Sjimon haTsaddiek werd opgevolgd door Antigonos uit Socho. Antigonos ontving de overlevering van Sjimon. Antigonos was verantwoordelijk voor de overgang van de Sofriem naar de Zoegot. Het woord Zoegot betekent paren. Als ware 2 leidende leraren: de 1 is nassi (voorzitter) en de ander is Aw-Beet-dien (vice-voorzitter). De aanvang begint bij het paar José ben Joëzer en José ben Jochanan en eindigt bij Hilleel en Sjammai. Later in dit hoofdstuk komen op deze 2 paren terug. We vertelden in het vorige hoofdstuk de kernspreuk van Sjimon. Ook Antigonos had een kernspreuk en die luidde: ´Wees niet als knechten, die de baas dienen alleen maar om loon te ontvangen, maar weest als de knechten, die de baas (G´d) dienen niet alleen maar om loon te ontvangen, en heb ontzag voor G´d´ (Pirké Awot 1:2 en 3). Volgens de overlevering is het door Antigonos´ bijdrage dat binnen het Jodendom Griekse invloeden optraden. Door zijn leerlingen, die Antigonos´ kernspreuk misvatten, kregen zij de naam van Apikorsiem (epicuristen: mensen die leven naar de theorieën van Epicuris: die geestelijk en ook lichamelijk welbehagen stelde als hoogste doel. Denk aan genotzuchtig, weelderigheid). Zij zijn de algemene ketters van het Joods geloof geworden. In de periode van de Zoegot kwamen de Joden onder de Griekse invloeden (zie: geschiedenis van G´d: 2. Eén G´d; de Joodse G´d). Het was vooral te merken in de toenmalige hoofdstad van Egypte, waar veel Joden zich vestigden, Alexandrië. De Hellenisme en het Jodendom waren niet te verenigen, ook al zagen de Joden dat toentertijd niet. De Sofriem probeerden deze tendens tegen te gaan, maar dat was heel moeilijk. De Makkabeeën/Hasmoneeën De Syrische koning Antiochus IV Epiphanes (de stralende, de doorluchtige) veroverde Jeruzalem en verbod op straffe van de dood alle vormen van Jodendom om zo het Hellenisme verplicht op te leggen door diensten in te voeren t.b.v. de Griekse god Zeus (Jupiter). Vele Joden vonden de dood of vluchtten de bergen in om ondergronds hun erediensten te kunnen uitvoeren voor de ware G´d van Israël. Maar Sjimon (Simon) de Chasjmoneeër (Makkabeeër, gestorven in 135 v.d.g.j.) pikte dit niet en kwam met zijn mannen in opstand. Deze groep mensen heetten de Makkabeeërs of Hasmoneeërs. In het Hebreeuws Chasideeers. Zij behaalden de overwinning en wisten de vijand te verdrijven en reinigden de Tempel van de afgodische misdrijven. De Joden waren deze familie zo dankbaar dat hun familienaam op plechtige wijze het geslacht Chasjmoneeën erfelijk verklaarden. Peroesjiem/Farizeeërs en Saddoekiem/Sadduceeërs Sjimon de Chasjmoneeër werd opgevolgd door Jochanan Hyrkanus (Johannes 135-106 v. Chr.). In de opvolgende tijd van welvaart en rust, kwamen er tussen de Joden een groot meningsverschil: wat is de betekenis van de Joodse plaats en staat? Hierdoor ontstonden er 2 tegen elkaar overstaande groepen: de Farizeeërs (Peroesjiem) en de Sadduceeërs (Saddoekiem). Wat waren die verschillen? Bij de Saddoekiem stond de Joodse staat voorop de religie. Zij geloofden wel in de G´ddelijke oorsprong van de Tora en leefden die huiselijk na. Zij geloofden echter niet in de G´ddelijke oorsprong van de Talmoed en wilden de Tora na eigen inzicht verklaren en opvolgen. Hun gedachtegoed m.b.t. de Wet pasten zij toe in hun eigen tijd en zo raakten zij verwijderd van de Joodse gedachtegoed dit merendeels door het volk werd beleefd. De Saddoekiem waren hard en stonden snel met hun oordeel klaar. Dit gaat tegen de traditie in, omdat G´d ons leert liefdevol en meedogend te zijn en G´ds liefde is groter dan Zijn woede. De Saddoekiem geloofden niet in de G´ddelijkheid van de traditie en stonden achter strenge straffen bij overtreding van de wet. Ook geloofden de Saddoekiem niet in de beloning of afstraffing in het hiernamaals. In dit leven zou je al afgerekend of beloond worden naar jouw daden. Hierdoor voelden zij zich niet schuldig om de ongelukkige in deze wereld met de nek aan te kijken, want ze waren immers in hun ogen slecht. Zij vertegenwoordigden vooral de adellijke priesterstand en had grote invloed in het Sanhedrin. Bij de Peroesjiem geloofden dat G´d de Joden Israël heeft geschonken om de voorschriften van de Tora onverstoord te kunnen nakomen. Alles stond in hun ogen onder de Wet van de Tora. Zij geloofden wel in de G´ddelijke afkomst van de Talmoed, omdat het een aanvulling en verklaring van de Tora zou zijn. Alle nieuwe situaties dienden afgestemd en afgetoetst te worden naar de Wet en de traditie. Door hun drang om alle overtredingen van de Wet te beperken, maakte hun stroming het erg zwaar. T.o.v. de Saddoekiem waren zij zachtmoedig naar de wetsovertreders en dat uitte zich ook in de omgang met mensen in het algemeen. Zij geloofden in de onsterfelijkheid van de ziel en geloofden in G´ds beloning naar goede werken in dit leven. De Peroesjiem waren de kern van de Joden in die tijd en zij waren als ware de mensen die de traditie verder hebben geleid. Uiteraard heb je ook bij de Peroesjiem wolven is schaapskleren die alleen aan uiterlijke schijn meededen. Na de val van de tempel (70 n.d.g.j.) hoort men niet meer van de Saddoekiem; de (geestelijke) leiding van het volk is dan overgegaan op de Peroesjiem. Van José ben Joëzer tot aan Sjammai: de generaties van de Zoegot Een tradent is iemand die de Mondelinge Leer overbrengt. José ben Joëzer en José ben Jochanan waren de eerste paren die tijdens de Chasideeers leefden (167-135 v.d.g.j.). Zij werden t.t.v. Jochanan Hyrkanus in het Sanhedrin (het hoogste Joodse (religieuze) gerechtshof) opgevolgd door Jehosjoea ben Perachja (nassi) en Natai van Arbela (Aw-Beet-dien) die door Hyrkanus werden gekozen. Hyrkanus behield balans tussen de Saddoekiem en de Peroesjiem. De Saddoekiem waren verantwoordelijk voor de staatslieden en veldheren en de Peroesjiem waren verantwoordelijk voor de rechtsgang en G´dsdienst. Maar die evenwicht tussen de Peroesjiem en de Saddoekiem kon niet door Hyrkanus gehandhaafd worden, daar zijn afkomst (let wel, dus ook zijn priesterlijke ambt) tijdens een feest door de Farizeeër Elazar ben Poira in twijfel werd getrokken. Aangezien het Sanhedrin, na een Hyrkanus´eigen persoonlijke diepgrondige onderzoek naar zijn afkomst, de twijfel niet konden weerleggen en ben Poira niet konden bestraffen van majesteitsschennis, hief Hyrkanus de Peroesjiem uit hun hoge functies en ontsloeg het gros uit het Sanhedrin die door hem door Saddoekiem werd vervangen (Babylonische Talmoed Kidoesjien 66a). Natai van Arbela zei hierop: ´blijf uit de buurt van een slechte buur, zoek geen contact met een slecht mens en geef de gedachte aan G´ddelijke vergelding niet op´. (Pirké Awot 1:7). Uiteraard werd hier de Saddoekiem bedoeld. Jehoeda ben Tabbai en Sjimon ben Sjetach waren het derde paar (1105-70 v.d.g.j.). Chasjmoneeër (Makkabeeër) Alexander Jannai (Jannaeus) was de koning en priester over Judea. Alexander was getrouwd met de zus van ben Sjetach. Toen Sjimon ben Sjetach tot Nassi uitgeroepen werd, was hij heel fanatiek om de Torawet in uitvoer te brengen. Hij hoorde dat er 80 heksen in de spelonk in Asjkelon woonden. Hij verzamelde op een regenachtige dag 80 jongelui en gaf hen ieder een nieuw vat met daarin een schone overjas. Hij zei tegen de jongelui: ´als ik 1x fluit, doen jullie doe overjassen aan. Fluit ik 2x keer, dan stormen jullie tegelijk de spelonk binnen en pakken ieder 1 heks op en hou haar in de lucht, want in de lucht kan ze niet toveren. Zo gezegd, zo gedaan. Sjimon klopte aan en men liet hem binnen. Hij vertelde dat hij ook kon toveren en de dames vroegen zich ook af hoe het kon dat Sjimon droog binnenkwam. ´nou´, vertelde hij, ´ik kan tussen de regendruppels door lopen´. De dames waren diep onder de indruk. ´Maar dat is nog niets hoor,´ ging Sjimon verder, ´ik kan veel meer, maar laten jullie eerst jullie kunsten eens zien.´ De een toverde brood, de ander wijn en de derde vlees. Toen moest Sjimon zijn krachten zien en vertelde dat hij door 2x te fluiten wel 80 jonge mannen te voorschijn kon toveren. ´Jullie kunnen nog plezier aan deze jongens beleven.´ En ja hoor, na 2x fluiten verschenen de jongens en grepen de heksen bij de kladden en zij werden op voorschriften van de Tora berecht. De familieleden van de heksen waren uiteraard hier niet blij mee en beschuldigden de zoon van Sjimon van een vergrijp waar de doodstraf op stond. Het vonnis werd geveld en de zoon van Sjimon werd ter dood veroordeeld. Sjimon wilde het vonnis over zijn zoon ongedaan maken, maar zijn zoon weerhield hem met de volgende woorden: ´indien ik door u onschuldig verklaard wordt, zullen de mensen zeggen dat de geleeren hun eigen kinderen voortrekken!´ (Babylonische Talmoed Sanhedrin 44b, Jeruzalemse Talmoes 6:4 en Chagiega 2:2). Toch was Alexander Jannai pro Saddoekiem. Sjimon ben Sjetach had na de dood van Hyrkanus de boel teruggedraaid door veel Peroesjiem in de Sanhedrin te benoemden. In de 1e instantie vond Alexander door tijdsgebrek dor diverse oorlogen dit geen probleem, maar dat veranderde na zijn tochten heel snel. Door een aanvaring tijdens de Soekot (Loofhuttenfeest zie Jodendom: 2: Sabbath en feestdagen: hij sprengde het Soekot water niet op het altaar maar uit minachting voor de Mondelinge Leer op zijn eigen voeten) die hij opzette t.o.v. het volk, wierpen het volk etrogiem (cederappelen) naar deze Hogepriester en eiste zijn aftreden als Hogepriester (Babylonische Talmoed Soeka 48b). Maar Alexander was niet onder de indruk, omdat hij als koning zijn troepen hierop had voorbereid. Meer dan 6000 Joden stierven onder hun handen. Alexander onderdrukte de Peroesjiem wel 6 jaar en er vielen in de die 6 jaar wel 50.000 slachtoffers. Jehoeda ben Tabbai vertrok naar Alexandrië en Sjimon ben Sjetach (nota bene de zwager) moest onderduiken. De haat van Alexander lag vooral bij zijn zwager, omdat hij het idee had dat hij door zijn zwager in de luren werd gelegd. Een groep van 300 Nazireeërs kwamen eens bij ben Sjetach omdat zij geen geld hadden voor de verplichtte offers in de Tempel. Sjimon riep de hulp van zijn zwager, koning en Hogepriester Alexander in en deze beloofde de helft voor zijn rekening te nemen. Sjimon vond een Halachische reden om de andere helft van hun nazireeërgelofte te ontslaan, zodat zij überhaupt de vereiste offers niet hoefden te brengen. De koning was woedend en voelde zich belazerd (Jeruzalemse Talmoed Nazier 5:3). De strijdbijl werd begraven door een gezant uit het Perzische rijk die ook Sjimon wilde ontmoeten tijdens het diner. Met behulp van diverse Bijbelteksten wist Sjimon zijn gedrag te verdedigen t.o.v. Alexander, maar de spanning bleef (Babylonische Talmoed Berachot 8a; Jeruzalemse Talmoed Berachot 7:2). Alexander Jannai kreeg op zijn sterfbed spijt om wat hij op zijn geweten had en vroeg zijn vrouw Salomé Alexandra, de zus van Sjimon ben Sjetach, zich met de Peroesjiem te verzoenen. Zij was een verstandige vrouw en er kwam eindelijk rust over het land. Iedereen die op de vlucht waren geslagen kwamen weer terug. Jehoeda ben Tabbai werd Nassi en Sjimon ben Sjetach werd Aw-Beet-dien. Dit paar was een gezegend paar en waren belangrijk in de ontwikkeling van het onderwijs m.n. voor de volwassen jeugd. Maar de rust duurde niet lang. Het vierde paar werd in de Sanhedrin aangekondigd. Sjemaja en Awtaljon Er zijn nog spreuken van deze 2 bovengenoemde geleerden die tijdens Hyrkanus II leefden. We kunnen deze spreuken lezen in de Pirké Awot. Sjemaja (I:10): ´houd van de arbeid, haat eerzucht en wees niet eigen met regeringsautoriteiten´. Dit is een geheel nieuwe houding. Ze wilden meer nadruk leggen op de Wetstudie. Awtaljon (I:11):´Wijze mannen, pas op uw woorden: u zoudt wel eens als straf verbannen kunnen worden naar een plaats waar het water slecht is´. Er wordt hiermee bedoeld dat je verbannen wordt naar een plaats waar onjoodse gedachtegoed centraal staat. Evenals Sjemaja waarschuwt Awtaljon voorzichtigheid te zijn met politieke uitspraken op dat punt kon men beter een terughoudende houding aannemen. Je zou verbannen kunnen worden naar plaatsen waar de Hellenistische invloeden (Griekse invloeden) je leiden tot ontwijding (ontering) van G´ds Naam. Torageleerden genoten t.t.v. Sjemaja en Awtaljon meer aanzien onder het traditiegetrouwe volk dan politieke leiders of zelfs de Hogepriester. Het was heel gewoon dat het volk na Jom Kippoer de Hogepriester dankbaar volgde, omdat hij aan G´d om verzoening voor het volk vroeg. Toen men Sjemaja en Awtaljon in de menigte zagen, verlieten zij de Hogepriester en volgden deze 2 geleerden. Later schudden de 2 geleerden de hand van de Hogepriester en deze zei: ´Mogen de zonen van vreemdelingen in vrede gaan´. Hij herinnerde hen op het feit dat zij afstammelingen waren van de proselieten (in het Nieuwe Testament de heidenen die zich door besnijdenis, het brengen van een offer en meestal ook een ritueel reinigingsbad in de Joodse gemeenschap lieten opnemen. In onze tijd betekent proseliet in het algemeen bekeerling of nieuwbekeerde). Zij antwoordden hem: ´Mogen de zonen van de vreemdelingen in vrede gaan, daar zij gaan in de voetsporen van Aharon (Aäron: de stamvader van de priesterschap; broer van Mosje/Mozes), maar laat de zoon van Aharon niet in vrede gaan, daar hij niet volgt in de voetsporen van zijn illustere grootvader!´ Die was raak! Ondertussen bereidde het Romeinse Rijk uit in voor-Azië en hierdoor brak een nieuwe periode aan w.o. de 2e Tempel in 70 n.d.g.j. verwoest werd. Dit was de aanvang van de diaspora die tot 1948 duurde. Een droevige tijd die bijna 2000 jaar duurde. In die tijd werd de Mondelinge Leer heel belangrijk o.l.v. Hilleel en Sjammai. Hilleel en Sjammai Hilleel en Sjammai leefden t.t.v. koning Herodes. Hij was een uiterst wrede en agressieve man en had een zeer slaafse houding t.o.v. zijn Romeinse meerderen. Hierdoor werd de kloof tussen de koning en het volk steeds groter. Hij beroofde en vermoordde leden van het Sanhedrin (of ze werden vogelvrij verklaard; een Romeins gebruik), omdat het Sanhedrin hem voor hun gerecht heeft gedaagd. Sjemaja en Awtaljon liet hij in leven. Herodes benoemde buitenlandse geleerden uit de familie Bné Betera (Saulus/Paulus was voor zijn bekering lid van het Sanhedrin als Jood met Romeinse staatsburgerschap), die amper kennis bezaten van de Joodse Wet. Ondanks zijn minachting voor het Jodendom, werden de belangen van het orthodoxe Jodendom toevertrouwd aan Hilleel, een Babyloniër (ongeveer 75-4 n.d.g.j.). Hij was een afstammeling van koning David. Hij was onder de leer van Sjemaja en Awtaljon opgeleid, zij het niet dat dit voordelig was voor koning Herodes: geen politieke bemoeienissen vanuit de Joodse geleerde kant. Hilleel nam de Mondelinge Leer uit Babylonië mee. Hilleel was arm en wanneer hij de kosten van het Leerhuis waar Sjemaja en Awtaljon begaven niet kon betalen, klom hij op het dak om zo toch zijn lessen te kunnen volgen. In de Babylonische Talmoed Joma 35b kunnen we naar aanleiding hiervan lezen: ´Later moeten we allen, rijk, arm, slecht voor het Hemelse gerecht verschijnen. De arme vraagt men: "Waarom heb je je niet intensief met de Heilige Leer beziggehouden?" Als hij dan antwoordt: "Ik was erg arm en was elke dag volkomen in beslag genomen om een schamel stuk brood te verdienen", dan zal hij het verwijt te horen krijgen: " Was je dan armer dan Hilleel?"´. N.a.v. het vraagstuk over het Pesachoffer waar de Bné Betera niet uitkwamen, werd Hilleel de Nassi van het Sanhedrin. Het vraagstuk was of men het slachtverbod van de Sabbath op Pesach mag negeren. In Ba-Midbar/Numeri 9:2 staat bemo´ado (op zijn tijd) bij het Pesachoffer. Zo ook in Ba-Midbar/Numeri 28:2 m.b.t. het dagelijks offer. Als bij nalaten van het dagelijks offer geen kaurat straf staat, maar wel de Sabbathverboden opzij schuift; desalniettemin bij het nalaten van het Pesachoffer waar wel een kaurat straf staat. Uiteraard bepaalt G´d wie dit toekomt en wie niet. Hilleel plaagde de Bné Betera om hun luiheid dat zij niet voldoende de leer van Sjemaja en Awtaljon gevolgd hadden. Maar ja, wie het laatst lacht, want tijdens deze plagerijtjes vergat Hilleel de Halacha op de vraag wat de wet is wanneer men voor de Sabbath vergeet een mes naar de Tempelberg te dragen. Hij zei dat het volk maar zelf moesten weten. Ze waren immers profeten dan wel zonen van profeten en het volk zal zich daaruit redden. En ja hoor, men nam de volgende ochtend hun Pesachoffers met mes en al mee. Toen het volk alles in praktijk bracht, herinnerde Hilleel de Halacha weer: het was goed zo. Babylonische Talmoed Pesachiem 66a. Hilleel werd Nassi en Sjammai werd Aw-Beet-dien. Verschil tussen Hilleel en Sjammai is het volgende. Een heiden wilde tot het Jodendom bekeren en vroeg hulp van Sjammai. Deze wilde er niets van weten. Vervolgens ging de man naar Hilleel en deze zei: ´wat gij niet wilt, dat u geschiedt, doe dat ook aan de ander niet.´ Dit was het antwoord waarom de heiden het Jodendom omhelsde. Ondanks Hilleel en Sjammai haaks op elkaar stonden (ze vormen een prachtig voorbeeld m.b.t. Petrus en Paulus), verketterden zij elkaar niet. Babylonische Talmoed Jewamot 14a. Ondertussen dat deze 2 geleerden op enkele punten verschilden waardoor zij haaks op elkaar stonden, stonden hun volgelingen wel op honderden verschillen: Toen het leerlingental in de scholen van Sjammai en Hilleel toenam en niet allen even goed onderlegd waren in de traditie, werd de Tora als 2 leren´. Babylonische Talmoed Sanhedrin 88b. Interpretatieregels van Hilleel Zowel de Christenen als de Joden erkennen dat de Bijbel op verschillende manieren te interpreteren valt. Hilleel was de 1e geleerde die 7 interpretatieregels formuleerde. - a fortiori ratione - twee beweringen in een betoog de ene met meer reden geldt/kal waChomer
- analogie van termen/gezera-sjawa
- generalisatie van wetsbepaling/binjan aw
- 2 tegenstrijdige verzen
- algemeenheid en detail/klal oefrat
- analogie vanuit een andere plaats/kajotsé bo-mimmakom-acheer
- interpretatie van onduidelijke punten, vanuit de context/dawar-hallameed-mé´injano
|