Avraham trok uit Oer der Chaldeeuwen naar Kena'an.
Koning Nimrod, dekoning van het Oer der Chaldeeuwen, de geboorteplaats van Awraham, werd door zijn astrologen gewaarschuwd, dat er groot gevaar dreigde. De sterren voorspelden dat er een jongen geboren zou worden, die de ‘onsterfelijkheid’ van Nimrod zou ontkennen. Toen werd besloten om alle pasgeboren baby’s te doden. Terach vertelde zijn vrouw Amtalai hun pasgeboren baby in een grot te verstoppen. Daar groeide onze eerste Aartsvader op, ver weg van de kwade wereld. Hij erkende G’d al toen hij drie jaar oud was. Awraham kwam tot zijn G’dsgeloof door beredenering: “Misschien moet ik de aarde dienen, omdat we de producten daarvan eten. Maar de aarde is niet almachtig, omdat de aarde afhankelijk is van regen! Moet ik me dan maar buigen voor het firmament? In de hemel lijkt de zon het sterkste, omdat hij de wereld warmte en licht geeft.” Awraham boog zich voor de zon maar toen het nacht werd, begreep hij dat de zon plaats moest maken voor de maan. De volgende ochtend zag hij, dat ook de maan niet almachtig was. Toen hij de natuurwetten en het ritme van dag en nacht en alle opeenvolgende seizoenen besefte, begreep hij dat er een almachtige Schepper moest zijn. Hoe kon het anders zijn, dat alle hemellichamen precies op tijd opkwamen en ondergingen? Er moest een hogere intelligentie zijn volgens Awraham. |