Eerst heeft G'd de Tora aan alle zeventig naties aangeboden, maar allen kwamen in conflict met hun karakter. Nakomelingen van Esaw konden niet leven met het verbod van moord. Isjma'els nakomelingen konden niet leven met verbod op diefstal en de nakomelingen van Lot konden niet leven met het verbod op overspel. Sommige geleerden zijn van mening dat er enkele individuele zielen van de zeventig landen wél de Tora graag hadden willen ontvangen. Zij ontvingen de Tora voor als nog middels een gioer (toetreding tot het Jodendom) door álle generaties heen.
Doordat de naties zich met onreinheid en slechtheid voedden, zoals bloedvergieten, oneerlijkheid en immoraliteit van Esaw, Isjma'el en Lot, waren zij helemaal niet in staat de Tora in ontvangst te nemen. De zeventig exemplaren in de zeventig talen van de Tora zijn inmiddels verdwenen.
Zonder zich af te vragen wát de Tora inhield, zullen wij zien dat het volk Israël de Tora wel zullen accepteren, omdat zij dezelfde eigenschappen van hun aartsvaders bezaten, eigenschappen die hun neven misten. Daarom is nu de beurt aan de afstammelingen van Avraham, Jitschak en Ja'aqov: het volk Israël.
Eigenlijk had G'd de afstammelingen van Avraham vanaf het allereerste begin van de tijd gekozen om de Tora te ontvangen. Niettemin bood G'd de Tora toch eerst aan de naties aan, zodat zij toch een kans kregen de Tora te aanvaarden. Tegelijkertijd wist G'd dat de naties het grootste geschenk zouden weigeren. Door de Tora toch aan de naties aan te bieden kon G'd niet als 'oneerlijk' beschuldigd worden en kregen niet-Joden – zoals eerder verteld - op individueel vlak de kans om toch te Tora te accepteren.
G'd bewees Zijn affectie voor Israël en beloofde hen wanneer zij de Tora zouden accepteren, dat zij bevoorrecht zijn, maar Hij waarschuwde ook dat dit tegelijkertijd een grote verantwoordelijkheid met zich meebracht. |