“Pinchas, de zoon van Elazar, de zoon van Aharon, de priester, heeft Mijn woede afgewend van de kinderen Israëls doordat hij Mijn ijverzucht heeft geoefend in hun midden” (25:6-11).
De zenoet, de ontucht van Zimri ben Saloe en Kozbi, de Midjanietische heeft een hoge tol geëist van het Joodse volk. De aantrekkingskracht tussen man en vrouw vindt zijn oorsprong in het scheppingsverhaal: “Toen schiep G'd de mens naar Zijn beeld, naar het beeld van G’d schiep Hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen” (Bereesjiet 1:27).
Daarna liet G’d Adam in coma raken, waarna de eerste operatie onder verdoving in de menselijke geschiedenis plaatsvond. De rib vormde het fundament waaruit de vrouw werd opgebouwd. De vrouw werd tot mens gebracht. “Mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen, Hij zegende hen en Hij noemde hen mens” (Bereesjiet 5:3). De aantrekkingskracht tussen man en vrouw heeft te maken met het feit dat zij in één werden geschapen, als één wezen aan elkaar geklonken waren. Daarna werden ze in twee helften gesplitst en sindsdien is men doorlopend op zoek naar de verloren ‘wederhelft’.
Ontucht is een perversie en verdraaiing van de G’ddelijke intentie bij de scheiding tussen mannelijk en vrouwelijk. De zondeval zorgde ervoor dat die oorspronkelijke éénheid verbroken werd. De harmonie tussen de ‘vrouwelijke wateren’ en de ‘mannelijke wateren’ werd verstoord. Zachar en Nekewa, mannelijk en vrouwelijk zijn in getallenwaarde gelijk aan Sjamajiem, de Hemel. Wanneer de mannelijke en vrouwelijke elementen van de Schepping in harmonie leven, hebben we een Hemel op aarde. Wanneer dit niet het geval is, is er een breuk met de oorspronkelijke scheppingsbedoeling.
In de Kabbala worden deze mannelijke en vrouwelijke krachten in de Sefirot uitgewerkt. De begrippen mannelijk en vrouwelijk nemen in de mystiek een belangrijke plaats in als kosmische, tegengestelde krachten, die overigens niet zoveel te maken hebben met de man en vrouw hier op aarde. Mannelijk en vrouwelijk hebben voornamelijk te maken met vraag waar het kwaad vandaan komt. Volgens de mystieke leer ontstaat het kwaad doordat de mannelijke en vrouwelijke elementen in de Schepping van elkaar gescheiden werden. Dit wordt in de eerste hoofdstukken van de Tora aan de orde gesteld in de symboliek van de zondeval.
De scheiding die bij de zondeval tussen het lichaam en ziel is ontstaan, is debet aan het kwaad. Oorspronkelijk was de mens een éénheid, één lichtende energiebundel (Or met een alef). Maar nadat de eerste mens gegeten had van de Boom van kennis van goed en kwaad verviel deze eenheid tot een scheiding tussen lichaam en ziel. De ziel is de kern van de menselijke persoonlijkheid die het lichaam met kracht inspireert om te leven. Daarom wordt de ziel als inspirator “mannelijk” genoemd. Het lichaam wordt gezien als ontvangend, terwijl de ziel gevend is, inspireert en leidt waardoor het als mannelijk wordt gekenmerkt.
Wanneer beide krachten in harmonie opereren, houden ze elkaar in evenwicht. Maar wanneer het lichaam zich gaat verzelfstandigen, verliest het contact met de kern en verwordt het tot kwaad.
Hoge en lagere werelden zijn constant met elkaar in interactie. Deze wisselwerking wordt wel eens vergeleken met communicerende vaten. Er moeten doorlopend keuzes gemaakt worden in ons leven. Telkens weer moeten wij kiezen tussen goed en kwaad. Kiezen we voor het lichamelijke, het ontvangende principe, dan hebben we geen aandacht meer voor de innerlijke aspecten van het leven. Wanneer wij los van de ziel zijn, dan vervallen wij tot materialisme. Dan verliezen wij het contact met de G’ddelijke wereld.
Hoe kunnen we de oorspronkelijke éénheid herstellen? Dit zeggen we altijd in de ‘lesjeem Jichoed’: Tora leren en zuivere naleving van de ge- en verboden uit de Tora zijn een remedie tegen de scheiding tussen uiterlijk en innerlijk. Hoe aards de geboden soms overkomen, toch hebben zij duidelijke verbanden met de Hemelse structuur, waaruit zij ontspruiten.
©Opperrabbijn R. Evers 2021 |