Ouderschap In de halachische literatuur krijgt de vraag ‘wie is de moeder’ een extra dimensie. Stel, dat de donor-moeder Joods is en de draagmoeder niet of omgekeerd. Wat is dan de status van het kind? De Jeruzalemse autoriteit Rabbi Zalman N. Goldberg heeft over al deze problemen recentelijk uitspraken gedaan. Ik laat hier enkele volgen:
-
Vader wordt men vanaf de conceptie. Volgens Rabbi Akiwa Eger (1761-1837, Hongarije) staat ook het moederschap vast met de conceptie, maar Rabbi Joseef Engel (1858-1919, Polen) meent, dat men pas moeder heet met de geboorte.
-
Volgens Rav Engel is het kind uitsluitend familie van de barende moeder, zodat het kind zou mogen trouwen met familieleden van de donor-moeder (ondanks mogelijke genetische problemen). Maar Rav Eger zou dit laatste verbieden. Voor de zekerheid (lechoemra) mag de reageerbuisbaby later noch met familieleden van de donormoeder noch met die van de draagmoeder huwen (vgl. Wajikra 18).
-
Als de donormoeder niet Joods is en de barende moeder Joods dan hangt de status van het kind af van de Talmoedische mening, die we volgen. Huldigen we de visie, dat een embryo een ‘onderdeel’ van zijn moeder is, dan is het kind Joods. Stellen we, dat een embryo geen onderdeel vormt van de moeder - en dus niet automatisch haar status krijgt - dan zou de Joodse draagmoeder zich zwanger in een mikwe (ritueel bad) kunnen onderdompelen en er zodoende voor zorgen, dat haar vrucht Joods wordt.
Commercialisering Commercialisering van deze sector is eerder een ethisch probleem. Het is niet onvoorstelbaar, dat rijke carrièrevrouwen de lasten van de zwangerschap tegen betaling overdoen aan bijstandsmoeders. Uit advertenties in kranten blijkt, dat er illegale handeltjes worden gedreven. Aan de burgerlijke stand worden naderhand valse verklaringen afgegeven, waaronder de medische. In Amerika is “rent a womb” (huur een baarmoeder) reeds ingeburgerd. De voormalige Opperrabbijn van Engeland I.J. Jakobovits heeft zich reeds tegen deze commercialisering uitgesproken. Hij acht deze praktijken “een belediging voor het zedelijke gevoel om de zwangerschap voor het gemak aan een andere vrouw over te doen. Om een derde als couveuse te gebruiken is een degradatie van het moederschap en een aantasting van de menselijke waardigheid.”
Complicaties Eiceldonatie voor wensmoeders, die geen eicellen produceren, compliceert een en ander verder. Het uit dit coöperatieve voortplantingsproces resulterend kind heeft eigenlijk drie moeders: een genetische, een draagmoeder alsmede een rationele moeder. Het toelaten van draagmoederschap in combinatie met eiceldonatie introduceert dus de mogelijkheid van een nog verdergaande versplintering van het moederschap. Dr. M.J.C. Hellema, vroeger gynacologe te Amsterdam, vraagt zich verder af of de wensouders leef- en gedragsregels mogen opleggen aan de draagmoeder. Mogen zij de draagmoeder medische regels - zoals extra rust - voorschrijven? Kunnen zij eisen, dat de dragende moeder niet rookt of drinkt, geen drugs gebruikt en iedere vormm van mogelijke besmetting mijdt? Ervaringen in Israël, waar een wet op het draagmoederschap reeds aanvaard is, leren, dat de problemen niet van de lucht zijn. In het Heilige Land speelt de vraag wie over een eventuele abortus provocatus mag beslissen. In Israël mag de draagmoeder een vergoeding vragen voor de lasten van het draagmoederschap. Dit moet geregeld worden in het draagmoederschaps-contract. Maar wat gebeurt er als de wensouders niet tijdig of volledig betalen? En wat moet een rechter beslissen bij onenigheid over prenatale diagnostiek? Stel, dat de draagmoeder dit weigert en er later een gehandicapt kind geboren wordt. Mogen de wensouders het kind dan weigeren? Dezelfde vraag kan gesteld worden bij rampzalige gevolgen van een schadelijke levensstijl van de draagmoeder. En wie draait er op voor de kosten en de opvoeding van het kind na mogelijke fouten bij de IVF-procedure, indien blijkt, dat bevruchte eicellen verwisseld zijn?
Vele vragen Draagmoederschap is een complex probleem. Voordat de wetgever dit toestaat zouden een aantal fundamentele vragen moeten worden beantwoord, zoals:
-
wat zijn de wederzijdse rechten en plichten van draagmoeders en wensouders? Bestaat er een ‘afdrachtplicht’ voor de draagmoeder en welke regels gelden er bij weigering om het gedragen kind af te staan? En hoe staat het met de alimentatieplicht van de wensouders, indien de weigerachtige draagmoeder later niet financieel in staat blijkt het kind behoorlijk te onderhouden?
-
het internationale recht spoort vaak niet gelijk op dit terrein. Indien de draagmoeder in een ander land woont, waar dit soort contracten (nog) niet geldig zijn of zelfs verboden zijn, is daar dan de barende moeder de enige moeder, zodat het kind automatisch de nationaliteit van het geboorteland verwerft?
Ook het huwelijksrecht schiet op dit terrein tekort. Enkele jaren geleden speelde in Israël de rechtzaak Nachmani vs. Nachmani. Na een onvruchtbaar huwelijk van tweeëndertig jaar besloten de Nachmani’s een bevruchte eicel te laten implanteren bij een draagmoeder. Middenin de procedure veranderde de wensvader van gedachte. Het echtpaar besloot te scheiden en de man wilde implantatie van de bevruchte eicel verbieden. Kan de wensmoeder op eigen gezag de implantatie toch laten uitvoeren? Wie is de ‘eigenaar’ van de bevruchte eicel en mag over het lot daarvan beslissen? Deze en nog vele andere vragen dienen aan de orde te komen alvorens draagmoederschap in de wet wordt verankerd. Gedoliem – grote Joodse Geleerden – hebben zich reeds tegen draagmoederschap uitgesproken. In vele landen is het niet geaccepteerd.
©Dayan mr. drs. R. Evers 2011 |