Ballingschap Rabbi Menachem Mendel uit Kotsk leerde ons dat de vloek juist daarin ligt. G’d voorzag de slang volledig van levensonderhoud en gebood hem toen om uit Zijn Gezicht te verdwijnen. Omdat de hele schepping voor levensonderhoud van G’d afhankelijk is en op die manier toegang heeft tot de G’ddelijke Aanwezigheid, was een dergelijke verhouding tussen G’d en de slang niet meer gewenst. Dit zelfde idee werd gebruikt door de kleinzoon van Rabbi Menachem Mendel, Rabbi Sjemoe’eel van Sochochow, om te verklaren waarom de eerste Joodse ballingschap in Egypte moest zijn, hoewel dit niet duidelijk in de G’ddelijke Openbaring aan Awraham in Bereesjiet/Genesis (15:13) werd uitgelegd. Am Jisraeel moest in Egypte zijn om te zien hoe de Egyptenaren met hun rijkdom omgingen. Daar hangt de economie en het economische leven niet van regen af maar van de Nijl.
Naar de grond Door overstroming van de wateren van de Nijl voorziet Egypte in zijn onderhoud, terwijl het de regen is die het grootste deel van de rest van mensheid onderhoudt. De ogen van de Egyptenaren zouden daarom altijd op de grond gericht blijven. Op alle andere plaatsen echter komt de regen uit de Hemel, zodat de mensen hun ogen naar Hemel opheffen, hun lof naar G’d sturen. G’d zendt regen terug als antwoord op de gebeden van de mens. In Egypte was er geen geestelijke relatie tussen de mens en G’d op economisch gebied. Om een solide ethische maatschappij op te zetten moesten de Joden deze les leren. Noodgedwongen moest hun ballingschap dus in Egypte zijn.
Polytheïsme In de oude, heidense wereld en in niet-monotheïstische religies kan de afwezigheid van één enkele Schepper worden misbruikt om elke vorm van G’ddelijke moraliteit te ontkennen. De veelheid van goden wordt vertaald in een veelheid van morele en ethische normen, die in het uiterste geval een gebrek aan ethiek opleveren. Wanneer er een Schepper is, die verantwoording voor onze daden eist, vormt dit een krachtig element in onze zelfcontrole. Wanneer G’d echter partner is, eist hij moreel verantwoord gedrag. De mens doet uit zichzelf meestal geen kwaad. Men vervalt tot lichte of zware criminaliteit wanneer het rationele denken door lusten, passie en verlangens onder zware druk komt te staan. In dergelijke omstandigheden is een ethische training in de vorm van dagelijkse beoefening van de mitswot (Torageboden) onmisbaar. Op alle gebieden van het leven geeft dit de morele kracht en geestelijke houvast om weerstand te bieden aan de verleiding om immoreel te handelen en wandelen.
Bolwerk De mitswot (geboden) herinneren aan het G’ddelijk gezag, die ze opdraagt, en is uiteindelijk het sterkste bolwerk tegen misdaad en immoraliteit. Zonder mitswot gaat het niet. Hemelse opdrachten, die ons G’ds gezag constant voor ogen houden zijn onmisbaar omdat de meeste economische basisbegrippen en richtlijnen uit Tora in de afdeling Kedosjiem (heilig zullen jullie zijn voor G’d – een duidelijke band tussen G’d en mens) verschijnen waar tevens de pasoek (zin) ‘Je zult je naaste liefhebben als jezelf’ verschijnt. Rabbi Akiva leerde ons dat deze zin de essentie vormt van de hele Tora.
Grenzen stellen Dit is de pijler waarop de Joodse wijze van omgaan met aardse goederen rust. De essentie van de Joodse houding ligt in de capaciteit van het individu en de maatschappij om te begrijpen en te aanvaarden dat er een limiet bestaat voor economische activiteiten, luxe, welvaart en rijkdom. Cumulatie van bezit kent een grens. Het Jodendom biedt een verscheidenheid aan oefeningen en begrippen om de mens los te weken uit een beschamend onbeperkte ‘beter meer dan minder’-houding en om te buigen in de richting van een sociaal systeem, waarin we ‘dit is genoeg’ kunnen zeggen. Zulke systemen veronderstellen, dat wij vrijwillige afstand doen van een eindeloze reeks `wettelijke rechten’ en dat wij de dictatuur van de marktwerking durven te negeren.
Sjemita Sefer HaChinoeg (Barcelona, Spanje, 14e eeuw) schrijft, bij de bespreking van de ideologie van het Bijbelse gebod ‘Maar gedurende het zevende jaar (sjemita) zult gij het land braak laten liggen‘ (Sjemot/Exodus 23:11):“Dit leert ons de eigenschap van (vrijwillig) afstand doen van eigendom en leidt tot grootheid van geest, die hiervan het gevolg is. G’d wil dat we onze liefdadige eigenschappen ontwikkelen en dat deze worden aangewend om anderen te helpen en dat het gebruikelijk wordt om dingen weg te geven die (wettelijk) aan ons toebehoren.
Geen ascetisme Dit is niet het zelfde als ascetisme. Het Jodendom beschrijft duidelijk het plezier dat wij mogen ontlenen aan de Schepping van G’d, die wordt gegeven om aan de behoeften van al Zijn schepselen te voldoen. De Nazireeër, die zichzelf verplicht zich te onthouden van wijn en de vruchten van de wijnstok, begaat hiermee een zonde omdat hij geen genoegen vindt in dat wat G’d creëerde. Maimonides geeft aan dat een prettige vrouw, een mooi huis en fraaie voorwerpen de horizon van de mens verbreden.
Keyword Er bestaat geen Joodse ceremonie zonder voedsel of wijn, terwijl een geleerde die vuile kleding draagt spreekwoordelijk `de doodsstraf’ kan verdienen. Het is duidelijk dat er geen spiritueel probleem kleeft aan het gebruik van aardse rijkdom die men moreel en eerlijk heeft verworven. Tegelijkertijd zorgt het onderricht in een denktrant van 'genoeg ' ervoor dat de mens in deze markt kan functioneren en toch geestelijk kan blijven groeien. Het kader van `genoeg is beter dan meer’ staat tevens toe dat ook rekening gehouden wordt met de economische inspanning en behoeften van anderen. Het sleutelwoord blijft bescheidenheid! En die is te bereiken wanneer we inzien, dat G’d de bron van alle rijkdom is en wij vertrouwen in Zijn Opperste Voorzienigheid.
©Dayan mr. drs. R. Evers 2011 |