Ik kom net terug van een indringend gesprek met ouders, die zelf geen kinderen kunnen krijgen en een baby willen adopteren. Bijzonder moeilijk. Het aantal kinderen dat uit het buitenland ter adoptie wordt aangeboden neemt af terwijl de vraag naar adoptiekinderen steeds meer toeneemt. Sociaal-economisch gaat het in veel landen, zoals in India, beter zodat men steeds minder problemen heeft om de kinderen daar zelf op te voeden. Ook worden in veel conservatieve landen de taboes langzamerhand doorbroken. Jonge alleenstaande vrouwen worden niet langer verbannen en kunnen hun kinderen nu zelf opvoeden.
De bemiddelingsorganisatie Wereldkinderen lost het tegenwoordig anders op. Nog duidelijker dan vroeger wordt benadrukt dat een kind het beste opgevangen kan worden in zijn eigen omgeving: het land van herkomst is altijd het beste. Buitenlandse adoptie is maar een tweede keus. Het Roots-programma gaat echter wel gewoon door. Dat betekent, dat nog steeds veel Koreaanse adoptiekinderen hun biologische ouders bezoeken.
Moderne ouders stellen hun kinderwens steeds meer uit. Hierdoor vermindert de kans op kinderen. Doel van adoptie tegenwoordig is voornamelijk gezinsvorming en niet gezinsuitbreiding. Volgens de directie van Wereldkinderen staat het eigenbelang steeds meer voorop. De wachttijden lopen soms op tot vijf jaar.
Adoptie blijft problematisch. Maar zij wilden van mij de joodse kant weten. En dit was mijn verhaal.
Nachmanides (13e eeuw) geeft ieder van de boeken van de Tora een andere dan de gebruikelijke naam. Het 2e boek van de Tora, dat wij Sjemot (namen) noemen en in het Latijn Exodus heet, werd door Nachmanides het ‘boek van Mosje’ genoemd.
Veel aspecten van het leven van Mosje strekken ons tot voorbeeld. Zo was zijn opvoeding aan het Egyptische hof in feite anti-joods. Mosje’s persoonlijke geschiedenis toont, dat hij niet assimileerde en de normen uit zijn omgeving niet adopteerde.
Mosje, de latere leider van het Joodse volk, werd door het decreet van de wrede Pharao in de Nijl geworpen. Maar de dochter van Pharao, Batja, haalde hem uit de rivier, liet hem zogen door zijn moeder Jochewed en adopteerde deze veelbelovende jongen liefdevol in het koninklijk paleis. Mosje kreeg een Egyptische opvoeding maar bleef zijn Joodse identiteit trouw.
De Midrasj leert, dat Batja zich – vlak voor de vondst van Mosje in het mandje in de Nijl – had bekeerd tot het Jodendom. Dit verklaart, dat zij de moed had het decreet van haar brute vader te negeren. Hij wilde alle joodse jongentjes vermoorden. Batja daarentegen redde een joods kind. Wellicht koesterde Phara’o de hoop – zoals later bij de Romeinen – dat hij dit kind kon ‘ontjoodsen’ en Mosje kon adopteren als troonopvolger en hem zou kunnen echten, als ware het een eigen kind. Mosje was een geziene persoonlijkheid aan het hof en werd uiteindelijk aangesteld als hoofd van de hofhouding van Pharao.
Israëlische wetgeving eist zelfde geloof Het Jodendom verwerpt dit westerse begrip ‘echten’ van kinderen. De biologische ouders blijven altijd de echte ouders. Een goede aanleiding om de moderne adoptievoorschriften eens nader onder de loep te houden. Dat de procedure van het adopteren van (buitenlandse) kinderen geen pretje is voor aanstaande ouders in West-Europa is bekend. Eén van de problemen is, dat procedures stuk lopen op de leeftijdseis – de oudste adoptiefouder mag ten hoogste veertig jaar ouder zijn dan het adoptiefkind. In Israël is het daarentegen om een totaal andere reden bijzonder moeilijk kinderen te adopteren. Volgens de Israëlische adoptiewetten mogen ouders alleen kinderen van hun eigen geloof adopteren. Zelden worden er echter joodse kinderen in Israël – en trouwens ook daarbuiten – ter adoptie aangeboden. Per jaar komen niet meer dan 80 kinderen via adoptie in een joods gezin terecht. Ondertussen staan duizenden echtparen op de wachtlijst van het enige adoptiebureau in Israël, dat een staatsinstelling is. In hun wanhoop hebben veel Israëlische echtparen geprobeerd in het buitenland een kind te adopteren, in Latijns-Amerika, Oost-Europa en de voormalige Sovjet-Unie maar ook daar komen ze via de legale weg vaak voor een dichte deur te staan.
Een Joodse visie op adoptie De Talmoed staat in principe zeer positief tegenover het opvoeden van andermans kinderen; de nadruk ligt echter meer op spirituele dan op lichamelijke afstamming: “Degene, die een weeskind in zijn huis opvoedt, wordt beschouwd alsof hij/zij dit kind heeft voortgebracht (B.T. Sanhedrien 19b) Batja voedde Mosje op en wordt daarom in Kronieken 1:4:18 zijn moeder genoemd. Rabbi Sjelomo Kluger, een halachist uit de vorige eeuw, meent dan ook, dat men hiermee gedeeltelijk het gebod om kinderen te krijgen, heeft vervuld (Chogmat Sjelomo E.H. 1:1).
|