Een paar jaar geleden hoorde ik een man in de synagoge aan een andere man vragen: „Wanneer is het Chanoeka dit jaar?" De ander lachte een beetje vals en antwoordde: Hetzelfde als andere jaren, de 25ste Kislev." Dit antwoord illustreert een belangrijke eigenschap van Joodse feest-dagen: de Joodse datum van de Joodse feestdagen blijft ieder jaar hetzelfde. Maar het Joodse jaar is niet hetzelfde als het zonnejaar van de Gregoriaanse kalender, welke in het grootste deel van de westerse wereld gebruikt wordt. Daardoor verschuiven de Joodse feestdagen op die Gregoriaanse kalender.
Achtergrond en Geschiedenis De Joodse kalender is hoofdzakelijk een maan-kalender, waar bij iedere nieuwe maan een nieuwe maand begint, zodra het eerste zilveren streepje van de maan zichtbaar wordt, nadat die een nacht volledig onzichtbaar was. In oude tijden werd de nieuwe maan vastgesteld door observatie. Wanneer mensen de nieuwe maan gezien hadden, brachten zij daarvan het Sanhedrin op de hoogte. Wanneer het Sanhedrin van twee van elkaar onafhankelijke en betrouwbare getuigen gehoord had, dat de nieuwe maan op een bepaalde datum gezien was, dan verklaarden zij die dag Rosj Chodesj (de eerste dag van de maand) en zonden boodschappers uit om de mensen te vertellen wanneer de nieuwe maand was begonnen.
Het probleem van een zuivere maankalender is, dat er ongeveer 12,4 maan-maanden in een zonnejaar gaan. De tijd die verloopt tussen de ene nieuwe maan en de volgende is 29 dagen, 12 uur, 44 minuten en 31/3 seconde. Maar daar een maand alleen uit hele dagen kan bestaan [men kan niet een nieuwe maand in het midden van een dag of nacht laten beginnen], bestaat de Joodse kalender uit maanden van afwisselend 29 en 30 dagen zodat een maanjaar van 12 maan-maanden 354 dagen duurt en ieder zonnejaar ongeveer 11 dagen tekort komt. De maanden op een dergelijke kalender „drijven" als het ware door het zonnejaar heen. In een 12 maanden-kalender zou daardoor bijvoorbeeld de maand Nisan ieder jaar 11 dagen vroeger vallen dan het vorige jaar en zou daardoor na verloop van tijd in de winter vallen, daarna in het najaar, enz., maar de Tora eist (Dewariem 16:1) dat Nisan in het voorjaar valt, dat wil zeggen in maart of april. Om dit probleem op te vangen, wordt af en toe een extra, dat wil zeggen een dertiende maand ingevoegd: een tweede maand Adar. Zo valt de maand Nisan twee of driemaal 11 dagen vroeger in het jaar, waarna een extra maand van 29 of 30 dagen wordt ingelast, waardoor de maand Nisan weer evenveel dagen naar voren schuift.
De Tora zegt dat een nieuwe maand alleen door een Joodse rechtbank kan worden uitgeroepen, waarvan de leden semicha [ordinatie] moeten hebben, die van leraar op leerling werd overgegeven, generatie naar generatie, vanaf de tijd van Mosjé. Na de verwoesting van de Tweede Tempel daalde het niveau van leren zodanig, dat deze ordinatie geleidelijk ophield te bestaan ten gevolge van de vervolgingen en verstrooiing. Wanneer het een niveau had bereikt, waarop geen semicha meer mogelijk zou zijn geweest, dan zouden er geen nieuwe maanden meer kunnen worden uitgeroepen en de Joodse kalender zou zijn opgehouden te bestaan.
Om dit te voorkomen stelde Hillel II in de vierde eeuw van de westerse jaartelling, een vaste kalender in, gebaseerd op rekenkundige en astronomische berekeningen, waarbij de maanden om-en-om 29 en 30 dagen tellen. Deze kalender, die nog steeds in gebruik is, stelde een vaste lengte van de maanden vast voor een 19-jarige cyclus, zodat de maankalender in de pas loopt met het zonnejaar. Adar II wordt ingevoegd in het 3e, 6e, 8e, 11e, 14e, 17e en 19de jaar van de cyclus. De huidige cyclus begon in het Joodse jaar 5758 (dat volgens de Gregoriaanse kalender begon op 2 oktober 1997).
Bij de samenstelling van deze kalender werd rekening gehouden met het feit dat het voor sommige feestdagen zeer bezwaarlijk zou zijn als zij zouden samenvallen met, of zouden volgen op, of voorafgaan aan Sjabbat. Jom Kippoer mag niet op vrijdag of zondag vallen, want dat zou problemen opleveren met de Sjabbat. Immers, als Jom Kippoer op vrijdag zou vallen, zou men geen eten voor Sjabbat kunnen voorbereiden. En wanneer Jom Kippoer op zondag zou vallen, zou men op Sjabbat niet de voorbereidingen voor Jom Kippoer kunnen maken. Verder mag Hosjana Rabba niet op Sjabbat vallen, want de wijze waarop dat feest gevierd wordt, is strijdig met de Sjabbat-viering. Daarom wordt in het voorafgaande jaar een dag toegevoegd aan de maand Chesjwan (die anders 29 dagen telt) of één dag afgetrokken van de maand Kislev (die anders 30 dagen telt) om dit soort dingen te voorkomen.
De Nummering van de Joodse Jaartelling
Het jaartal op de Joodse kalender geeft het aantal jaren sedert de schepping weer, berekend door de leeftijden van de in de Bijbel genoemde personen bij elkaar op te tellen tot de schepping. Dat hoeft niet noodzakelijk te betekenen dat alle 5600-plus jaren sedert de schepping even lang waren. Voor een fascinerende beschouwing van dit probleem door een kernfysicus, die het licht van Albert Einsteins Relativiteitstheorie laat schijnen op de Tora-leeftijd van het universum, zie: „De Leeftijd van het Universum"
Maanden van het Joodse Jaar De eerste maand van de Joodse kalender is de maand Nisan, in de lente, de maand waarin Pesach valt. Echter, het Joodse Nieuwjaar is op de eerste dag van de zevende maand, Tisjri, en dat is de datum waarom het jaartal verhoogd wordt. Dat het jaar verschillende beginpunten heeft is niet zo vreemd als het op het eerste gezicht lijkt. Het Nederlandse „nieuwjaar" begint in januari, maar het „schooljaar", begint omstreeks september en voor veel bedrijven, die seizoen gebonden zijn, begint het „commerciële jaar" op nog een andere datum. Zo heeft ook de Joodse kalender verschillende begindata voor verschillende doeleinden.
De namen van de maanden van de Joodse kalender werden aangenomen in de tijd van Ezra, na diens terugkeer uit de Babylonische ballingschap. Het zijn in feite Babylonische namen. De Bijbel duidt de maanden in het algemeen aan met een nummer en niet bij naam.
Op de Joodse kalender komen de volgende maanden voor:
Naam
|
Nummer
|
Lengte
|
Gregoriaans equivalent
|
Nisan
|
1
|
30 dagen
|
maart-april
|
Ijar
|
2
|
29 dagen
|
april-mei
|
Siwan
|
3
|
30 dagen
|
mei-juni
|
Tammoez
|
4
|
29 dagen
|
juni-juli
|
Av
|
5
|
30 dagen
|
juli-augustus
|
Eloel
|
6
|
29 dagen
|
augustus-september
|
Tisjri
|
7
|
30 dagen
|
september-oktober
|
Chesjwan
|
8
|
29 of 30 dagen
|
oktober-november
|
Kislev
|
9
|
30 of 29 dagen
|
november-december
|
Tewet
|
10
|
29 dagen
|
december-januari
|
Sjevat
|
11
|
30 dagen
|
januari-februari
|
Adar
|
12
|
29 of 30 dagen
|
februari-maart
|
Adar II
|
13
|
29 dagen
|
maart-april
|
In een schrikkeljaar heeft Adar 30 dagen. In een gewoon jaar heeft Adar 29 dagen.
De lengte van Chesjwan en Kislev worden vastgesteld met behulp van ingewikkelde berekeningen, waarbij rekening gehouden wordt met de tijd van de dag waarop het volgende jaar Tisjri volle maan is, en met de dag van de week waarop Tisjri het volgende jaar begint. Ik pretendeer niet de wiskundige berekeningen te begrijpen die hierbij gebruikt worden en tenzij u een wiskundige opleiding heeft, zou ik ook niet aanraden om te trachten het uit te pluizen. Er bestaan computerprogramma's die dit voor u doen.
Merk op dat het aantal dagen tussen Nisan en Tisjri altijd hetzelfde is.
Copyrights Joods Leven 2006 |