Kabbalah gebruikt de term Kelipah om kwaad of iets onheiligs te beschrijven (kedoesja is heilig). Het is de buitenste bedekking die het G'ddelijk licht binnen alle creaties verbergt; daarom is dit de onheilige kant van het heelal. Letterlijk betekent kelipah een "schil", zoals in de schil van een fruit. Een sinaasappel zal zijn sap niet behouden als het niet een dergelijk beschermend jasje heeft. Nochtans wanneer iemand de sinaasappel eet, gooit men de schil weg. De schil moet slechts het fruit als het ware bewaren. Hetzelfde is omtrent van het bestaan van kwaad. Men gebruikt hiervoor de terminologie pnimijoet haratzon, de wil van binnenuit, en chitzonioet haratzon, de externe wil. Als iemand voor zijn onderhoud gaat werken, raakt hij betrokken bij diverse details van zijn werk. Dat is de chitzonioet haratzon. Maar zijn pnimijoet haratzon wilt slechts geld voor zijn bestaan verdienen. Kelipah stemt zich af op de externe wil van G-d en kadoesja stemt zich af op de interne wil van G-d. De Kabbalah onderscheid alles in de wereld tussen sitra kadoesja, de heilige kant en de sitra archa, de onzuivere kant. Letterlijk betekent sitra archa de ándere kant van kelipah. We leerden dat een ieder de Tora studeert de Sjechinah op zich krijgt. De Sjechinah zorgt er niet voor dat je de wil van G-d gaat doen, want het is geen ontvangst van G-d vanuit Zijn innerlijke wil, maar deze levenskracht is een dalende kracht dat van niveau tot niveau afdaalt, door ontelbare samentrekkingen totdat het licht zo gedimd is dat het in een staat van ballingschap binnen dat afzonderlijke voorwerp kan worden samengeperst en worden ingesloten. De Kabbalah leert ons twee vormen van kelipot: - Kelipat nogah: de kelipah dat verlicht kan worden (helderheid). Deze kelipah kan worden ondersteund en worden gezuiverd. In de visioen van Jechezk'el (Ezechiël) wordt deze kelipat nogah als "lichtglans daaromheen" beschreven. Om wat? Om de volgende vorm van de kelipot:
- Sjalosj kelipat hatmajot: de drie onzuivere kelipot. De enige vorm van hervorming of afkoop voor deze drie onzuivere Kelipot is hun vernietiging. In de visioen van Jechezk'el worden de sjalosj kelipat hatmajot wervelwind, grote wolk en vuur (1:4).
Vanuit de Sjalosj kelipat hatmajot vloeien zowel alle niet kosjer zielen van alle schepselen voort als de verboden te eten planten van het plantaardige koninkrijk, zoals de orlah (fruit van de eerste drie jaar van een boom). Het bestaan en de vitaliteit van alle acties, uitingen en gedachten die betrekking hebben op de 365 negatieve mitswot en hun uitlopers stromen ook uit deze Kelipot. Vanuit de Kelipat nogah stroomt de tegenovergestelde van de Sjalosj kelipat hatmajot uit: de Joodse zielen - Nefesj habehamit - de kosjer zielen, het plantaardig eten dat toegestaan is en het bestaan en de vitaliteit van elke handeling, uiting en gedacht in mondaine kwesties die geen verboden aspecten bevatten, al dan niet dat omwille van de Hemel wordt uitgevoerd niet. G-d creëerde een ding tegenover de andere. Een Jood bestaat uit twee zielen. Zijn nefesj elokiet is samengesteld waarvan de bron de 10 Sefiroth is. Deze ziel is naast de nefesj habehamit geplaatst, die ook 10 zielenkrachten bezit. De zielenkrachten van de nefesj elokiet streven naar kedoesja. De zielenkrachten van de nefesj habehamit streven naar de kelipah. Deze zielen wedijveren om controle te hebben over iemands gedachten, spraak en actie, die dikwijls "de kledingstukken van de ziel" worden genoemd. Ieder moment wordt de persoon geconfronteerd met de keuze bekleed te worden met kedoesja of kelipah. Wanneer iemand kiest voor de controle van nefesj, dan kunnen de zielkledingstukken door de onzuiverheden van de dierlijke aandrijving worden vervuild. Deze onzuiverheden zijn verwaand en ruïneren de geest. Als alles een Hemelse oorsprong heeft, hoe zit het met de Hemelse oorsprong van sitra archa en kelipot? Hoe daalde het kwaad hier op aarde neer wanneer de oorsprong goed is? |