Wat vertelt het Targoem Jonathan? En waarom laten de apologeten nooit de verzen uit het Targoem zien, die juist handelen over de lijdende persoon uit Jesaja 53? Mattheus 26:63, Matteus 27:12, Mattheus 27:14, Marcus 14:61 en Marcus 15:5 vertellen allemaal dat Jezus zijn mond niet open deed voor Pilatus, noch voor de hogepriesters, en tenslotte werd hij als een schaap naar de slacht geleid. Handelingen 8:32 refereert daar rechtstreeks & letterlijk aan:
"Als een schaap werd hij naar de slacht geleid; als een lam dat stil is bij zijn scheerder deed hij zijn mond niet open, ..." - en Filippus verwijst met deze passage onmiskenbaar naar Jezus. Je zou daarmee verwachten dat de apologeten op z'n minst de passage 53:7 zouden citeren, waar hij als een lam ter slachting werd geleid, en als een schaap, dat stom is voor het aangezicht van zijn scheerders, Zijn mond niet open deed. Waarom doen ze dat niet? En de overige verzen dan? Indien je het Targoem daadwerkelijk zou kennen, zou je het antwoord meteen weten. Het Targoem Jonathan betreft zeer bekende Joodse tekst en staat gewoon in iedere Mikra'ot G'dolot. De Targoemiem veranderen vaak grote delen van de oorspronkelijke tekst om belangrijke elementen van de Joodse gedachtewereld aan de hand van de Bijbeltekst verhalend te verwoorden. Er bestaan meerdere Targoemiem (Targoem Neofiti, Targoem Jeruzalem, Targoem Onkelos, etc), en ze vertellen allemaal wat anders. Jesaja 53 wordt in het Targoem Jonathan gebruikt om iets over Israel te zeggen ten tijde van de Moshiach. Israel komt voornamelijk met de lijdende knecht overeen. Ook andere krijgen volkeren ervan langs aangezien zelfs zij in de Targoem-tekst onderdeel zijn van het lijdende gedeelte van de knecht. De Moshiach is in het Targoem daarentegen voornamelijk het overwinnende gedeelte van de knecht die op de overige volkeren zegeviert en het buitgemaakte verdeelt. Dat vertellen de apologeten er allemaal niet bij. Ja, meestal laten ze slechts de eerste zin zien: "Zie, Mijn knecht, de Moshiach, zal voorspoedig zijn; hij zal verheven zijn en toenemen, en buitengewoon sterk zijn." Desondanks krijgt eveneens de Mosjiach het af en toe zwaar te verduren (eveneens hij is deel van Israel!). Het Targoem maakt in Jesaja 42:19 duidelijk dat iedereen die berouw voelt, G-d's knecht wordt genoemd - zelfs de kwaadaardigen. Maar er is meer: Waar in de Bijbelse Jesaja-tekst de knecht een verdorven gelaat heeft en een verdorven gedaante - meer dan andere zonen van mensen-, daar neemt in het Targoem Jonathan Israel deze plaats in: "Zoals het Huis van Israel veel dagen naar hem uitzag, want hun gelaat was verdorven, meer dan dat van iemand, en hun gedaante meer dan van andere zonen van mensen." Het gelaat van de Moshiach was juist mooier dan dat van andere mensen, zoals uit Targoem Jonathan 45:3 blijkt. Waar in de Bijbelse Jesaja-tekst, de knecht: "als een rijsje voor G-d's aangezicht opbloeit, zoals een wortel uit dorre aarde, terwijl hij geen gedaante noch heerlijkheid had", daar vertelt het Targoem Jonathan dat "de tsaddikiem (rechtvaardigen) voor G-d zullen opbloeien en zich zullen vermeerderen als opschietende wortels, en zoals een boom die zijn wortels naar stromend water zendt. Ze zullen zich vermeerderen tot een heilige generatie in het Land"...: En wie is de "man van smarten" uit het Targoem J'honathan? De andere naties! Zij die op de generatie van Tsaddikiem (rechtvaardigen) neerkeken, zullen zich volgens het Targoem "neerbuigen en weeklagen zoals een man van smarten en zoals iemand die voorbestemd is om ziek te zijn". De Targoem-tekst vervolgt: "En alhoewel de aanwezigheid van de Shechinah van ons (Israel) verwijderd is, zijn zij (de andere naties) degenen die worden veracht en niet gewaardeerd:"
En wie is degene die als geslagen en geplaagd door G-d werd beschouwd in de Targoem-tekst van Jesaja 53:4? Israel! "... hoewel wij als geplaagd werden beschouwd, geslagen voor G-d, en verdrukt.":
In vers 53:7 is de Moshiach zelfs tegengesteld aan de knecht uit de Tanach. Degenen die de rol van de lijdende knecht op zich nemen, zijn de machtigen onder de mensen -- zij zullen door de Moshiach worden opgeleverd als een schaap naar de slachter, en zoals een monddood lam voor zjin scheerders. Maar tegenover de Moshiach, vertelt het Targoem, zal er niemand zijn die zijn mond opent of een woord zegt: "Hij bad, en hij werd beantwoord, en hij opende zijn mond en werd geaccepteerd. De machtigen onder de mensen zal zal hij opleveren als een schaap naar de slachter, en zoals een monddood lam voor zjin scheerders - er zal voor hem niemand zijn die zijn mond opent of een woord zegt." Vrijwel het tegengestelde aan de boodschap van Handelingen 8:32. Het begint duidelijk te worden waarom apologeten deze teksten buiten beschouwing laten. En wie worden uit de angst en het gericht weggenomen? Israel! "Hij (de Moshiach) zal onze bannelingen vanuit de angst en het gericht (letterlijk: "afstrafingen") naar zich toe brengen. Wie zal in staat zijn de wonderlijke dingen die ons zullen overkomen in die dagen, te vertellen? Want hij zal ervoor zorgen dat de overheersing van Israel door de heidenen verdwijnt..." En op wie komen de zonden te liggen? Kijk maar hoe de Targoem-tekst vervolgt: ".., en hij zal de zonden die wij hebben begaan op hen (de heidenen) leggen." In vers 53:9 handelt de Moshiach alweer vrijwel tegengesteld aan de knecht van de Tanach. In plaats van dat men zijn graf bij de goddelozen stelt, zal hij de onrechtvaardigen in Gehinnom stellen. En in plaats van bij de rijke in zijn dood te zijn, stelt hij degenen die rijk zijn in de dood van uiterste vernietiging: "Hij zal de onrechtvaardigen in Gehinnom stellen, en degenen die rijk zijn qua bezittingen in de dood van uiterste vernietiging, zodat zij die zonde begaan zich niet [meer] zullen vestigen, noch misleiding zullen spreken met hun mond": In vers 53:10 van de Tanach, behaagde het J-H-W-H om de knecht te verbrijzelen; hij heeft de knecht daar ziek gemaakt. En nadat hij zich tot schuldoffer heeft gesteld, dan zal hij zaad zien en zijn dagen verlengen. In het Targoem is het alweer Israel die met deze lijdende knecht correspondeert. En het is eveneens Israel wiens dagen zullen worden verlengd, en het is Israel die zaad/nakomelingen zal zien, en het zijn zij die de Torah van G-d uitvoeren, die zullen voortgaan in Zijn goede geluk: "Maar het is het goede plezier van J-H-W-H om het overblijfsel van Zijn volk te verbrijzelen/testen en te zuiveren, om hun zielen te reinigen van zonde. Dezen zullen het koninkrijk van hun Moshiach bezien, hun zonen en hun dochters zullen worden vermenigvuldigd, zij zullen hun dagen verlengen. En zij die de Torah van hun G-d uitvoeren, zullen voortgaan in Zijn goede geluk." In het Targoem krijgt de Moshiach het slechts tweemaal misschien moeilijk, namelijk op het moment dat de andere naties hem buitensluiten. En zelfs in deze twee gevallen kan de betreffende tekst net zo goed betrekking hebben op Israel. Bovendien, als je terugkijkt, zou je dan kunnen beweren dat het Targoem de P'shat (letterlijke/simpele, contextuele betekenis) van de Jesaja-tekst geeft? De context laat de betekenis, zoals het Targoem die weergeeft, niet eens toe. Het Targoem is daarom Midrash Aggadah. Tot vrijwel alle teksten heb ik direct toegang, aangezien de meesten in de boekenkast staan. Veel van die citaten die op internet worden verspreid bestaan niet eens - ze zijn verzonnen. En de Teksten die wel bestaan, worden meestal uit hun context geciteerd. En als er dan een tekst niet uit z'n context wordt geciteerd, dan wordt er weer geen rekening gehouden met de gelaagdheid.
Waar het de p'shat betreft, heeft de meerderheid van de grote Rabbijnen die zich met diepgaande tekst-analyse heeft beziggehouden, Jesaja 53 geïnterpreteerd als zijnde een verwijzing naar Israel of het rechtvaardige gedeelte van Israel (de Tsaddikiem). Maar er zijn ook andere meningen, waar eveneens de messiaanse uitleg er één van is. Deze wijken echter erg af van de Christelijke interpretatie. Daarom ben ik eigenlijk wel enigszins benieuwd of Christenen vanuit de context van de Tanach - dus los van het Christelijke Testament - kunt uitleggen waarom Jesaja 53 messiaans zou zijn. Zowel grammaticaal als contextueel is de opvatting dat de p'shat van het drieënvijftigste hoofdstuk van Jesaja een collectief betreft, de meest natuurlijke en logische. Wat individuen betreft, worden Moshe Rabeinoe, Malki-tsedek, Rabbi Akiva, Moshiach, etc., door Talmoed Bavlie, Jeroeshalmie, verscheidene midrashiem en de Zohar allen als optie genoemd. Ook op Rachel, en zelfs der alter Rebbe worden delen uit Jesaja 53 in Likoetej Moharan als drash toegepast. Verreweg het meeste kan onmogelijk als p'shat worden begrepen -- de context sluit p'shat vaak als optie uit. Er zijn echter enkele Rabbijnen die het drieënvijftigste hoofdstuk uit het Boek van de profeet Jesaja als een letterlijke verwijzing (p'shat) naar de Moshiach zagen. Rabbi Moshe Alshich is daar een voorbeeld van, hoewel de betreffende moshiach daar Koning David is(!). Ik weet dat bijvoorbeeld Sa'adia Gaon Jesaja 53 interpreteerde als een verwijzing naar Jeremia. Het betreft daar inderdaad eveneens de p'shat. Zelf vind ik het één van de minder waarschijnlijke opties. Een collectief ligt contextueel en grammaticaal het meest voor de hand. In de Christelijke Bijbel staat vervolgens: Hij is uit den angst en uit het gericht weggenomen; en wie zal Zijn leeftijd uitspreken? Want Hij is afgesneden uit het land der levenden; om de overtreding Mijns volks is de plage op Hem geweest. Er staat in de Joodse Bijbel geen "angst" maar "onderdrukking" en "oordeel", geen "leeftijd" maar "generatie" en er staat ook niet "de plaag op hem, maar op hen... De overtreder wordt gestraft voor zijn eigen overtredingen. Israel, ging in ballingschap vanwege Israel's overtredingen. Vul de dikgedrukte letters "Israel, G-d's volk" in en je zult zien dat het zelfs bijzonder goed klopt in de bovenstaande Christelijke vertaling: "Want Israel, G-d's volk, is afgesneden uit het land der levenden; om de overtreding van Israel, God's volk, is de plage op Israel, God's volk geweest." Zoiets heet rechtvaardigheid. |