Tijd: verleden en toekomst |
Publicatiedatum: dinsdag 19 september 2023 |
Auteur: De Redactie | 2.291 keer gelezen |
|
|
Kabbalah, Redactie, Wetenschap, Tsietsit, Hasjkove volgens de RaMCHaL » |
|
Filosofen worstelen met het begrip Tijd vanaf het begin van de menselijke beschaving. Hedendaagse Natuurkundigen hebben [wat] tijd [is] uitgeroepen tot probleem nummer één in de theoretische natuurkunde. Tijd is een natuurkundige grootheid waardoor gebeurtenissen geordend worden in die zin: deze gebeurtenis heeft voor of na de andere gebeurtenis plaatsgevonden. Met begrip tijd kan een moment, tijdstip of tijdsduur worden geduid.
Tijd wordt gemeten middels een klok. De eenheden zijn gevarieerd, maar de internationale SI [Internationale Stelsel van Eenheden]-eenheid is een seconde.
De Kabbala beschouwt tijd [en ook *ruimte] als geschapen omstandigheden en niet als intrinsieke kwaliteiten. Dat wil zeggen dat het licht tot aan de afdaling van het licht naar de wereld Jetsirah niet beperkt wordt door dimensie. En zelfs in de wereld van Jetsirah is de dimensie nog steeds spiritueel en heeft ze nog niet de fysieke beperkingen van de ruimte bereikt.
Tijd kun je op verschillende manieren benaderen. Zo kennen wij tijd als:
- beweging,
- parameter van het bestaan en
- orde.
Tijd als beweging Zolang de beweging van de planeten en het tikken van een klok plaatsvindt, is er tijd. Als zij ophouden, houdt de tijd ook op. Met andere woorden: Tijd is niet meer dan het plaatsvinden van fysieke [ruimte] gebeurtenissen. Omdat alles jesj me-ajin [ex nihilo] is ontstaan, moeten we concluderen dat bij de schepping van de hele beriah, schepping, de tijd aanving. Tijd is namelijk niet meer dan een opeenvolging van gebeurtenissen in het universum.
Tijd als parameter van het bestaan Wetenschap bestaat uit consensus van conclusies na metingen van dingen en verschijnselen. We kunnen informatie over het object absorberen en verwerken, maar onze kennis en het feitelijke object blijven afzonderlijke entiteiten. Onze metingen bieden ons een werkmodel waarmee we beperkte voorspellingen kunnen doen, maar het enige echte model is het ding zelf. De enige ware kennis is dus de kennis van de Schepper, Die het object van binnenuit kent, aangezien het object volledig één is met Hem. Dit is de kennis die in de Torah is behelst.
Net zoals elk object de metingen in zijn essentie onbekend blijft, geldt dat ook voor de tijd. Kennis van verandering, bewegingen, gebeurtenissen – dit zijn allemaal metingen van tijd. We zouden nog verder kunnen gaan: het zijn metingen van hoe dingen zich binnen de tijd gedragen. De tijd zelf – de essentie van tijd – is de parameter waarin deze gebeurtenissen plaatsvinden. In dit paradigma is tijd niet afhankelijk van het bestaan van ruimte en materie. Het is afhankelijk van elke gebeurtenis. Elke gebeurtenis veronderstelt het bestaan van een continuüm van tijd waarin die gebeurtenis plaatsvindt. In feite kunnen we dit zelfs terugbrengen tot de oorspronkelijke gebeurtenis. En dat was het eerste ontstaan van ruimte en materie. Als we aannemen dat er eerst niets was, en dat er toen was, [dus de beweging van jesj me-ajin] impliceert dit al het bestaan van tijd.
Tijd als orde Elk hoger *Wereldgebied heeft een grotere affiniteit met het beginpunt van de schepping. Hierdoor bestaan de entiteiten daar in een meer essentiële vorm. Ook de tijd begint niet zoals we die in de fysieke wereld kennen, maar als een abstractie in de hogere werelden. In wezen is het ‘Orde’ (of ‘Volgorde’ of ‘Hiërarchie’ – in het Hebreeuws ‘seder’) het concept waar het ene voortkomt uit het andere. Dit is de vorm van tijd waarnaar Rabbi Jehoedah ben Rabbi Sjimon verwijst als hij zegt dat tijdelijke orde (seder zemaniem) vóór de schepping bestond [Beresjiet Rabbah 3:8]. De vele werelden waarvan Rabbi Abbahu zegt dat ze “geschapen en vernietigd” werden, bestonden voordat de onze werelden geschapen werden, in deze vorm van Tijd [idem 3:9]. Dit is een geheel abstracte vorm, die zelfs geen nanoseconde inbreuk maakt op de fysieke tijd.
Het is de moeite waard om te benadrukken dat, hoewel we zeggen dat deze vorm van tijd voorafging aan de schepping van deze fysieke wereld, het precedent niet bestaat in termen van fysieke tijd die enige vorm van meting kent. Dit omdat we geen enkele vorm van meting hebben van welke hogere wereld dan ook. Bovendien is deze vorm van Tijd ook een creatie, net zoals al het andere binnen de hogere kosmos. Het gaat vooraf aan de schepping van de fysieke wereld, maar is in absolute zin niet primair. Dat wil zeggen: het hele concept van precedent en antecedent is een creatie. Tijd is daarom als de stroom van**ratso we’sjov [lett. voorwaarts rennen en terug zoals de hachajjot in Jechezkel 1:14] – een voortdurende positieve/negatieve oscillatie van creatieve energie die alle verschijnselen van de kosmos aandrijft. Net zoals harten kloppen, longen in- en uitademen, energie pulseert in golven, deeltjes schommelen tussen negatieve en positieve toestanden, zo schommelt ook de substantie van de kosmos voortdurend tussen een staat van zijn en niet-zijn [Quantummechanica]. Ook deze oscillatie ‘gaat vooraf aan’ de tijd zoals wij die kennen. Het essentiële continuüm van Tijd in onze wereld is de uiteindelijke manifestatie van deze hogere vorm.
Waarom is ratso we’sjov noodzakelijk voor de schepping? Om iets te laten bestaan zijn twee tegengestelde processen nodig. Aan de ene kant moet het object in stand worden gehouden door de wil van zijn Schepper. Aan de andere kant moet het op een afstandelijke en aparte entiteit op zichzelf zijn [zoeloto זולתו, een ander ten aanzien van Hasjem; RaMCHaL] Ratso wesjov is het artefact van de dynamiek van dit conflict. Op deze manier is ratso wesjov de lijm tussen de Creatieve Kracht en het geschapen wezen.
Rav Menachem Mendel van Lubavitch [de ‘Tzemach Tzedek’, 1789–1866] zegt dat Tijd is tussenliggend tussen de kosmische ziel en de ruimte. Tijd is het proces van het zijn. Dit in tegenstelling tot de inhoud van het zijn. Tijd moet daarom eigenlijk niet worden begrepen als de orde der dingen, of als de stroom van creatieve energie die een wereld voortbrengt, maar als het basisconcept dat dit allemaal überhaupt mogelijk maakt. Met andere woorden: de orde der dingen en het ritme van het bestaan zijn mogelijk omdat er een concept Tijd bestaat. Alles gebeurt binnen Tijd, maar ze behoren niet tot de essentie ervan. Wat is die essentie?
Zoals elke essentie kan het alleen worden beschreven door de gebeurtenissen die erin plaatsvinden, maar het kan niet direct worden gekend. Dit leidt tot een fascinerend en belangrijk punt: wanneer we zeggen dat “de tijd begint”. We bedoelen hiermee niet dat dit wordt voorafgegaan door de afwezigheid ervan. De afwezigheid van tijd impliceert ook een concept van tijd [misschien is dit wat wordt bedoeld met ‘onmeetbare tijd’?]. In plaats daarvan bedoelen we dat de Tijd als de mogelijkheid [althans conceptueel] van de afwezigheid ervan oorsprong vond in de zes dagen van de Schepping. Om dit in theologische termen te verwoorden: tijd en niet-tijd zijn voor Hasjem parallelle ficties. Beide zijn door Hem gemaakt [net als het concept “bestaan” en “niet-bestaan”]. Het zijn twee kanten van één enkele uitdrukking. Wat veelbetekenend is, is dat dit ruimte laat voor de mogelijkheid van een convergentie van de twee: als Tijd een noodzakelijk concept zou zijn en niet een creatie, zouden Tijd en Niet-Tijd onmogelijk met elkaar in conflict zijn – je hebt slechts het een óf het ander. Nu we zien dat het niet meer dan twee modaliteiten van één enkele Schepper zijn, is er, voor zover het die Schepper betreft, geen reden waarom ze niet zouden kunnen samenvallen.
Voorbeelden van het samenvallen van tijd en afwezigheid van tijd zijn de Sjabbat. Sjabbat is een dag/tijd van rust; waar de tijd stopt, want de 25 uur Sjabbat is een ondeelbaar moment. Dat moment wordt opgevat als een afwezigheid van tijd. Zo ook de Sjabbat na het 6e millennium wat gezien wordt als de stopzetting van de tijd [zoals wij die kennen, op naar de 10e millennium].
|
1 | 2 » |
|
|