Regels voor het sjofarblazen |
Publicatiedatum: maandag 19 september 2022 |
Auteur: Opperrabbijn Evers | 1.024 keer gelezen |
|
|
Halacha, Rosj Hasjana, Opperrabbijn R. Evers » |
|
Ter inleiding: teki’a = de langgerekte toon,
sjewariem = 3 korte stoten (met ieder een tijdsduur van 3 heel korte stootjes) en
teroe’a = 9 heel korte stootjes.
Deze laatste heel korte stootjes zijn de kleinste tijdseenheid van het sjofar-blazen.
In principe moet men als volgt blazen op de sjofar: de teroe’a bestaat uit 9 korte stoten.
Men blaast drie sjewariem achter elkaar en iedere sjewer heeft een lengte van 3 teroe’a-stoten, zodat ook de sjewariem de lengte heeft van 9 stoten.
Men moet er goed voor oppassen dat men de sjewariem niet uitrekt, zodat iedere sjewer 9 stoten duurt, want dan wordt de sjewer een teki’a en heeft men zelfs achteraf gezien zijn plicht om ook een sjewer-toon te blazen niet voldaan.
LENGTE VAN EEN TEKI’A (lange toon) De teki’a is een enkele, ongebroken langgerekte bazuin-toon. De teki’a duurt even lang als het tussenstuk van blazen tussen de twee teki’ot.
Wanneer men teki’a – sjewariem – teroe’a – teki’a blaast (tussenstuk is dan sjewariem – teroe’a), moet iedere teki’a even lang duren als een sjewariem met een teroe’a samen, dus minimaal als 18 hele korte stootjes.
En als men teki’a – sjewariem – teki’a blaast, moet de teki’a minimaal even lang zijn als de sjewariem, (die het tussenstuk vormt) dat wil zeggen als 9 hele korte stootjes. En zo ook bij teki’a – teroe’a– teki’a (waarbij de teroe’a het tussenstuk vormt).
Bij het blazen voor het begin van tefillat Musaf (het extra gebed) moet men de sjewariem en de teroe’a in twee ademtochten blazen en daarom moet degene die de noten voorzegt, de matki’a, in twee keer zeggen: „sjewariem” en “teroe’a.”
Wanneer men tijdens de herhaling van de Musaf blaast, blaast men eveneens „sjewariem” en “teroe’a” in twee ademstoten.
In Amsterdam blaast men op Rosj Hasjana voor Musaf: drie maal: tekia – sjewariem/teroe’a – tekia,
drie maal: tekia – sjewariem – tekia en
drie maal: tekia – teroe’a – tekia.
Dit is een oude en goede minhag, gebaseerd op o.a. de siddur Raschi.
Herhaling van de Musaf Bij de herhaling van de Musaf blazen we:
1 x tekia – sjewariem/teroe’a – tekia na de Malchujot (verzen en beracha over G’ds koningschap),
1x tekia – sjewariem – tekia na de Zichronot (verzen en beracha over herinneren) en
1 x tekia – teroe’a – tekia na de Sjofarot (verzen en beracha over de sjofar).
Elke twijfel wordt slechts 1 x geblazen omdat we alle mogelijke combinaties al bij het eerste sjofarblazen hebben vervuld en de gemeente niet al te veel willen ophouden.
Voor Een Kelokenu blazen we daarna nog eens: drie maal tekia – sjewariem/teroe’a – tekia,
drie maal tekia – sjewariem – tekia en
drie maal tekia – teroe’a – tekia.
Na Alenu blazen we nogmaals: - drie maal tekia – sjewariem/teroe’a – tekia,
- drie maal tekia – sjewariem – tekia en
- drie maal tekia – teroe’a – tekia, totaal 100 tonen.
Hoe blazen we sjewariem/teroe’a De vraag is hoe men de sjewariem/teroe’a van de tekia – sjewariem/teroe’a – tekia moet blazen: als een eenheid zonder onderbreking of als twee afzonderlijke tonen, dus met enige onderbreking.
Rabbenu Tam meent dat men deze twee tussentonen sjewariem/teroe’a als twee afzonderlijke tonen, dus met onderbreking blaast maar Rabbijn Riets Ge’ot meent dat men beide tonen sjewariem/teroe’a zonder onderbreking blaast.
De Amsterdamse minhag luidt, dat wij in principe paskenen (beslissen) volgens de mening van Rabbenu Tam maar ook rekening houden met de opvatting van de Riets Ge’ot. Dit laatste doen we voor Een Kelokenoe.
Het grote publiek zal dit minieme verschil in blazen ontgaan, maar de kenners spitsen hierbij hun oren.
|
|
|