niet alleen voor het joodse volk van belang. De hele schepping onderging de verheffende invloed ervan. Sinds de verwoesting van het Heiligdom heeft de wereld in vele opzichten aan spiritualiteit ingeboet. Nog steeds bidden wij in de richting van het Heiligdom. Al onze gebeden zijn gericht op het Allerheiligste. In onze gebeden richten wij ons niet op enige Engel of bemiddelaar, alleen op G'd Zelf. Onze gebeden zijn echter inhoudelijk gericht op herstel van de band tussen de verschillende spirituele krachten en werelden, zodat G'ds licht op hen en ons kan schijnen. Wij richten ons hierbij op de Heilige Arke omdat hier door G'd een connectie werd gelegd tussen het eindige en het Oneindige. Dit vormt een wonder want volgens de wiskunde kan dit niet. Voor het offeren in de Tabernakel bestonden vele redenen. Men kon het Heiligdom bezoeken uit dankbaarheid, na een geboorte, maar meestal ging men om verzoening te zoeken voor zonden. Volgens Nachmanides (12e eeuw) was het doel van het offeren betrokken te worden bij het slachten van het offerdier. Het werd gebracht in plaats van de zondige mens. De offeraar moest zijn handen leggen op het hoofd van het dier. Daarmee gaf hij symbolisch aan, dat hij voelde dat het dier zijn plaats innam op het altaar. De mens ondergaat bij het brengen van een offer een soort plaatsvervangende dood. Hij was in opstand gekomen tegen G’d en wilde weer dichter bij G’d komen. Het offeren was een audiovisuele les. Het wees de weg terug naar het herstel van de band met het Opperwezen. Het doden van dieren wordt in de joodse filosofie - behalve voor consumptie of als offer - eigenlijk als een verkapte vorm van moord beschouwd. Het offeren brengt ons respect bij voor alle vormen van leven. Dieren doden zou bruut en barbaars zijn als dit niet in een bijna perfect zuivere, religieuze atmosfeer zou plaatsvinden. Omdat onze morele en geestelijke degeneratie ons niveau verlaagd heeft, is het offersysteem niet meer effectief; vandaar dat het opgehouden is te bestaan. Opmerkelijk: dat wij geen offers meer brengen tegenwoordig duidt niet op onze progressieve ontwikkeling maar eerder op het tegendeel!
|
|
|