22 Chesjwan 5785 | 23 november 2024
Artikelen
Jodendom in praktijk     Hasjkafa     Feest- en Gedenkdagen     Samenleving     Geschiedenis     Antisemitisme     IsraĆ«l     Media     Publicisten     
Oorsprong en status van de Ethiopische Falasja-Joden
Publicatiedatum: dinsdag 17 augustus 2021 Auteur: Opperrabbijn Evers | 886 keer gelezen
Halacha, Opperrabbijn R. Evers, Maatschappij »
©Bron Voormalige premier Benjamin Netanyahu met verschillende leiders van de Ethiopische gemeenschap die Jeruzalemdag vierden. 

Oorsprong en status van de Ethiopische Falasja-Joden Het Jodendom discrimineert niet naar huidskleur, afstamming of ras. Of de Falasja’s als joods kunnen worden erkend is een vraag naar de oorsprong van deze joodse gemeenschap in Ethiopië.

Het probleem met betrekking tot de Joodse identiteit is geenszins nieuw. Volgens de Midrasj moest iedereen die meegeteld wilde worden bij het joodse volk een duidelijke afstamming kunnen aantonen van onze Aartsvaders. G’d zei tegen alle vreemdelingen: “Breng Mij de getuigenis van jullie afstamming, zoals Mijn kinderen dit doen”. Dat is ook de inhoud van het vers: “die zich opstelde volgens geslachten en families” (Bemidbar/Num. 1:18).

Het dagboek van Eldad haDani
De Falasja gemeenschap wordt voor het eerst vermeld in het dagboek van Eldad haDani, een koopman en reiziger uit de negende eeuw, die beweerde burger te zijn geweest van een autonome Joodse staat in Oost-Afrika. Deze staat werd bewoond door de stammen Dan, Naftali, Gad en Asjer. De Gaon van Soera (Babylonie), Tsemach ben Chaim, stond in voor de betrouwbaarheid van Eldads beweringen. Men hechtte dan ook geloof aan Eldads verhaal.

Toch bleven velen twijfelen aan Eldads verslagen. Rabbi Meir van Rothenberg en Rabbi Awraham ibn Ezra stelden zich gereserveerd op. Maar Rasji, Rawad en Rabbi Abraham ben Maimon achtten hem geloofwaardig. Eldad haDani beschrijft de Falasja’s als of het gewone joden waren. Daarna was er eeuwenlang weinig contact tussen de Europese gemeenschappen en die van Ethiopië.

Verkochte slavin
Maar in de 16e eeuw werd hun status weer onderwerp van een halachische uitspraak in de responsa van Rabbi David ben Zimra (16e eeuw), bijgenaamd Radbaz (4:219) . Wat was het geval? Een stad van Falasja’s was aangevallen, de mannen waren afgeslacht en de vrouwen en kinderen waren gevangen genomen. Een vrouw, wier man vermoedelijk gedood was, werd als slavin gekocht door een joodse heer, die vervolgens een relatie met haar aanknoopte. Dit resulteerde in de geboorte van een zoon. Het kind wilde later een dame van joodse afkomst te trouwen. Radbaz werd om een beslissing gevraagd of dit huwelijk kon worden toegestaan.

Afstammelingen van Dan
Voor Radbaz stond de afstamming als een paal boven water: “Het is duidelijk, dat hij joods is en afkomstig is van de stam Dan”. Radbaz beschrijft ook de omstandigheden in Ethiopië: “Er is constant oorlog tussen de koningen van Abessinië, want in Abessinië zijn er drie koninkrijken. Eén gedeelte van het land wordt bewoond door moslims, één gedeelte door christenen, die onwrikbaar zijn in hun geloof, en één gedeelte door joden van de stam van Dan. Dagelijks nemen zij gevangenen over en weer".

Wel achtte Radbaz de vraag relevant of de jongen wellicht een bastaard (mamzeer) zou kunnen zijn. Als de echtgenoot van de slavin nog in leven was toen zij omgang had met haar meester, dan zou het kind een bastaard (mamzeer) zijn en zou hij niet kunnen trouwen.

Als haar echtgenoot echter gedood was, zou de status van de gevangene die van een ongehuwde weduwe zijn. Haar zoon zou dan geen bastaard zijn omdat hun kind, dat buiten het huwelijk geboren is bij een ongehuwde moeder niet het stigma van mamzeer (bastaard) heeft. Zolang de status van de zoon niet duidelijk was, zou het huwelijk echter niet kunnen doorgaan.

Ondeugdelijke echtscheidingen
Radbaz vermeldt ook een andere factor, die een belemmering zou kunnen vormen voor een huwelijk met een lid van de Falasja gemeenschap. Maar deze vraag doet zich alleen voor wanneer men de Falasja’s als joods zou beschouwen.

De Falasja’s kennen de Mondelinge Leer, de Misjna of de Talmoed, niet: “Zij schijnen te behoren tot de sekte van Tsadok en Boethus, die bekend staan als Karaiten”. Indien zij inderdaad de status hebben van joden, zijn de door hun gesloten huwelijken geldig. Maar omdat ze niet weten hoe ze een echtscheiding moeten voltrekken volgens de Joodse wet, betekent dat, dat vele vrouwen, die formeel nog niet gescheiden zouden zijn van hun echtgenoten, onwettig hertrouwd zijn met andere mannen. Kinderen uit dergelijke huwelijken zouden bastaards zijn. Wanneer zich dit generaties voortzet, kan men met niemand meer uit deze groep trouwen, omdat iedereen mogelijk bastaard is, man of vrouw.

Zonder geldig huwelijk hoeft er ook geen echtscheiding plaats te vinden
Radbaz vindt voldoende grond om Falasja’s toch toe te staan om binnen joodse kring te trouwen. Indien het waar is, redeneert Radbaz, dat hun echtscheidingen ongeldig zijn, mogen we ook aannemen dat hun huwelijken niet geldig zijn. Zonder geldig huwelijk hoeft er ook geen echtscheiding plaats te vinden. Radbaz komt dan ook tot de conclusie, dat een vermoeden van bastaardij niet op zijn plaats is. Radbaz verklaart zich daarom akkoord met een huwelijk met een Falasja, op voorwaarde, dat de aanstaande huwelijkspartner bereid is de gebruiken van het Rabbijnse jodendom aan te nemen.

Copyright © 2021 Jodendom Online
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.