Op de avond voor Jom Kippoer, vroeg een van de chassidiem van Rav Elimelech van Lizhensk waar hij een kapparos kon observeren. Rav Elimelech stelde voor dat hij een inspirerende kapparos bij Mosje de herbergier kon meemaken. De Chassid deed precies wat zijn Rav hem opdroeg en ging op weg naar Mosje de herbergier.
Daar aangekomen bleef hij op een afstand en keek in afwachting wat Mosje precies zou gaan doen. Voor dag en dauw zag hij Mosje opstaan, vragend aan zijn vrouw of zij zijn dagboek van de boekenplank wilde halen. Pagina na pagina las hij zijn dagboek waarin iedere zonde van hem tot in details waren beschreven die hij het afgelopen jaar heeft gedaan. Merendeels ging het om kleine zaken – gebreken en tijdelijke terugvallen. Maar toen hij ze terug las, huilde hij bittere tranen, vol spijt van zijn fouten.
Toen vroeg hij zijn vrouw of zij zijn tweede dagboek wilde pakken. In dit boek las hij alle jissoeriem [tegenspoed] van de afgelopen jaar hem zijn overkomen na: de koe dat overleed, het kind dat ziek werd, een pak slaag van een bende boeren jongens. De herbergier richtte zijn hoofd op naar de Hemel en zei: “Lieve Vader, vandaag is het de vooravond voor Jom Kippoer waarnaar iedereen wordt vergeven en is vergeven... ik accepteer mijn moeilijkheden als verzoening voor mijn zonden en Jij Hasjem, in Jouw grote genade, wil Je alsjeblieft hetzelfde doen?”
Mosje hief vervolgens de twee dagboeken boven zijn hoofd, cirkelde deze drie keer en zei: “dit is mijn wisseling, dit is mijn plaats mijn verzoening.” Tot slot gooide hij de dagboeken in het vuur waar de behuilde pagina's in as veranderden.... |