Helaas moeten wij in ons dagelijks brood met bloed, zweet en tranen voorzien. G’d wilde, dat wij zelf zouden werken. Brood valt niet uit de Hemel. Er heerst een spanningsveld tussen ons streven naar een moreel verantwoorde spiritualiteit en ons egoïstische dagelijks bestaan. De aantrekkingskracht van het aardse ‘clasht’ constant met onze hogere aspiraties. Waarom gedragen wij ons immoreel? Vaak is het hebzucht en het verlangen naar steeds meer, dat ons doet struikelen. Maar er is ook sprake van angst voor een onzekere toekomst. Daarom streven we naar steeds meer. Om die toekomst maar veilig te stellen!
Realistisch gevaar Er bestaan geen garanties voor een zekere toekomst. Er loert altijd een reëel gevaar voor te weinig aan alles. Daarom proberen we steeds zoveel mogelijk te vergaren: “meer is beter dan minder.” We willen zoveel rijkdom dat we niet alleen voor onszelf kunnen zorgen maar ook voor onze kleinkinderen. Op alle mogelijke manieren proberen we ons in te dekken tegen een onzekere toekomst. Soms hanteren we legitieme methoden maar soms ook minder fraaie. We proberen het levensrisico doorlopend te minimaliseren. Socialisme was een manier om de angst voor economische onzekerheid, die aan het kapitalistische systeem kleefde, te matigen. Productiefactoren werden overgedragen aan de staat die de burgers zou beschermen tegen een onzekere toekomst. Individuele vrijheid werd verkocht voor financiële zekerheid. Ook het feodale systeem na de val van het Romeinse Rijk was een methode om de burger in te dekken tegen financiële onzekerheid. Ook slavernij heeft zo zijn voordelen. De slaaf werkt voor zijn meester en de meester garandeert hem een verzekerd bestaan. Laat in de negentiende eeuw zien we in Engeland en de Verenigde Staten fabriekssteden ontstaan. De industriëlen zorgden voor alle behoeften van hun werknemers en de werknemers leverden in ruil daarvoor de arbeidskracht voor de fabriek. Het moderne Japanse beleid van `levenslang werknemer zijn’, is een manier om werknemers tegen onzekerheid te beschermen.
Others grass Onlangs werd Oost-Europa opgeschrikt door grote internationale veranderingen. Voor het eerst sinds vele jaren bestond er het risico van werkloosheid en waren er tekorten. Er ontstond een rauw soort kapitalisme wat ons herinnerde aan de negentiende eeuw.
Angst voor de toekomst kan ook ontstaan doordat we teveel willen. Jaloezie op onze buren – others grass is always greener – zorgt ervoor dat wij streven naar dingen, die we zelf eigenlijk niet nodig hebben. De laatste van de Tien Geboden in Sjemot/Exodus (22:17) luidt:‘Gij zult niet begeren.’ Jodendom is een doe-religie. Hoe kan G’d een mens verplichten niet te willen begeren? De Chagamiem (Wijzen) leggen uit dat het een proces is. Wanneer men andermans bezittingen begeert, gaat men stelen. Diefstal kan tot moord leiden wanneer de huiseigenaar zich tegen de dief probeert teweer te stellen.
De verspieders Het Bijbelse verhaal over de twaalf spionnen illustreert de spanning tussen spirituele aspiraties en economische immoraliteit, die voortvloeit uit onze wens beschermd te worden tegen onzekerheid. Zoals uit Bemidbar/Numeri (13-14) en Dewariem/Deuteronomium (1:22-45) blijkt, werden de spionnen door Mosje voor de intrede in het Land Israël daarheen gezonden om de kwaliteit van het beloofde Land te onderzoeken. Zij kwamen terug met een onjuiste rapportage over het Land waarbij zij de nadruk legden op het onvermogen van de Joden om de machtige naties, die daar woonden, te veroveren. De Mefarsjiem (Bijbelse commentatoren) geven veel verschillende verklaringen over de aard van de werkelijke zonde van de verspieders. Wat bewoog deze spionnen om Erets Jisraeel in een zo negatief daglicht te stellen? De verspieders waren de leiders van het volk, zij waren allen nesi’iem, prinsen van de gemeenschap. Ieder van hen was door Mosje zelf geselecteerd!
Gebrek aan vertrouwen De meragliem (verspieders) hadden geen vertrouwen in hun eigen kracht, hun geestelijke capaciteit om om te gaan met de dagelijkse uitdaging om een economisch bestaan op te bouwen zonder verlies aan spiritualiteit. Zolang zij in de woestijn leefden, verstrekte G’d hen dagelijks Manna uit de Hemel. Hun water verkregen zij uit de wonderbaarlijke bron van Mirjam. Zij waren beschut tegen van de felle zon door de Ananee haKawod, de G’ddelijke Wolken van Glorie (en, zoals ons verteld wordt in de afscheidsrede van Mosje, vertoonden hun kleren geen spoor van slijtage, versleten hun schoenen niet en ontbrak het hen daar aan iets). Rijkdom vormde geen uitdaging voor de Joden in de woestijn. Maar naar Israël gaan, waar hun levensonderhoud op de normale wijze door landbouw, industrie of de handel zou moeten worden verdiend, betekende dat zij met de uitdaging van de economische moraliteit zouden worden geconfronteerd.
Twijfel Zij twijfelden aan zichzelf. Zij voelden dat zij deze uitdaging niet zouden aankunnen. De confrontatie met de harde economische realiteit zou hun geestelijk welzijn wel eens fataal kunnen worden. Zij verkozen de heiligheid van de afhankelijkheid van G’ddelijke gaven in de woestijn boven het gevaar van de uitdaging van rijkdom. Daarom gaven zij een foute rapportage over Erets Jisraeel. Zij wilden in de woestijn blijven.
Religie en onzekerheid Ongeacht de bron van angst en onzekerheid over de economische toekomst, zou elk religieus, sociaal of filosofisch systeem - dat probeert richtlijnen op te stellen voor een onderwijskader ter bevordering van grotere economische moraliteit of strengere naleving van ethische normen in de omgang met rijkdom - zich moeten richten op dit gebrek aan veiligheid als bron van economische immoraliteit.
Overkoepelend Wij geloven in een G’d die voor ons zorgt. Met de zekerheid, die dit geloof in de Voorzienigheid ons biedt, kan de mens zich veroorloven om de risico's te nemen die noodzakelijk zijn om economische doelen tot stand te brengen. Deze zekerheid betekent, dat mensen zich ook aan andere - niet-economische - doelen kunnen wijden, waarbij de hoeveelheid tijd en energie voor het vergaren van rijkdom wordt beperkt. Tegelijkertijd leidt deze zekerheid ertoe dat mensen hun financiële zaken op morele en ethische manier kunnen voeren, aangezien zij begrijpen dat boven al hun economische activiteiten de overkoepelende grootheid van de G’ds Voorzienigheid staat, zodat het niet nodig is om te stelen, te roven of op andere misdadige manier rijk te worden.
Relatie Het geloof in G’d, die ons van al het nodige voorziet, vermindert onze angst met betrekking tot de onzekerheid en de risico's inherent aan onze economische toekomst. Het confronteert ons ook met morele en ethische vragen betreffende overvloed, luxe en rijkdom. De Hemelse bron van rijkdom vormt een relatie tussen de Voorziener en Zijn creaturen. G’d komt hen tegemoet in hun behoeften en zij onderwerpen hun verlangens en wensen aan Zijn wil.
Straf voor de slang In het Boek Bereesjiet/Genesis lezen wij dat de slang als straf kreeg om `van het stof van de aarde te eten’. Het is onduidelijk waarom dit een straf was. Stof is toch bijna het enige in de wereld, dat onbeperkt en altijd aanwezig is. De slang hoefde nooit bang te zijn voor schaarste en tekorten. Zijn bron van voedsel zou altijd beschikbaar zijn. De slang is het enige schepsel op aarde dat zich deze luxe kan permitteren. Wij zouden hier allemaal wel mee gezegend willen zijn: absolute economische zekerheid en veiligheid.
|