21 Chesjwan 5785 | 22 november 2024
Artikelen
Jodendom in praktijk     Hasjkafa     Feest- en Gedenkdagen     Samenleving     Geschiedenis     Antisemitisme     Israël     Media     Publicisten     
De Sadduceeën en de Farizeeën
Publicatiedatum: zondag 04 juli 1999 Auteur: Redactie | 6.771 keer gelezen
Geschiedenis/Gebeurtenissen, Redactie »

De naam Sadduceeën komt van het Griekse woord Saddoukaioi en het Hebreeuwse woord Saddoukim. Waarschijnlijk waren zij, net als de Sadok van Qumran, óók afgeleid van de hogepriester ten tijde van Sjlomo. Dat deze groepen rivaliserend waren, is niet vreemd, omdat zij beide aanspraak op de wettige priesterschap maakten. Allebei kwamen met het principe uit Ezechiël 40: 46: ‘...dat zijn de nakomelingen van Sadok, de enige Levieten die het Heiligdom binnen mogen gaan om de Heer te dienen.' Sadduceeën werden gerekruteerd uit de priesterkaste. Zij hebben een aristocratie over zich. Zij hadden weinig contact met het volk en oefenden weinig invloed uit. Ze moesten zelfs de overmacht van de Farizeeën in het Sanhedrin voor lief nemen. Met de verwoesting van de Tempel, verdwenen ook de Sadduceeën. Omdat de Romeinen een gevestigde orde vertegenwoordigden en de belangen van de Sadduceeën waarborgden, waren de Sadduceeën maar al te graag solidair met de bezetters. Zij kregen namelijk de vrijheid om hun G´dsdienst uit te oefenen. Hun religie werd beheerst door de Wet. Waarschijnlijk hebben zij, zoals de Samaritanen die alleen de Geschreven Tora erkenden, alleen de Mozaïsche Tora als canon erkend. Daarom sloegen de zogemaande profetische woorden van Jezus bij de Sadduceeën niet aan. Door hun afkeer tegen elke vernieuwing of leerstellingen, waren zij het tegenovergestelde van de Farizeeën.

De Rabbijnen streven te doen betreft het toepassen van de Wet, maar anderzijds verzachtten zij de geboden wel eens. De Sadduceeën interpreteerde de Wet haast nooit en hielden zich strikt aan de letter. Sadduceeën geloofden niet in G´ds bemoeienis met de wereld en de mens. Zij zeiden dat de mens een onbeperkte wil hebben. Zoals de Farizeeën wel geloofden in het voortbestaan van de ziel, geloofden zij dat niet en meenden dat deze tegelijk met het lichaam vergaat. Daarom geloven zijn niet in beloningen en straffen van de Gehenna. Het oudste gedeelte van de Oude Testament heeft vrijwel niet over het leven na de dood, waar het jongste gedeelte van de Oude Testament wel overpraat. Dat zal wel de reden zijn dat de Sadduceeën niet in het leven na de dood geloofden, daar zij alleen aan de Mozaïsche Wet hielden en zij de profetische boodschappen als die van Daniël, Ezechiël, etc. niet aannamen en daardoor het onderwerp ‘opstanding' voor zich voorbij lieten gaan. Ook geloofden zij niet in engelen en geesten. Ook de christelijke bijbel maakt hier een melding van: ‘De Sadduceeën zeggen immers dat er geen opstanding is en dat engelen en geesten niet bestaan; de Farizeeën leren beide punten juist wel.' (Handelingen 23: 8).

De naam Farizeeën betekent afscheidenen. In het Hebreeuws heet het Peroesjiem. Deze naam kwam door het feit dat de oorsprong van deze beweging zich ver hield van het gewone volk. Volgens een andere etymologie (afleiding van een bepaald woord) zou het woord een verbastering zijn van Perzen. Als je het woord Perzen in het Hebreeuws vertaalt, zijn de twee woorden bijna hetzelfde. Omdat de leer van de Farizeeën Perzische invloeden kent (zoals de astrologische en magische speculaties m.b.t. de engelenleer), kan Peroesjiem een beledigende scheldnaam zijn geweest voor deze groepering. De  christenen door de eeuwen heen moeten niets van deze groep hebben en daarom ook niet van het Jodendom van toen en nu. Dat kwam omdat christenen van mening zijn dat de Farizeeën vijandig tegenover de 1e Christenen waren.

Hoewel de Sadduceeën na 70 verdwenen, bleven de Farizeeën bestaan. Andere sekten zijn ook verdwenen of werden in de Farizeese synagoge opgenomen. Op een gegeven moment werd het woord Farizeeën overbodig. Ze waren op een geven moment niet meer afgescheiden. Zij werden dè Joden: farizeïsme en het Jodendom zijn één en hetzelfde geworden.

De Farizeeër is gevormd door de school en de studie. Zijn school is die van het leven en de studie bepaalt zijn gedragspatroon. De Wet vormt één geheel. Het grondbeginsel van de Farizeeën was: "bemin de schepselen en breng hen tot de Wet.' Daarom voelden zij zich berust met deze roeping.

Flavius Josephus zegt dat de Sadduceeën alleen de rijken overtuigden, zonder erin te slagen het hele volk voor zich te winnen, de massa die zich met de Farizeeën verbond. De rivaliteit tussen deze twee sekten is dat de Sadduceeën de rijken vertegenwoordigden en de Farizeeën de middenstand en de armen. Zo is de rivaliteit tussen de Priester en de Rabbijn ook aanwezig, maar dan m.b.t. de G´dsdienstige instellingen:

Josephus zegt dat er nog een discussiepunt was tussen de Farizeeën en de Sadduceeën, naast het punt dat de Sadduceeën de Synagoge de rug toekeerden en de Farizeeën dat niet deden t.o.v. de Tempel. Het discussiepunt is het feit dat de Farizeeën het volk dingen geleerd hebben die zij door de traditie van de voorvaders kenden, maar die dingen zouden niet voorkomen in de Mozaïsche Wet, ómdat de Farizeeën de Mondelinge Leer als onderdeel van de Tora erkennen.

Dus: de Sadduceeën hielden zich aan de letter van de Geschreven Tora en de Farizeeën legden de tekst uit en verklaarden de tekst door deze te verrijken middels de Mondelinge Leer. Dit is absoluut niet in tegenspraak met de Tora. Integendeel: deze manier is traditie geworden, omdat de Geschreven Tora als het ware in een steno-code geschreven is die om uitleg vráágt (willen wij bijvoorbeeld niet de gehele Sjabbat op een stoel zitten zonder zelfs maar naar de wc te gaan).

Evenals de Tora gaat de traditie terug op Mosje zelf, aan wie tegelijkertijd met de geschreven Wet een mondelinge Wet door G´d was geopenbaard. En deze Wet werd trouw van geslacht op geslacht overgeleverd.

De Rabbijnse Misjnah Avot (de Vaderen) bevestigden de traditie die de Farizeeën vasthielden: "Mosje heeft de Wet op de Sinaï ontvangen en haar doorgegeven aan de Ouden en de Ouden aan de profeten en de profeten aan de mannen van de Synagoge." Deze mondelinge traditie, die eeuwenlang van geslacht op geslacht voortging, werd vastgelegd in de Misjnàh (de systematisch samengebrachte Joodse mondelinge traditie die ca. 220 n.d.g.j. tot stand kwam onder leiding van Rabbi Jehoeda ha Nassi (135 tot 220 n.d.g.j.) en de Talmoed. Door de traditie waren de Farizeeën het levende element in het officiële Jodendom.

Betreft de riten, het heeft het betrekking op het gebied van reinheid. Volgens de Avot, die het ontleend heeft aan de "mannen van de Synagoge" (misschien wel de mythische voorvaderen van de Farizeeën), functioneren de riten als ‘erehaag' om de Tora heen.

De Farizeeën geloofden in de soevereiniteit (opperheerschappij) van G´d en de mogelijkheid dat de mens zijn eigen heil verwerft of weigert. Ik zei al dat de Handelingen 23: 8 ons vertelt dat de Farizeeën (in tegenstelling tot de Sadduceeën) de leer over engelen en geesten aanhingen. Het was zelfs één van hun hoofdkenmerken. Deze leerstelling is niet Farizeïsch, omdat de gehele Jodendom (de Sadduceeën dus nagelaten) aanhingen. Doordat de Farizeeën geloofden dat de ziel onvergankelijk is, maar alleen de ziel van een goed mens overgaat in een ander lichaam, zou je denken dat zijn de reïncarnatie aanhingen. Dat kan, maar hoeft niet. Men hanteert ook de interpretatie dat het ‘andere lichaam' het lichaam van de opgestane uit de dood is: m.a.w. de wederopstanding.

Het verhaal van de Laatste Oordeel, over wie de opstanding mag ondergaan en wie niet, werden in een minderheid van de schriftgeleerden onderwezen. De Rabbijnse teksten bevestigen deze theorie. Het lukte de Farizeeën prima om hun geloof in engelen en demonen te laten overeenkomen met het monotheïsme in de strengste vorm. Het leven van de engelen, die in categorieën verdeed zijn en van de belangrijkste weten wij bij naam, gaven zelfs de Farizeeën de aanleiding om zich te begeven op astrologische en magische speculaties. Ze wilden graag een verband willen leggen tussen engelen en sterren.

De papyri (wetenschappers die zich bezighoudt met het ontcijferen en bestuderen van teksten uit de oudheid) van het begin van de jaartelling, vertellen ons de omvang van het Joodse aandeel in de magie. Anderzijds hebben zij ook tegen hun wil in uit het heidendom afkomstige zaken overgenomen. Nog geen 75 jaar later was er een 2e Joodse opstand o.l.v. de ‘messias' Bar Kochba. De Messiaanse verwachting was levend, vandaar die opstand. Het is niet duidelijk of de Farizeeën de bron van deze verwachting waren of dat zij slechts zijlinks mee te maken hadden. De kern van de Messiaanse hoop waren de ‘Psalmen van Sjlomo' en deze zouden regelrecht uit de Farizeese kringen komen. De meeste Joden waren erg tot de Messiaanse verwachting aangetrokken. De uitzondering werd, wederom, gevormd door de Sadduceeën. In ieder geval was de Messiaanse verwachting een gemeengoed in heel Israël en het belangrijkste kenmerk van het Joodse geloof in die dagen.

Ook al hadden de Farizeeën een grote Messiaanse hoop:

  • terugkeer van de Joden uit diaspora (Griekse woord voor verstrooiing. Reeds zeer vroeg aanduiding voor de Joodse gemeenschappen buiten Israël) naar het Heilige Land,
  • van de ineenstorting van de inheemse overheersing, van de uitroeiing van de goddelozen en
  • tenslotte van de komst van het Messiaanse Rijk met voorspoed en vrede als voorspel op het aanbreken van de Olam haba,

de Farizeeën speelden het Messiaanse lot niet in de hand door een opstand. Zij deden het individueel;  zo verbond de Farizeeër Sadok zich meer met de snel onderdrukte opstand van Jehoeda de Galileeër (6-7 n.d.g.j.), ten tijde dat Juda werd teruggebracht tot de proporties van een Romeinse provincie.

Pagina index:
Copyright © 1999 Jodendom Online
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.