1240 v.d.g.j. Mosje overlijdt. Intocht van Israëlische stammen, o.l.v. Yehosua te Kanaän. Het volk marcheert, vecht, verovert en bouwen nederzettingen. Men vermoed dat er ook premozaïsche Israëlieten in het land wonen die niet gewend zijn aan de beeldloze verering van HaSjem. De Israëlieten keren eindelijk terug naar Kanaän.
1230 v.d.g.j. Ramses II overlijdt.
1210 v.d.g.j. inmiddels bejaarde Yehoshua roept te Sjechem de vooraanstaande personen van de stammen van Israël bij elkaar. Het volk wordt hier verenigd; de premozaïsche Israëlieten die daar altijd zijn blijven wonen en de Israëlieten waarvan hun voorouders slaven in Egypte zijn geweest. Inzettingen G´ds worden weer doorgesproken: het verbond van Yehoshua.
1200 v Chr. Kanaän heeft van om en nabij 1320 tot 1200 in een vreemde en duistere tijdperk geleefd van geweld. Vele steden liggen al in puin wanneer de Israëlieten terugkomen. Het land van de Hettieten houdt opeens op met haar bestaan. Boghasköy, de hoofdstad, wordt met de grond gelijk gemaakt. Slachtpartijen van plunderaars uit het noorden verwoesten en teisteren het hele Hettietische rijk. Ook de noordelijke gedeelte van Kanaän, waar de Feniciërs wonen, wordt niet gespaard, maar hebben wel de verwoestingen van hun havensteden overleefd door het ruime sop van de Middellandse Zee te kiezen en terug te komen wanneer de plunderaars weer doorgetrokken waren. De komende bijna twee eeuwen leven de Israëlieten in hun eigen streken die middels hun eigen stammen door Yehosua toentertijd aan gewezen werd.
1100 v.d.g.j. het volk wordt door Richters bestuurd. Het volk maakt de ene oorlog mee naar de ander. De Filistijnen zijn één van hun grootste vijanden.
1050 v.d.g.j. groepen Israëlieten trekken rond Israël onder leiden van profeet Shemuel (Samuël). Men profeteert met tamboerijnen en fluiten. Dit is een reactie op één van de zoveel oorlogen met de Filistijnen. Helaas is de inhoud van de profetieën niet bewaard gebleven. In ieder geval is het feit dat profeten als Shemuel het volk geestelijk overeind houdt waardoor zij de wil behouden om zich te blijven verzetten tegen de Filistijnen.
1020 v.d.g.j. Sh´aul, uit de stam Binyamin, wordt door profeet Shemuel gezalfd als eerste koning van Israël. Sh´aul vecht tijdens zijn regeringsjaren tegen Filistijnen, Moabieten, Ammonieten, Edomieten en Amalekieten. Sh´aul heeft veel huurlingen en soldaten voor zijn leger gerekruteerd. Uiteindelijk bestaat zijn leger uit drieduizend man. Zijn voorkeur zijn mannen uit zijn eigen stam, maar hij neemt ook buitenlanders en mensen uit andere Israëlische stammen aan. Één van hen is de jonge officier Dawid uit de stam Yehuda. Met Dawid krijgt hij een haat-liefdesverhouding. Dawid trouwt met de dochter van Sh´aul en wordt bevriend met zijn zoon Yehonatan (Jonathan). Hij vervolgt Dawid meerdere malen om te trachten hem te doden.
1000 v.d.g.j. Sh´aul pleegt zelfmoord in de heetst van de strijd tegen de Filistijnen. Drie zonen sterven die dag met hem. De lijn van leiderschap vertakt in een richter-koning en een priester-profeet. Uiteindelijk zal de door Shemuel gezalfde dertigjarige Dawid hem opvolgen. Dawid krijgt eerst heerschappij over Yehuda. De zoon van Sh´aul, Ish-Bosheth, regeert twee jaar over Israël.
992 v.d.g.j. Dawid wordt koning over heel Israël. Jeroeshalaijim; Jeruzalem, (heette eerst Jebus) wordt de hoofdstad van Israël. Diens zoon Sh´lomo volgt hem op. Sh´lomo mag de eerste Tempel voor HaSjem bouwen. De Tempel is 30 meter lang, ruim negen meter breed en ruim veertien meter hoog. Daar komt de Aron HaB´rit te staan. In zijn regeringsjaren is Israël uiterst welwarend. Alleen in zijn laatste jaren beschikt Sh´lomo niet meer over betaalmiddelen om al die gebouwen die hij in zijn koninkrijk bouwt, af te betalen en geeft een gedeelte van het Heilige Land aan de Feniciërs (crediteuren) met twintig Galilese steden (w.o. Akko). Er wordt een opstand tegen S´hlomo beraamd door Yarobam, de zoon van Nebat. Deze moet vluchten naar Egypte. In Egypte heerst inmiddels een andere farao die, in tegenstelling tot zijn voorgangers, aast op het Rijk van Yehuda en Israël. Sh´lomo wordt uiteindelijk verleid tot heidendom die hij naar Jeroeshalaijim brengt.
928 v.d.g.j. dood van Sh´lomo. Yarobam komt terug uit Egypte. Yarobam eist de noordelijke gedeelte van Israël op. Stam Benyamin zit precies tussen de twee rijken in en wordt een toneel van voortdurende burgeroorlogen. Rehabam, een zoon van Sh´lomo wordt koning over het Zuidelijke Rijk, Yehuda, het Huis van Dawid. Doordat hij tegen de leiders van de Noordelijke stammen in zijn harnas jaagt door te dreigen dat hij hen hardvochtiger zal bejegenen dan zijn vader Sh´lomo, wordt de scheiding van het Rijk Israëls een feit. De leiders van de Noordelijke stammen benoemen Yarobam officieel tot koning.
923 v.d.g.j. farao Sjisjak, een Libiër, valt de rijken van Israël binnen en laat een spoor van plunderingen achter. Yarobam (Noord) maakt van Sjechem zijn hoofdstad. Om Jeroeshalaijim naar de kroon te steken, maakt hij van Bethel en Dan een centra van erediensten voor het heidendom.
915 v.d.g.j. Rehabam (Zuid) sterft en zijn zoon Abia volgt hem op.
913 v.d.g.j. Abia (Zuid) sterft en zijn zoon Asa volgt hem op.
901 v.d.g.j. Yarobam (Noord) sterft en zijn zoon Nadab volgt hem op.
900 v.d.g.j. het Nieuwe Assyrische Rijk met o.a. koningen Adadnirari II, Assurnasirpal II, Tiglatpileser III, Sargon II, Sanherib, Esarhaddon, Assurbanipal.
899 v.d.g.j. Nadab (Noord) wordt vermoord door de g´ddeloze militair Baäsja uit de stam Yisas´char. Baäsja wordt door de profeet Yehu tot koning benoemd en Baäsja roeit de hele familie van Yarobam uit.
877 v.d.g.j. Baäsja (Noord) sterft en zijn zoon Ela neemt de troon voor ongeveer twee jaar over.
876 v.d.g.j. Ela (Noord) wordt vermoord door Zimri en Zimri benoemd zichzelf koning en roeit de hele familie van Baäsja uit. Na zeven dagen komt Zimri om in de door hemzelf aangestoken vlammenzee in het paleis. Zimri kreeg namelijk niet de benoeming tot koning door een profeet of steun van het volk. Legeraanvoerder Omri wordt koning. Hij is, in de korote tijd dat hij koning is, in geslaagd om rust te brengen in Israël (Noord). Hij sluit vrede met Yehuda (Zuid). Om het bondgenootschap tussen Israël en Fenicië veilig te stellen, moet zijn zoon Ahab trouwen met Izebel uit Tyrus, de dochter van koning Esjbaäl van Sidon (Fenicië). Hij bout Samaria en Samaria wordt de hoofdstad waar Omri zetelt. Hij zet een stempel op zijn land, waardoor de Assyriërs na anderhalve eeuw het nog steeds ´het land en het huis van Omri´ noemen. Omri heeft tevens de Moabieten in de hand.
873 v.d.g.j. koning Asa (Zuid), een fanatieke strijder tegen Kanaänitische praktijken, sterft. Zijn zoon Yehoshaphat volgt hem op. Yehoshaphat is een goede koning en strijdt met de Wetboek G´ds tegen de Kanaänitische heidendom. Yehoshaphat voert op buitenlands niveau een de politiek van de gewapende vrede. Hij vijzelt de economie behoorlijk op, waardoor vijanden als de Filistijnen hem belastingen moeten verbalen in vorm van zilver en dergelijke. Van Levieten, priesters en clanhoofden laat hij een soort hooggerechtshof vormen die hij in Jeroeshalaijim laat stationeren.
869 v.d.g.j. Omri deed wat kwaad was in de ogen des Heeren´ en sterft. Zijn zoon Ahab volgt hem op. Ook Ahab houdt de vrede stand tussen de twee verscheurde huizen van Israël. Om dit tot stand te houden, laat koning Ahab zijn dochter Atalyahu trouwen met de kroonprins van het Huis van Yehuda (Zuiden), Yehoram de zoon van Yehoshaphat (Zuid). Ahab´s G´d HaSjem stond bij hem op nummer één, echter hij was te tolerant door zijn prgrootvadergandistische vrouw Izebel en hij zet haar g´d Baäl gelijk aan HaSjem, waardoor hij in conflict raakt met profeet Eliyahu. Dit komt tot een climax wanneer koningin Izebel vele profeten van HaSjem laat executeren.
860 v.d.g.j. een langdurige droogte is het gevolg van de executie van diverse profeten van HaSjem. Er heerst hongersnood en vele zijn de wanhoop nabij door zichzelf te verkopen als slaaf om toch aan eten te kunnen komen. Op verzoek van Eliyahu organiseert Ahab een wedstrijd tussen HaSjem en Baäl. Dit vindt op de berg Karmel plaats. Baäl en zijn vierhonderd profeten haalt niets uit en HaSjem laat het regenen. Eliyahu laat vervolgens deze Baälprofeten doden. Er komt einde aan de droogte doordat Eliyahu op Karmel voor regen bidt. Koningin Izebel ontsteekt in woede en laat Eliyahu vervolgen, die op zijn beurt vlucht.