Ieder persoon met een gezond verstand weet dat goede daden in deze wereld recht geven op een leven in de komende wereld. Dit betekent het hoogst denkbare niveau van leven, eeuwig, subliem en het uiterste in geluk.
Maar sommigen hebben het gevoel dat geluk in deze wereld ook belangrijk is. „We leven in deze wereld" is het algemene gezegde. Wanneer wij zien wat er in deze wereld gebeurt, ontdekken wij natuurlijk dat de vreugde van dit leven zeer ongelijkmatig verdeeld is onder de bewoners van deze wereld. Sommige hebben een plezierig leven, terwijl anderen alleen maar pijn en narigheid hebben. In onze oppervlakkige manier van denken bestaat er geen tegenstelling tussen het „hebben van een goede tijd" in materiële zin en „naar de Olam Haba gaan." Maar deze manier van beschouwen leidt ons tot grote moeilijkheden. Waarom zou meneer A. gezegend zijn met al het goede van deze wereld, terwijl meneer B. in zorgen en armoede leeft? Waarom moet de rechtvaardige hr. X vreselijk lijden terwijl de slechte hr. Y. een leven als een vakantie leidt?
Diegenen wier geloof sterk en volledig is, laten het niet toe dat zulke vragen hen een centimeter van hun overtuiging laten verwijderen. Zij weten dat het niet aan ons is om de beslissingen van G´d te beoordelen. G´d is de rechter en wij zijn slechts mensen. Hoe kan ons beperkt verstand de diepte van G´ds rechtspraak begrijpen?
Maar voor velen is dit eenvoudige en duidelijke antwoord niet voldoende. Zij staan erop om een nader onderzoek in te stellen naar de wijze waarop G´d deze wereld leidt. Ten slotte, zo zeggen zij, G´d is toch goed en genadig; waarom zou hij ons al dit lijden toewensen? Kan dat allemaal alleen maar straf zijn voor wangedrag? Waarom valt Zijn hand dan zo zwaar op de Tsaddiek, terwijl de misdaden van de booswicht schijnbaar ongestraft blijven? Ernstig lijden brengt het gevaar mee (G´d verhoede) dat men kwade gevoelens zou gaan koesteren tegen G´ds rechtspraak. Voor zo iemand kan het moeilijk zijn zich te realiseren dat „al de rechtsoordelen van G´d waar zijn" (Psalmen 19:10), en dat waarheid betekent dat er niet de geringste afwijking kan zijn, noch ten goede, noch ten kwade, van de standaarden van absolute rechtvaardigheid. Sommige mensen stoort dit probleem mateloos. Zij vinden het moeilijk om G´d serieus te dienen, want in het diepste van hun hart koesteren zij een geheime gedachte: „Wat voor nut heeft het om Hem te dienen?" (Malachi 3:14).
Maar al deze problemen ontstaat alleen omdat wij een foutieve voorstelling hebben van het functioneren en de betekenis van deze wereld. Als wij maar het geestelijk niveau konden bereiken dat ons de dingen kon laten zien zoals onze Geleerden ons geleerd hebben, dan zouden onze vragen als vanzelf verdwijnen.
Onze geleerden hebben gezegd: „Deze wereld is als een voorportaal en de Komende Wereld is als en paleis; bereid je in de vestibule voor, zodat je het paleis mag binnengaan (Avot 4:16).
Niemand doet iets behalve met een doel. Wanneer het doel belangrijk genoeg is, zijn geen moeite en inspanning te veel om het te bereiken. Zo zien wij bijvoorbeeld dat Ja'akov Awienoe zeven jaar voor Rachel gewerkt heeft „en zij leken hem als enkele dagen, wegens zijn liefde voor haar (Bereisiet 29:20)."
Nu is heel het doel van heel de schepping de 'Olam haba. Voor een dergelijk doel zou men bereid moeten zijn alle moeilijkheden en tegenslagen die men tegenkomt in deze wereld, welgemoed te accepteren. Ten slotte is er geen andere weg om bij de koning te komen. |