Sinds de vernietiging van de Tweede Bejt Hamiqdasj in 70 na de gewone jaartelling, bidden wij minimaal drie keer dagelijks voor de bouw van de Derde Bejt Hamiqdasj.
De Derde Bejt Hamiqdasj is eigenlijk de Vierde. We leerden namelijk bij de Tweede Bejt Hamiqdasj dat deze in twee stadia is gebouwd. De Tweede werd onder leiding van Chaĝĝaj en Zecharja met behulp van koning Zeroebavel op de ruïnes van de Eerste gebouwd. Herodes heeft 19 jaar voor de gewone jaartelling na de Opstand van de Chasjmoneeërs de Tweede vervolgens gerenoveerd, gereconstrueerd en uitgebreid, waardoor men het ook wel de Derde Bejt Hamiqdasj wordt genoemt.
Naar aanleiding van de Grote Opstand van de provincie Judea werd deze Bejt Hamisqdasj dus vernietigd. De resten van het gebouw werden door Romeinse en Byzantijnse gouverneurs gebruikt om paleizen, een tempel voor Jupiter en een kerk te bouwen. Tijdens de Bar-Kochba Opstand in 132-135 na de gewone jaartelling, hebben de Joden getracht de Bejt Hamiqdasj weer op te bouwen. Maar de Opstand mislukte waardoor de Joden uit Jeroesjaliem werden verbannen. Toen de Byzantijnen door de Sassaniden werden verdreven, kregen de Joden Jeroesjalajiem weer kort in handen. Zij brachten weer korbanot [offers] en de bouw van de Bejt Hamiqdasj ving aan. Kort voordat de Byzantijnen de omgeving weer heroverden, gaven de Perzen aan de christenen de macht over Jeroesjalajiem. Zij braken de deels gebouwde Derde Bejt Hamiqdasj weer af en hebben de omgeving veranderd in een vuilnisbelt. De allerlaatste resten van de Bejt Hamiqdasj werden verwijderd toen de Rotskoepel tussen 687 en 691 werd gebouwd.
De Bejt Hamiqdasj waarvoor wij dagelijks dawnen, word door Ezekiel 40-47 uitvoerig beschreven en in Micah 4:1 en Jesjajahoe 33:20 voorspeld. In Rosj Hasjana 30 en Soekka 41a leren wij via Rasji dat de Derde Hamiqdasj al gebouwd is [middels G'ds Chochmah, Binah en Da'at; dezelfde componenten die door architect Betsalel werd gebruikt om de Misjkan volgens Mosjes voorschriften te bouwen] en zijn opwachting maakt vanuit sjamajiem [Hemel] wanneer Hasjem Zijn fiat geeft. Echter de RaMBaM is van mening dat de Heilige Bejt Hamiqdasj door de Joden gebouwd zal worden. Hij beschrijft in Sefer Avodah – Bet HaBechriah de exacte maten en dimensies die voor de bouw gebruikt dienen te worden. Toch spreken zij elkaar niet tegen. Rabbi Saadiah Gaon zegt namelijk dat men alleen de muren van de Bejt Hamiqdasj zullen bouwen, maar niet het hele bouwwerk. De rest zal worden gebouwd door Hasjem. Zo legt ook Rabbi Yisroel Lipschutz (1782-1860) uit dat de mensen inderdaad daadwerkelijk de Bejt Hamiqdasj bouwen, maar Hasjem zal hen een of andere manier op een wonderbaarlijke wijze helpen, opdat de grote constructie terecht kan worden toegeschreven aan zowel de fysieke bouwers en Hasjem.
Maar er zijn meerdere verklaringen die wij laten rusten.
Verder geeft RaMBaM aan dat de omschrijving die Ezekiel onverklaarbaar en onduidelijk is. Wij beschikken niet over de spirituele of intellectuele capaciteiten om te begrijpen hoe de structuur van de Derde Bejt Hamiqdasj gebouwd moet worden. Immers, op het zachtst gezegd zijn grote topografische veranderingen noodzakelijk. Dit geeft aan dat de komende Bejt Hamiqdasj de voorgaande Miqdasjiem zal overtreffen. Hasjem moet hierin ons te hulp schieten, want alleen al de Tempelberg als de Olijfberg worden volgens Ezekiel vergroot en uitgebreid. De precieze afmetingen worden naast in het werk van de RaMBaM ook in de Misjnah Tractaat Middot [wat letterlijk 'attributen' of 'maten' betekent] van de Babylonische Talmoed beschreven. Dit traktaat bevat ook de afmetingen en lay-out van de Tempelberg waar zowel de maten van de Bejt Hamiqdasj zelf als de Berg worden behandeld.
Offers in de Derde Bejt Hamiqdasj Mijn volk Israël, luister naar Mij. Want Ik wil spreken. Ik wil plechtig verklaren: Ik ben G’d. Jouw G’d. Ik wil niet met jou redetwisten over jouw offers. Over de Mij voortdurend aangeboden brandoffers, (maar) geen stier zal Ik uit jouw huis aanvaarden. Geen bokken uit jouw hokken. Immers: elk dier van het woud is van Mij. Al het vee op de duizenden bergen.” Tehilliem 50:7 ev.
Niet iedereen denkt dat in de Derde Bejt Hamiqdasj dieren worden geofferd. Zo stelt de RaMBaM dat (dieren)offers voor Hasjem Zélf niet hoeft. Tot de Uittocht was het ontbreken van de dierenoffers ondenkbaar. Het is daarom ook niet voor de mens gemakkelijk het tegenovergestelde te doen dan wat hij gewend is. Daarom accepteert Hasjem dierenoffers. De RaMBaM vergelijkt dit met Sjemot/Ex. 13:17 waarin wij kunnen lezen dat Hasjem het volk om lieten lopen om een oorlog met de Filistijnen te vermijden. Hasjem paste Zich aan de levenswijze van de Israëlieten aan zodat zij zich innerlijk en uiterlijk op Hem rustig konden gaan richten in plaats van oorlogvoeren. Zo is het ook met het laten van Zijn Wil en de daarop volgende straf. Hasjem past Zich aan mensen aan die gewend zijn straf te krijgen of voor de gevolgen op te draaien bij foute beslissingen. Hasjem bedoelt slechts dat wij gewoon volgens Zijn Tora moeten leven. Hasjem heeft er voor gekozen de mens niet van zijn gewoonte los te maken. De RaMBaM ziet dit ook bevestigd in het feit dat Sjmoe’el hanavi (profeet Samuel) zich tegen de offerdienst ageerde: “Heeft G'd dan evenveel behagen in offerdienst als in gehoorzaamheid?!” En Jermijahoe zei namens Hasjem: “Ik heb jullie voorvaderen toen Ik ze uit Egypte leidde niets bevolen betreffende brandoffers of andere dierenoffers. Ik heb hen slechts geboden: ‘Luistert naar Mijn Stem, dan zal Ik voor jullie tot G’d zijn en jullie door Mij als volk aanvaard worden” (7:22). De RaMBaM heeft deze quote aan menigeen voorgelegd en kwam uiteindelijk inderdaad tot de conclusie dat Hasjem dierenoffers heeft geduld, maar niet heeft verlangd. Hasjem wilt de Joden bewust maken dat gebeden de korbanot [offers] heeft vervangen omdat dawnen een hogere vorm van primair belang is geworden [Gids der Verdoolden III:32]. Er zijn namelijk twee vormen van de cultische verering van G’d:
-
offerdienst: gebonden aan de gevolmachtigde personen, plaats en tijd en
-
gebed: iedereen, over, altijd [Hosea 14:3: ‘oensjalmah pariem, sfatenoe!’ Laat onze lippen stieren vervangen!’ lees ook 1 Kon. 8:46-50; 2 Kron. 6:36-39].
Hoewel andere Geleerden zoals de RaMBaN niet met de RaMBaM eens zijn, omdat Hasjem van de geuren van de korbanot heeft genoten, ondersteunt Wajjikra Rabba 22:8 RaMBaM's mening: “Het is als een ruwe prins die ongeslacht vlees wilt eten. De koning zei: 'Laat hem altijd aan mijn tafel toe en hij zal op diens wijze worden hervormd.' Dit geldt ook voor de Israëlieten, want de Israëlieten werden gewijd aan afgoderij in Egypte ... de Heilige zei: 'Laat hen hun offers ten alle tijden voor Mijn aangezicht brengen.' " Een eettafel wordt als een altaar beschouwd. Echter je kunt het ook interpreteren dat de koning de ruwe eetgewoonte van de prins voor altijd geaccepteerd heeft.
Over het algemeen wordt dus aangenomen dat dierenoffers weer gebracht zullen worden.
|