We verkwanselen onze joodse erfenis voor een paar euro’s meer |
Publicatiedatum: maandag 30 januari 2023 |
Auteur: Opperrabbijn Evers | 1.100 keer gelezen |
|
|
Opperrabbijn R. Evers, Galoes/Ballingschap » |
|
Bij de uittocht staat (Sjemot/Ex. 13:17-18): “Toen de farao het volk had laten gaan, is het gebeurd dat G’d hen niet leidde langs de weg door het land van de Filistijnen, hoewel dat korter was. Want G’d zei: Anders zal het het volk berouwen bij het zien van oorlog en wil het naar Egypte terugkeren. Daarom leidde G’d het volk om, langs de weg door de woestijn naar de Schelfzee. In slagorde trokken de Israëlieten uit het land Egypte”.
Multi-interpretabel Deze laatste frase wordt door Rasjie (1040-1105) op twee manieren anders vertaald. Er staat in de Hebreeuwse woord ‘chamoesjiem’, hetgeen hier vertaald wordt als ‘in slagorde’. Maar eigenlijk betekent ‘chamoesjiem’ – gewapend. Dit verklaart hoe ze in latere oorlogen, zoals met Amalek vlak na de uittocht, wapens hadden om oorlog te voeren.
20-80% regel Een tweede verklaring legt het woord ‘chamoesjiem’ uit als een op vijf. Slechts een op de vijf Joden haalden de uittocht. De rest bleef achter in Egypte. Ik zie dit altijd als een voorbeeld van de 20-80% regel, die een bekend thema aanstipt uit de Talmoed waarin gesteld wordt, dat we iedere generatie religieus ‘verzwakken’.
Ik vrees dat wij in galoet (exil, ballingschap) in iedere generatie 80% in kwaliteit of kwantiteit verliezen. Dit kan komen door vervolging en pogroms maar ook door assimilatie, angst voor antisemitisme en gebrek aan onderwijs. Kwa kennis en beleving gaat het Jodendom buiten Israël helaas met rasse schreden achteruit. Dit gebeurde natuurlijk ook met de allereerste buitenlandse ervaring, die we in Egypte opdeden. Slechts twintig procent van de Joden trokken uit op weg naar Israël. Veel van onze broeders en zusters bleven achter in Egypte. Zijn de Joden omgekomen in de plagen? Een van de antwoorden luidt: Ja, inderdaad. Tachtig procent is verdwenen in de duisternis.
Geen normale plaag De plaag van duisternis kwam in twee stadia. De eerste drie dagen was er alleen geen licht bij de Egyptenaren. De laatste dagen werd de duisternis tastbaar. Mensen, die zaten, konden niet opstaan en mensen die stonden konden niet meer gaan zitten. Er zijn vele vormen van duisternis. Maar hoe dik was deze ‘dikke duisternis’? De Midrasj beantwoordt deze vraag met ‘zo dik als een dinar’, een munt. De Midrasj geeft hier een hint naar de oorsprong van deze plaag, die in overdrachtelijke zin meer een voorbeeld was van geestelijke duisternis dan van lichamelijke duisternis.
We verkwanselen onze joodse erfenis voor een paar euro’s meer Aan het einde van de Egyptische ballingschap waren we geestelijk zo gedaald dat tachtig procent van het joodse volk niet meer bevrijd kon worden, zo geassimileerd waren ze geraakt.
Model voor alle latere goloessen Het Egyptische goloes (ballingschap) staat ook model voor ons huidige goloes. We leven ook nu nog in een omgeving waarin we onze joodse waarden en normen met niemand kunnen delen. We verzwakken in onze identiteit. En dat komt door de duisternis, die veroorzaakt wordt door onze zucht naar geld, rijkdom en eerzucht. We willen in materiele zin steeds meer en meer maar nemen op religieus en geestelijk vlak genoegen met een absoluut minimum. We verkwanselen onze joodse erfenis voor een paar euro’s meer. Dit bedoelt de Midrasj met het antwoord op de vraag hoe dik de duisternis uiteindelijk was: “zo dik als een dinar, een munt”.
©Opperrabbijn Evers 2023 |
|
|