IVF is weer een hot item. Priester Johnny De Mot uit Brussel heeft vanaf de kansel een lans gebroken voor in-vitrofertilisatie (ivf). Daarmee gaat de priester lijnrecht in tegen het standpunt van het Vaticaan, dat zware kritiek uitte omdat de arts die mee aan de wieg stond van ivf, de Nobelprijs kreeg.
“Het gaat niet om de regeltjes. Het gaat om het leven. Als een vader en een moeder jarenlang geprobeerd hebben om kinderen te krijgen en er dan via ivf eindelijk een kind is, dan is er vreugde die door heel de gemeenschap, en ook door ons wordt gedeeld. Want in elk kind dat geboren wordt, herkennen wij het gelaat van God, ook in een ivf-kind en misschien in een ivf-kind nog meer”, aldus de priester.
Jürgen Mettepenningen, de woordvoerder van aartsbisschop Léonard, is niet onder de indruk. “Het staat iedereen in de kerk vrij om een standpunt te bepalen, maar ik ga niet zeggen dat wij gelukkig zijn met die uitspraak. Het standpunt van het Vaticaan zal niet veranderen. Wij zijn tegen ivf omdat je bij ivf ook restembryo’s hebt, en in de ogen van het Vaticaan zijn dat “restmensen””. Dat men embryo’s beschouwt als voorwerp van onderzoek in plaats van als volwaardige personen, is onacceptabel. “Men is reeds persoon vanaf de conceptie. Los van de techniek is elk kind een kind van God. Het spreekt vanzelf dat wij kinderen die op de wereld gekomen zijn via ivf niet beschouwen als een tweederangspersoon”, besluit Mettepenningen.
Joodse overpeinzingen over biotechnologie De geneeskunde is niet meer beperkt tot ziektebestrijding en preventief gezond gedrag. De medische wetenschap bepaalt op dit moment de processen van het leven zelf. Deze ontwikkeling heeft geleid tot een groot aantal ethische vraagstukken, die niet meer alleen met menselijke maatstaven opgelost kunnen worden. Waar liggen de grenzen?
De mens heeft de chemische codes van het leven ‘gekraakt’ en daarmee zijn de eerste stappen gezet op weg naar een revolutie die biotechnologie als kernwoord heeft. Mag de mens op G’ds troon gaan zitten en leven scheppen en vormen naar gerieven en believen?
Geen natuurwetdoctrine Het Jodendom kent – in tegenstelling tot het katholicisme – geen natuurwetdoctrine die tegennatuurlijk ingrijpen zou verbieden. Biotechnologische praktijken moeten alleen aan de ethische en juridische achtergronden van de Tora-geboden worden getoetst. Tegenstanders van IVF citeren vaak Nachmanides (1194-1270), waar hij ingaat op het verbod om dieren en planten te kruisen (Lev. 19:19): “Hij die twee soorten ent of kruist, verandert de Schepping. Hij geeft hiermee aan dat de Schepping onvolmaakt zou zijn. Bovendien planten gekruiste dieren zich niet voort. Bij kruising van planten ontstaat een wijziging in aanleg en uiterlijke vorm, een ongewenste vorm van vermenging van verschillende levensvormen”.
De argumenten tegen kruising zijn bij IVF niet van toepassing. Zowel Nachmanides als Maimonides (1135-1204) stellen dat het verbod van kruisen alleen betrekking heeft op twee verschillende soorten. Bij IVF er is slechts sprake van één soort. Zelfs ‘veredeling’ van de menselijke soort kan niet vallen onder het Toraverbod om soorten te kruisen.
Geen verwerpelijke intentie Bovendien is de biotechnoloog er niet op uit de Schepping op abjecte wijze te veranderen. G’d schiep de wereld opzettelijk onvolmaakt om de mens in de gelegenheid te stellen als partner van G’d de wereld te vervolmaken. Medisch handelen vormt geen inbreuk op de creatie, doch slechts een noodzakelijk bijsturen daarvan. Biotechnologie wordt ook niet gezien als een ongeoorloofde inmenging in G’ds wereldleiding. G’d heeft ons in de Tora opgedragen om genezend te handelen en medicatie te aanvaarden. G’d gaf ons toestemming te genezen in een speciale Tora-opdracht in Exodus 21:19.
Begin van het leven De Joodse religie volgt de oorsprongsdefinitie. De versmelting van menselijke kiemcellen is het biologische gegeven, dat als uitgangspunt de aanduiding wordt van typisch menselijk leven. Vanaf de conceptie geldt dus de plicht tot eerbiediging van dit menselijk leven in wording en begint in feite het abortusverbod. Hoewel er na de geboorte enkele veranderingen optreden in de fysiologie, zijn dit geen wezenlijke veranderingen. Niettemin kunnen de verschillende groeifasen van het embryo belangrijk zijn bij de afweging van de belangen van moeders gezondheid tegenover de ‘rechten’ van de vrucht.
Bezielingsmomenten In de Talmoed wordt gediscussieerd over het moment van de bezieling. Bij de volwassen mens worden twee neigingen onderscheiden: de neiging tot aardse expansie (de jetser-hara) en de neiging tot het G’ddelijke (de jetser-hatov). Daarnaast bestaat nog een primaire levenskracht, lichamelijke energie, die leven hier op aarde mogelijk maakt. Tijdens de eerste 40 dagen na de conceptie is nog een andere vorm van leven, die men met de term ‘plantaardig’ zou kunnen aanduiden. Zo komt men tot vier stadia van bezieling:
1.‘Plantaardig leven’ (Talmoed: ‘maja be’alma’ - slechts een beetje water) gedurende de eerste 40 dagen na de conceptie.
2. Primaire energie: die vorm van bezieling die het kind in leven houdt vanaf 40 dagen na de conceptie tot het moment van de geboorte.
3.De jetser hara: die vorm van bezieling, die zelfstandig menselijk leven mogelijk maakt. De jetser hara voert de boventoon gedurende de eerste 12 of 13 jaar van het menselijk leven.
4.De jetser hatov: die vorm van bezieling die werkelijk religieus leven mogelijk maakt. Deze zielevorm wordt pas ten volle gerealiseerd na de puberteit.
Perspectief van het Opperwezen Deze vierdeling lijkt strijdig met de Midrasj (achtergrondverklaring), die stelt, dat G’d reeds vanaf de conceptie de zygote bezielt met een nesjama (ziel) uit Gan-Eden, het Paradijs. We moeten echter onderscheiden tussen immanente en transcendente bezieling. De Midrasj bespreekt de bezieling binnen het kader van de Voorzienigheid en voorbeschikking van ieder individu, vanaf het moment van de versmelting van de kiemcellen.
Bekeken vanuit de Hemel, zoals dit is voorbestemd en later realiteit zal worden, is er reeds sprake van bezieling. De halacha (joodse wet) gaat echter uit van de realiteit, zoals deze zich op aarde manifesteert. De waardering van aardse fenomenen geschiedt door “de ogen van de (aardse) rechter”, zoals de Talmoed het verklaart: de beslissing over halachische (joodse-juridische) vragen geschiedt niet vanuit de Hemel, maar hier op aarde volgens het meerderheidsprincipe (B.T. Bawa Metsia 59a).
Met andere woorden: in de Midrasj wordt gesproken over een transcendente vorm van bezieling, die voor de praktijk wel van belang kan zijn maar doorgaans niet van doorslaggevend belang is. De halacha kijkt naar immanente bezieling en hierin bestaan verschillen, afhankelijk van de ontwikkeling van embryo of mens.
Antoninus en Rabbi Jehoeda In de volgende discussie onderzoeken Rabbi Jehoeda Hannassi (2e eeuw) en keizer Antoninus de vraag vanaf wanneer de eerste vorm van leven in de zygote aanwezig is: “Antoninus vroeg eens aan Rabbi Jehoeda: vanaf wanneer wordt de ziel in de mens geplant; vanaf het moment van de conceptie (pekieda) of pas bij de jetsiera - het moment, dat er al botten en pezen aanwezig zijn in het embryo? Toen Rabbi Jehoeda hem antwoordde, dat het embryo pas bezield wordt op het moment van jetsiera, vroeg keizer Antoninus: is het dan mogelijk dat een stuk vlees drie dagen zonder zout (ongepekeld) goed blijft? Het bederft dan toch zeker?! Het moet wel zo zijn, dat de ziel zich al met het menselijk lichaam verbindt bij de conceptie. Rabbi Jehoeda Hannassi riep toen uit, dat hij deze zaak van keizer Antoninus geleerd had” (B.T. Sanhedrin 91b).
Verschillende fasen van bezieling Wat ik met voorgaande wil aantonen, is, dat er volgens de Joodse traditie wel degelijk verschillende fasen van bezieling bestaan. Dit betekent echter niet automatisch, dat deze verschillende stadia ook verschillen in de halacha ten aanzien van bijvoorbeeld abortus zullen opleveren. De halacha beschouwt ook vegetatief leven als menselijk leven dat beschermd moet worden.
Niettemin wordt duidelijk uit de halachische literatuur, dat de meerderheid van de Joodse geleerden het leven in de buik niet als volledig menselijk leven beschouwt. In de halacha (Joodse wet) is het verbod van moord met als sanctie de doodstraf gereserveerd voor een vergrijp tegen het leven van een geboren, zelfstandig individu. Maar hoewel het in de halacha aan een precieze term voor abortus als misdrijf ontbreekt, wordt abortus door alle decisoren als ongeoorloofd beschouwd – behalve wanneer het voortzetten van de zwangerschap de lichamelijke of geestelijke gezondheid van de moeder bedreigt.
|