21 Chesjwan 5785 | 22 november 2024
Artikelen
Jodendom in praktijk     Hasjkafa     Feest- en Gedenkdagen     Samenleving     Geschiedenis     Antisemitisme     Israël     Media     Publicisten     
De kleren van de priesters en van de Hogepriester
Publicatiedatum: zondag 28 mei 2006 Auteur: Hoor Israël | 6.133 keer gelezen
De Misjkan en de Bejt Hamiqdasj »

De „gewone" Kohaniem [meervoud van Kohen] hadden vier speciale kleren die zij moesten aantrekken tijdens hun dienst in de Tempel, maar die zij niet buiten de Tempeldienst mochten dragen.: een wit, lang onderkleed - ketonnet -, een broek, een gordel - de avneet - en een muts - de migba'at.

De Kohen Gadol (de Hogepriester) had buiten de vier kledingstukken van de gewone Kohen nog vier speciale kledingstukken: de Me'iel - een hemelsblauwe mantel, het Efod - dat was een soort schort, het Chosjen - dat was een soort borstschild en in plaats van de muts van de gewone Kohaniem droeg de Kohen Gadol een Mitsnèfet - een soort tulband met daarop de Tsiets - een gouden voorhoofdsband, met de naam van Hasjem daarin gegraveerd.

Het borstschild, of Chosjen van de Kohen Gadol bestond uit haakwerk van verschillende soorten en kleuren draden: gouddraad, hemelsblauwe, purperrode en karmozijnkleurige wol en fijn linnen draden. Ook dit was kunstenaarswerk. Het had de vorm van een rechthoek die dubbel gevouwen was. Op de voorkant van het dubbel gevouwen Chosjen waren twaalf edelstenen bevestigd, ieder in een gouden kastje. Vier rijen (Arba'ah Toeriem) van drie stenen elk. Op iedere steen was de naam van één van de twaalf stammen van Israël gegraveerd.

Het Chosjen was dubbelgevouwen, zoals we reeds zeiden en tussen die twee omgeslagen delen van het Chosjen werd de Oeriem Wetoemiem gedaan. Daarop stond de naam van Hasjem voluit geschreven, en met behulp van die Oeriem Wetoemiem kon de Kohen Gadol Hasjem om raad vragen. Als de Kohen Gadol een vraag stelde aan Hasjem, dan gaf Hij antwoord door de letters van het Chosjen één voor één te laten oplichten, zodat er woorden gevormd werden, die samen het antwoord gaven op de vraag van de Kohen Gadol.

Het Efod, het schort, was gehaakt van gouddraad, hemelsblauwe, purperrode en karmozijnkleurige wollen draden met daar doorheen fijne linnen draden. Dat wil zeggen dat elke draad was samengesteld uit al die soorten draden bij elkaar. Een echt kunstenaarswerk. Er waren ook verschillende afbeeldingen en motieven in gehaakt. Het Efod leek wat vorm betreft wel een beetje op een schort, zoals vrouwen (en sommige mannen) in de keuken dragen. Alleen waren de schouder banden er niet apart aangenaaid, maar ze waren met de rest van het „schort" in één geheel gehaakt. En bovendien droeg de Kohen Gadol het schort precies andersom als een schort gedragen wordt, het schouderstuk zat op de rug en het schort werd van voren dicht gebonden, in plaats van vanachter, zoals bij een gewoon schort.

Voorts droeg de Kohen Gadol de hemelsblauwe mantel. Die had de vorm van een talliet katan. Ook deze was geheel gehaakt van verschillende soorten draden, zij het allemaal van dezelfde kleur, hemelsblauw. De mantel was heel lang en hing bijna tot op de grond. Onder aan de zoom van de mantel was een versiering gemaakt van granaat appelen en belletjes. De granaatappelen waren gemaakt van stof: hemelsblauwe, purperrode en karmozijnkleurige draden. De belletjes waren van zuiver goud. Zij hingen om en om, een belletje naast een appeltje, dan weer een belletje en weer een appeltje, enzovoort. Als de Kohen Gadol zo gekleed ging, dan rinkelden de belletjes en was hij van veraf te horen.

Dan was er de Tsiets, de gouden voorhoofdsband die de Kohen Gadol over zijn Tulband op zijn voorhoofd droeg, van oor tot oor. Op de Tsiets stond in uitspringende letters: Kodesj LeHasjem - Heilig voor Hasjem. De Tsiets werd op zijn voorhoofd gehouden door middel van drie blauwe banden, twee waren aan weerskanten van zijn hoofd vast gebonden en de derde liep midden over de muts, opdat de Tsiets niet naar beneden zou zakken. Ten slotte de Tulband. Die was gemaakt van één lange band, die de Kohen Gadol vele malen om zijn hoofd wond, totdat er een muts van ontstond.

Verder droegen alle Kohaniem een korte broek onder hun kleding, maar die zag men niet, omdat de andere kleding daaroverheen viel. Alle Kohaniem liepen altijd op blote voeten. Want in het Misjkan , en ook later in het Beit Mikdasj mocht men niet men schoenen aan naar binnen. Daarom doen ook vandaag de dag de Kohaniem hun schoenen uit als zij de mensen in Sjoel zegenen.

Bron en met toestemming:
Joods Leven

Copyright © 2006 Jodendom Online
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.