20 Chesjwan 5785 | 21 november 2024
Artikelen
Jodendom in praktijk     Hasjkafa     Feest- en Gedenkdagen     Samenleving     Geschiedenis     Antisemitisme     Israël     Media     Publicisten     
De geschiedenis van de Talmoed
Publicatiedatum: woensdag 19 november 2003 Auteur: Redactie | 9.909 keer gelezen
Halacha, Geschiedenis/Gebeurtenissen, Redactie, Talmoed Tora »

Er is sprake van drie liefdes; liefde voor G´d, liefde voor de Tora en liefde voor je medemens. In feite zijn ze allen één. Alle drie komen voort uit een zelfde bron en ze vormen samen een geheel, het is dus niet juist om ze van elkaar te scheiden.

Rebbe Menachem Mendel Schneerson (1902-1994)

Het ontstaan van de Tora
"En IK (HaSjem) zal je (Mosje) geven de stenen platen, met de Tora en het gebod" (Sjemot/Exodus 24:12). Met de Tora wordt de geschreven Wet bedoeld en met gebod (richtlijn) wordt verklaring bedoeld. Mosje schreef de richtlijnen niet op, maar onderwees het aan de geleerden en de 70 oudsten van het volk. En dan zegt HaSjem: Het volgende voorschrift moet je in zijn volle omvang uitvoeren. Voeg er niets aan toe, laat er ook niets van weg. (Devarim/Deuteronomium 13:1). Dit is de reden waarom er naast de geschreven Wet (Tora) ook een mondelinge Wet (Misjnàh) is. De Sheh B`ahl Peh. Want dit gebod, dat Ik je heden voorschrijf is niet iets bovennatuurlijks voor je en het is niet iets dat ver verwijderd is. Het is niet in de hemel, zodat je zou moeten zeggen: Wie stijgt er voor ons naar de Hemel, haalt het voor ons en laat en laat het ons horen, zodat wij het kunnen doen. Ook is het niet aan de overkant van de zee, zodat je zou moeten zeggen: Wie steekt er voor ons over naar de overkant van de zee, haalt het voor ons en laat het ons horen, zodat wij het kunnen doen. Integendeel, volkomen binnen je bereik is het gebod, zowel om het met je mond te belijden als om het met overgave van je hart te doen Devarim/Deuteronomium 30:11-14.

Het woord Misjnàh komt van mishna l`meleh. Dat betekent ondersteunen of de koning bijstaan. De Schriftelijke Wet, de Tora, is de Koning doordat deze van G´d komt. De Misjnàh is ondersteunend. Misjnàh is ook afgeleid van het woord ´leren´. Dit geldt ook voor het woord tanna, wat overigens aramees is. Van het woord tanna komt het woord Tanna´iem, de spreker van de Misjnàh, waar we in hoofdstuk 5 over gaan hebben.

Wanneer Mosje de mitswa (gebod en en m`lachot zijn geboden) van G'd ontving, gaf G'd ook de uitleg erbij. Daarna vertelde Mosje in zijn tent aan zijn broer Aharon (de vader van de Joodse priesterkaste) wat G'd hem vertelde. Daarna ging Aharon rechts van Mosje zitten en daarna kwam de zonen van Aharon binnen; El`azar en Itamar. Na het aanhoren wat Mosje namens G'd te vertellen had, trokken de zonen zich terug. De ene ging links van Mosje zitten en de ander rechts van Aharon. De volgende delegatie volgde: de 70 oudsten van het volk. Daarna kreeg het volk de mitswa te horen. Alles bij elkaar hoorde Aharon de mitswa 4 keer en zijn zonen 3 keer en de oudsten 2 keer en de rest van het volk 1 keer van Mosje zelf. Mosje trok zich terug en Aharon herhaalde de mitswa aan het volk. Vervolgens trok Aharon zich terug en de zonen El`azar en Itamar onderlegde het volk de mitswa. Ondertussen had de oudsten de mitswa 4 keer gehoord:

  • 2 keer van Mosje en
  • 1 keer van Aharon en
  • 1 keer van El`azar en Itamar.

Nadat El`azar en Itamar de mitswa aan het volk onderrichtte, onderrichtten de 70 oudsten het volk de mitswa nog eens. Nu had het volk de mitswa 4 keer gehoord:

  • 1 keer van Mosje,
  • 1 keer van Aharon,
  • 1 keer van El`azar en Itamar en
  • 1 keer van de 70 oudsten.

Hierna leerden het volk elkaar de mitswa en de hoofden van het volk steunden hen daarbij totdat iedereen de mitswa van binnen en buiten kende. Zij leerden het volk eveneens de uitleg, die nodig was voor de vele verschillende aspecten van de door G`d gegeven mitswa. De mitswa werd de schriftelijke Tora en de gedeelte van de Mondelinge Leer werd in het geheugen gegrift.

Een voorbeeld is het volgende: Gedurende deze zeven dagen moeten jullie in loofhutten (Soekot) wonen; dat geldt voor elke geboren Israëliet. Wa-jiqra/Leviticus 23:42. Naderhand schijnt het dat G'd, gedetailleerd gezien, deze mitswa verplichtte aan de mannen, maar niet voor vrouwen (Soeka 2:8). En dat de zieken, reizende niet aan deze verplichting hoeven te voldoen (Soeka 4 Gemora Soeka). De soeka moet een losse dakbedekking hebben van natuurlijke loofproducten en niet van wol, of zijde, of Keliem (accessoires). G'd zou ook aangegeven hebben dat je verplicht bent in de soeka te eten, drinken en te slapen voor de volgende 7 dagen. De binnenkant van de soeka moet minimaal 7x7 tefahim (handbreedte) en minimaal 10 tefahim hoog. Toen Mozes En zo ging het met elke 613 mitswot. De opdracht was schriftelijk (Tora) en de uitleg was mondeling (Misjnàh). Vlak voor zijn dood, schreef Mosje de Tora op 13 rollen op. Ieder stam kreeg er 1 en de 13e heeft Mosje aan de Levieten gegeven om deze in de ark te laten leggen: Leg deze boekrol naast de verbondskist van de Heer, je G´d, en zorg dat hij daar blijft, als waarschuwing voor het volk. Devarim/Deuteronomium 31:26. Berekend door de Traditie, verliet Mosje het volk op de 7e Adar (februari/maart) en betrad om 12:00 's middags de berg Newo (Megilla 13B). Hij zou daar gestorven zijn en door G'd Zelf in een graf begraven zijn die nooit gevonden is. Omdat hieromtrent een mysterie hangt, zeggen de Joden (en overigens vele Christenen) dat Mosje niet gestorven, maar door G'd levend is opgenomen om boven verder te studeren (Sota, 13A). Omdat men niets meer kon horen van Mosje's lippen, ontstonden er vertakkingen en verklaringen die men niet van Mosje zelf hadden gehoord. Daarom ontstond de 13 Methoden van Tora, een interpretatiesysteem. Deze interpretatiesysteem zou ook op Sinaï gegeven zijn. Sommigen waren zo perfect gedetailleerd dat er geen contradictie optraden en werden unaniem aanvaard. Wanneer er toch een controverse optrad, ging men stemmen. Hierover later meer.

Tijdelijke suspensie van een mitswa
Toch zijn er uitzonderingen wanneer nood wetten breekt. Soms mag een mitswa een tijdelijke suspensie verkrijgen. Een voorbeeld is de offerranden van Elijahoe (Elia) op de berg Carmel, wat buiten Jeruzalem viel. Binnen Jeruzalem stond immers de Beth HaMikdash (Tempel). `Wanneer een Israëliet binnen of buiten het kampterrein een rund, schaap of geit slacht, en het dier dus niet naar de ingang van de ontmoetingstent brengt om het daar, voor de tent van de Heer, als offergave aan te bieden, dan is hij even schuldig als bij doodslag: hij heeft bloed vergoten. Zo iemand moet uit de gemeenschap worden gestoten. Wa-jiqra/Leviticus 17:3 en 4. Tuurlijk zou er direct gevraagd worden aan Elijahoe of vanaf nu de offeringen inderdaad buiten de Tempelmuren mochten plaatsvinden. We kunnen ervan uitgaan dat Elijahoe op deze vraag geantwoord heeft dat ieder die buiten Jeruzalem offert, zich onderwerpt aan de kaurat. Een kaurat is een hemelse strafoplegging. Kaurat betekent letterlijk afgesneden. Wanneer iemand zo´n straf opgelegd zou krijgen, zou hij/zij afgesneden worden in deze wereld en afgesneden worden van de komende wereld, Olam HaBa (Sanhedrin 64b).`Wanneer een Israëliet binnen of buiten het kampterrein een rund, schaap of geit slacht, en het dier dus niet naar de ingang van de ontmoetingstent brengt om het daar, voor de tent van de Heer, als offergave aan te bieden, dan is hij even schuldig als bij doodslag: hij heeft bloed vergoten. Zo iemand moet uit de gemeenschap worden gestoten. Wa-jiqra/Leviticus 17:3 en 4. In het geval van Elijahoe moest deze mitswa een tijdelijke suspensie krijgen omdat G´d middels Elijahoe de valse en bedrieglijke profeten van Baäl moest ontmaskeren en hun cult te beëindigen. Nog een mooi voorbeeld: Elisha kende het volgende gebod: Stel dat een stad niet zonder slag of stoot is in te nemen en dat de belegering lang gaat duren. Verwoest dan niet de boomgaarden in de omtrek, hak ze niet om. Je kunt van de vruchten van die bomen leven. Bomen zijn toch geen vijanden, die je belegeren moet! Devarim/Deuteronomium 20:19. In de opdracht voor Elisha om een oorlog aan te gaan met Moab, kwam ook op deze mitswa een tijdelijke suspensie: U kunt dan hun versterkte steden innemen, hun vruchtbomen omhakken, hun waterbronnen dichtgooien en al het bouwland onbruikbaar maken door er stenen op te storten.' M'lakhim Beth/2 Koningen 3:19. Ook Elisha zou gezegd hebben, wanneer men hem gevraagd zou hebben of dit voortaan toegestaan was, dat dit exceptioneel zou zijn.

Wie er beslist wanneer een suspensie op een gebod wordt gelegd, is G´d Zelf. Vaak te monde van een profeet. De Jood zal zonder schromen de suspensie opvolgen vol vertrouwen dat G´d dit opgelegd heeft: Jullie moeten luisteren naar de profeet die Hij zal sturen, iemand van je eigen volk, een bemiddelaar zoals ik...Wie hem niet als Mijn woordvoerder aanvaardt, zal Ik ter verantwoording roepen. Devarim/Deuteronomium 18:15 en 19. En de mondelinge Wet zegt: Betreffende dit alles, als een profeet je zou zeggen te overtreden de woorden van de Tora: gehoorzaam hem, uitgezonderd heidenisme. (Sanhedrin, 90a).

De Talmoed
Wat is de Talmoed? De Talmoed (verwant met de Hebreeuwse werkwoordstam lmd: leren, onderwijzen) is de Mondelinge Leer die schriftelijke werd vastgelegd van discussies die gedurende enige eeuwen zijn gevoerd door Joodse geleerden over de praktische toepassing van de Tora-voorschriften en de mondelinge leer (Misjnàh) in het dagelijks leven. We kennen 2 soorten Talmoeden (die we in hoofdstuk 5 dieper opin gaan):

  1. Jeruzalemse (Palestijnse) Talmoed: deze Talmoed zou de betrouwbaarste zijn van de 2. Hij werd afgesloten eind 4e eeuw. Geschreven in het West-Aramees.
  2. Babylonische Talmoed: deze is merendeels in het Oost-Aramees geschreven. De Amoraïm zijn merendeels verantwoordelijk voor deze leer. Amoraïm betekent uitleggers. Het waren wetgeleerden in Palestina en Babylonië die van de 3e tot de 6e eeuw de Misjnàh van commentaar voorzagen, wat de Talmoed als gevolg was.

Veel mensen, in de loop van de geschiedenis, vinden de Talmoed eng: niet kosjer. Er zijn zelfs enkele Joodse stromingen die de Talmoed niet erkennen. Vanuit de niet-Joodse kant werd de Talmoed vaak verboden, verbannen en aangevallen.

Omdat de Talmoed, de opgeschreven Mondelinge Leer (Midràsj) als ware een cultuurhistorie van G'ds (HaSjem) volk de Joden is, leek het ons interessant de Talmoed te gaan volgen vanaf t.t.v. Mosje (Mozes) tot op heden. Dit n.a.v. het boek de geschiedenis van de Talmoed van Rabbijn mr. drs. R. Evers. De Talmoed is met de Misjnàh de Mondelinge Leer die 35 generaties van vader op zoon is doorgegeven. Rabbijn Jehoeda Hannassi tekende omstreeks 220 n.d.g.j. het op in de Misjnàh. De inhoud van de Mondelinge Leer geeft de Tora (Wet: Schriftelijke Leer) weer voor de praktijk in het dagelijks leven. de Talmoed werd in 500 n. Chr. Opgetekend. De Mondelinge Leer, dus de Talmoed en de Misjnàh, vormen een onderdeel van de Halacha. De Halacha is het geldende recht in Joods-wettelijke zin. Dus Joodse gedragscode. De stam van het woord Halacha is HLCH en dat betekent ‘gaan'. De Halacha bestaat uit:

  • De Tora (Schriftelijke Leer),
  • De Kabbalah,
  • De Misjnàh en Talmoed (Mondelinge Leer),
  • Divré Sofriem: bindende uitspraken en jurisprudentie van geleerden en de
  • Minhag: gewoonte recht.

De Mondelinge Leer is de belangrijkste bron èn omvat de grootste gedeelte van de Halacha.

Op de berg Sinaï ontvingen de Joden de Tora. De Tora en traditie horen bij elkaar. Traditie is voor de Jood een voortzetting van ervaringen. Ervaringen die men door de geschiedenis heen opliep. Ervaringen die gesteund en geleid werden, worden en zal worden door HaSjem, de G´d van Avraham, Jitschak en Ja'aqov. Middels uitlegkunde werd de Tora als leefregels van het dagelijks leven uitgelegd. De uitlegkunde heet Talmoedische hermeneutiek, of te wel de Midràsj. Midràsj betekent nauwkeurig onderzoeken. Zijn leven lang dient de Jood de leefregels van de Mondelinge Leer te relateren aan de Schriftelijke Leer.

De orthodoxe Jood kent geen G´ddelijke openbaring die vertelt hoe je de Wet dient op te nemen in je dagelijks leven. Tijdens de Sinaï is de Tora uit de Hemel gevallen en is het in mensenhanden terechtgekomen (Het is niet langer in de hemel. Devarim/Deuteronomium 30:12). Wanneer zich er bijvoorbeeld een nieuwe levenssituatie voordoet, gaat men niet bij G´d te rade zoals wij dat gewend zijn. De Chagamiem (geleerden) zullen over de situatie heen buigen en de meerderheid van stemmen van de Chagamiem zal het beslissende woord zijn. De minderheidsopinies worden wel opgeschreven. Hier komen we gelijk op het grote struikelblok: de Kabbalah. Jammer dat men niet met de levende G´d overleggen wat men dient te doen. Dan zou de kans groter geweest zijn dat dit prachtige onderdeel van de Halacha occult vrij geweest zou zijn. Jammer dat er niet gezocht wordt naar de bedoeling van G´d m.b.t. de Mondelinge- en Schriftelijke Leer. Maar het Jodendom kent ook weer geen aards leergezag. Dit wordt gebaseerd op de democratie tussen de Chagamiem. Tevens het lot?

We schreven al dat de minderheidsopinie wordt opgeschreven. Een voorbeeld is Babylonische Talmoed Bawa Metsia 59a. Rabbi Eliëzer (80-120) wilde zich niet neerleggen bij de meerderheidopinie en zei dat hij via wonderen zou bewijzen dat hij toch gelijk had. De Chagamiem vroegen hoe hij dat wilde doen. Eliëzer zei hen dat op de Johannesbroodboom moest letter. Deze verplaatste zich wel 100 el en sommigen zeggen wel 400 el. "Een Johannesbroodboom kan geen bewijzen leveren", was de tegenwerping. "Wanneer de Halacha mijn visie volgt, dan zal het beekje het bewijzen". En ja hoor, het beekje ging de andere kant op stromen. "Ook een beekje kan geen bewijs leveren", waren de tegenwerpingen. Rabbi Eliëzer zei toch: "wanneer de Halacha is zoals ik het meen dat zij is, dan zullen de muren van het leerhuis het bewijzen." De muren dreigden in te storten. Als reactie riep rabbi Jehosjoe'a de muren toe dat muren niets te maken hadden met deze discussie. De muren stortten niet in uit eerbied voor rabbi Jehosjoe'a verzoek, maar hadden ook respect voor rabbi Eliëzer. Tot op de dag van vandaag staan de muren van dit leerhuis nog steeds scheef. "Wanneer de Halacha mij inzicht volgt", vervolgde rabbi Eliëzer, "dan zal het bewijs uit de Hemel komen". Er klonk een Stem uit de Hemel (Bat Kol)en Die zei: "Wat hebben jullie toch tegen rabbi Eliëzer? De Halacha is steeds zoals hij beslist." Rabbi Jehosjoe'a zei daarop: "Lo basjamajiem hie ("zij is niet in de Hemel" n.a.v. Devarim/Deuteronomium 30:12). Rabbi Jirmija antwoordde: "de Tora is reeds op de berg Sinaï gegeven (en bevindt zich dus niet meer in de Hemel). Wij slaan geen acht op Hemelse stemmen, want op de Sinaï hebt Gij de Tora geschreven: de beslissing gaat volgens de meerderheid." Rabbi Natan zei dat na dit incident tegen profeet Elijahoe (die zich afvroeg wat Hasjem wel toen gedacht zou hebben): "Hij lachte en zei: ‘Mijn kinderen hebben Mij overwonnen, Mijn kinderen hebben Mij overwonnen'."

De reden dat ook de minderheidsopinie worden opgeschreven is omdat de Bron van de beide opnies van G´d komt. De ook niet in praktijk genomen opinie zou deel zijn van de G´ddelijke Wet en het zou een G´ddelijke opdracht zijn de ‘gehele' Tora (dus ook de afwijkende meningen) te bestuderen. Omdat iedere generatie in het Jodendom een schakel is van een keten van geslachten, zou de Openbaring (van de Wet op Sinaï) geen eenmalige gebeurtenis zijn, maar een voortdurende gebeurtenis die doorlopend ervaren wordt als een organisch proces.

De oude traditie leert de Jood dat de Tora-tekst zoals we die nu kennen, door G´d aan Mosje op Sinaï werd getoond. Ook iets wat wij leren en geloven. De tekst werd door HaSjem geschreven met zwart op wit vuur (volgens de overleveringen). We gaven al aan dat Mosje een exacte kopie op perkament maakte. En deze aardse Tora-rol werd aan de zijkant van de heilige Ark neergelegd (Mozes stelde deze wetgeving te boek en overhandigde de boekrol aan de levitische priesters, die de verbondskist moesten dragen, en aan de vertegenwoordigers van Israël. Devarim/Deuteronomium 31:9). Vervolgens kopieerde Mosje de Tora 12 keer. 1 voor iedere stam. Volgens de Midràsj Tachoema, Noach 3 heeft G´d aan Mosje lesgeven. Alle 40 dagen en nachten. Overdag de Schriftelijke Leer en 's nachts de Mondelinge Leer. Daarom zegt de Talmoed dat er sprake is van 2 Tora's: de Schriftelijke en de Mondelinge. De Mondelinge (Misjnàh) Leer is een verzameling van regels en tradities die a.h.v. de Schriftelijke Tora uitgelegd dient te worden. De Mondelinge Leer zou tegelijk geopenbaard zijn met de Schriftelijke Tora. Hij zou op theoretisch niveau onmisbaar zijn mbt de Schriftelijke Leer. Want het zou de principes van de Schriftelijke Leer voor het praktijk aanduiden. Laten zij Israël leren wat uw voorschriften en richtlijnen zijn. Devarim/Deuteronomium 33:10. Dat het Leer dubbel is (dus Schriftelijk èn Mondeling) kunnen we opmaken in Sjemot/Exodus 24:12 : De Here zeide tot Mozes: Klim op tot Mij, de berg op, en blijf daar, dan zal Ik u de stenen tafelen geven, de wet (Tora) en het gebod, die Ik opgeschreven heb, om hen te onderwijzen. Onder Tora/Wet wordt met de Schriftelijke Leer verstaan en de geboden de Mondelinge Leer die merendeels is vastgelegd in de Misjnàh (de 2 Talmoeds) en diverse Midràsj-verzamelingen.

In het volgende hoofdstuk gaan we beginnen bij Jehosjoe´a (1272 v.d.g.j.). De meeste Talmoedische werken beginnen bij 536 v.d.g.j., de terugkeer van de Joden uit het Babylonische ballingschap.

Pagina index:
Copyright © 2003 Jodendom Online
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.