Chanoeka maakt ons weerbaar tegen alle slechte invloeden van buiten |
Publicatiedatum: zondag 18 december 2022 |
Auteur: Opperrabbijn Evers | 913 keer gelezen |
|
|
Chanoeka, Opperrabbijn R. Evers » |
|
Chanoeka is eigenlijk een galoet-feest (een diaspora-feest) omdat de vele bepalingen van Chanoeka ons leren hoe het zuivere Jodendom ook in een zware nevel van galoet-duisternis uitgedragen kan worden. Wij steken de Menora (luchter) tegenwoordig aan naar analogie van de Tempel-Menora. Toch zijn er grote verschillen:
· In de Tempel werd de Menora binnen aangestoken, overdag en iedere dag hetzelfde aantal lichten. · Onze Menora wordt bij voorkeur buiten aangestoken, ‘s avonds en iedere avond één lichtje meer.
Deze verschillen zijn het gevolg van de verschillende omstandigheden tussen toen en nu. Gedurende het bestaan van de Tempel heerste er zowel op materieel als op spiritueel niveau doorgaans voorspoed.
Geestelijke duisternis Vanaf de tijd van de Griekse overheersing tot op heden was er vrijwel continu sprake van een ongezonde anti-Joodse sfeer, zowel van buitenaf als van binnenuit. In deze tijd van geestelijke duisternis moeten wij de donkere invloeden tegengaan door juist met ons Tora-licht naar buiten te treden. Daarom wordt de Menora tegenwoordig juist buiten aangestoken en pas na zonsondergang. Ook moeten wij iedere avond meer lichten aansteken omdat wij in een sfeer van spirituele achteruitgang nooit tevreden mogen zijn met de resultaten van vandaag. Stilstaan betekent in galoet achteruitgang. Oorlog is iets tijdelijks en wordt binnen het Jodendom niet verheerlijkt. Het gaat om de morele boodschap voor de komende generaties: het licht van de Tora, dat is de Menora!
De Menora dient geen praktisch nut van verlichting Bij het aansteken van de Chanoekalichten lezen wij een opmerkelijke verklaring: “Deze lichten, die wij aansteken, zijn er slechts om ernaar te kijken”. Het aansteken van het Chanoekalicht dient geen praktisch doel van verlichting. Het doel is de aanwezigheid van de lichten zelf. De lichten symboliseren het licht van de Tora, die de mensheid bevrijd heeft van allerlei vormen van afgoderij, de zelfverering van de mens voorop.
Door het aansteken van de Menora worden wij ervan doordrongen, dat de bijdrage van het Jodendom aan de spirituele en religieuze verheffing van de mensheid nog even levend en reëel is als twee- of drieduizend jaar geleden.
Weerbaar tegen alle filosofieën De Tora maakt ons weerbaar tegen al die man-made filosofieën van weleer, die grote ideologieën, die juist aan het einde van de vorige eeuw vallende sterren zijn gebleken. Wij steken aan op straat om onszelf en anderen eraan te herinneren, dat het licht van de Tora ons alles geschonken heeft om ons te meten met hetgeen de buitenwereld te bieden heeft.
Bronnen Maar waar staat Chanoeka in Tenach (de Bijbel)? Alle feestdagen op de Joodse kalender zijn daarop gebaseerd. Chanoeka vormt de uitzondering. Het wordt nergens in Tenach genoemd. Toch hebben we van de Chanoekageschiedenis de meeste bronnen. Zo zijn er de vier Makkabeeënboeken, de Rol van Antiochus en het boek Jehoediet, waarin de belegering van het stadje Betoelija door de Syrische veldheer Holofernes wordt beschreven. De knappe weduwe Jehoediet slaagt erin door de vijandelijke linies heen te dringen en wordt door Holofernes uitgenodigd in zijn tent. Zij bereidt hem melkgerechten, waarvan hij dorstig wordt waarna Jehoediet Holofernes dronken voert en hem in zijn roes onthoofdt. Toen zijn soldaten hem de volgende ochtend dood aantroffen, trokken zij in verwarring terug. Ter herinnering hieraan schrijft de Joodse codex voor om op Chanoeka kaasgerechten te eten.
Vrijwel niets herinnert aan de strijd van de Makkabeeën Chanoeka vieren wij tegenwoordig door het aansteken van de Chanoekia. Vrijwel niets herinnert ons nog aan de heldhaftige strijd van de Makkabeeën. Is het bevechten van de Joodse onafhankelijkheid dan niet de moeite van het herinneren waard? Heeft tweeduizend jaar diaspora ons ongevoelig gemaakt voor het belang van een eigen tehuis? Zeker niet!
Licht voor de volkeren alleen in Israël Reeds in de tijd van onze Aartsvaders Awraham, Jitschak en Ja’akov heeft G’d er keer op keer weer op gewezen, dat het Joodse volk slechts kan gedijen in Israël. De exodus uit Egypte was gericht op een eigen, vrij land. De gebeurtenissen uit de moderne geschiedenis tonen ditzelfde thema: alleen in Israël is er een werkelijke Joodse toekomst. Nergens ter wereld is het Jodendom tot zo een grote bloei gekomen als in onze dagen in het Heilige Land.
Ideale groeiomgeving Rabbi Jehoeda Halevi (12e eeuw) legt in zijn filosofische werk de Koezari uit, dat gelijk iedere plantensoort zijn eigen fysiek gunstige omstandigheden kent, ook het Joodse volk een ideale groeiomgeving nodig heeft om tot steeds grotere spirituele hoogten te komen. Een klassieke variant van de beruchte ‘Blut und Boden’-theorie? Nee, want wij spreken niet van een incestueuze gebondenheid aan onze geboortegrond en klagen niet over een gebrek aan ‘Lebensraum’. Wij spreken niet over een recht op onze ‘Heimat’ maar over een door G’d opgedragen plicht om het Land te bewonen en daar de geboden uit de Tora na te komen.
|
|
|