G’dsverduistering G’d kennen of ervaren is niet makkelijk. G´d verstopt Zich als het ware in de wereld en het is bijzonder moeilijk Hem daar te vinden. Het Hebreeuwse woord voor wereld (Olam) betekent dan ook verborgenheid. Als men G’d echter zeer serieus zoekt, zal men hem vinden. In onze ongelovige Westerse cultuur is dat het ware heldendom, want als gelovige moet men tegen vele stromen van onbegrip en ongeloof inroeien. Maar terug naar de hoofdvraag: hoe zit het met de verhouding tussen innerlijk en uiterlijk? Net zoals de mens maar ook de natuur een buitenkant en een binnenkant heeft (de buitenkant is het uiterlijk van de dingen en de binnenkant zijn al die onzichtbare natuur- en andere wetten) zo ook vinden wij iets dergelijks terug bij de mens in zijn relatie tot G’d.
G’d is de enige echte realiteit De mens heeft een binnenwereld en een buitenwereld. Dat is het probleem van schijn en wezen. Het Jodendom leert, dat de enige echte werkelijkheid G´d is. Hoewel dit vreemd lijkt en de meeste mensen omgekeerd denken (‘de enige echte werkelijkheid zijn wij en het is nog maar de vraag of G´d bestaat’- redeneren zij) wordt onze wereld en ons bestaan als een G´ddelijke droom gezien. Stelt u zich voor dat u ´s nachts droomt van twee mensen, die werkelijk menen dat zij bestaan. Die gaan met elkaar discussiëren, u ziet die mensen over zichzelf nadenken, terwijl het eigenlijk alleen maar in uw droom bestaat. Zo ongeveer ziet het Jodendom de relatie tussen G´d en de wereld en tussen schijn en wezen. De echte werkelijkheid is G´d en het is nog maar de vraag of wij zelf bestaan, zoals we onszelf ervaren. Wij ervaren onszelf als mensen met een vaste gedaante maar de modernste theorieën stellen, dat wij - fysiek bezien - een hoeveelheid energietoestanden zijn of een zak beenderen vol chemicaliën en water (66%), Het is maar hoe je het bekijkt. Het blijft een kwestie van perspectief!
Mystiek Nadenken over HaSjeem en onszelf heeft heel persoonlijke en geheimzinnige kanten. Dat heet mystiek. Over mystiek bestaan veel misverstanden. Vroeger werd mystiek nog wel eens vergeleken met magie of bijgeloof en alles wat niet te begrijpen was. Maar de kern van vele religies vormt juist die mystieke ervaring van een geheimzinnige band met het G´ddelijke. Mystieke mensen zijn te herkennen aan verschillende karaktereigenschappen. Maar religie is er voor iedereen en niet iedereen heeft een talent voor die mystieke gevoelens. Toch is het voor iedereen af en toe goed om in het gezelschap van dergelijke mystieke personen te verkeren omdat zij vaak ‘gave’ mensen zijn en men veel verborgen geheimen van het leven, de ziel en de relatie tot het Opperwezen van hen kan leren. In het Westen - waar goede maatschappelijke en materiële prestaties het belangrijkste zijn - zijn er maar weinig mystieke mensen.
Bewustzijn voor het G’ddelijke vergroten Deze mystieke mensen zijn niet zo verstandelijk en rationeel bezig maar zijn veel meer geïnteresseerd in de ervaring van het contact met G´d, dat meestal heel intens en direct beleefd wordt. Mystieke mensen treffen bij zichzelf iets aan wat hen het G´ddelijke gevoel geeft. Ze kijken in hun eigen ziel en merken dat daar iets correspondeert met het G´ddelijke in de wereld. Men zoekt eenheid met G´d en men wil zich met Hem verbinden. Mystici hebben een zelfbewustzijn dat zich richt op het Hogere. Soms zijn zij alleen en lopen zij door de bossen om te proberen ook daar in de natuur het G´ddelijke te ontdekken. Je kunt mystici soms herkennen aan een heel gedisciplineerde manier van leven. Hoewel veel religieus levende mensen een duidelijk levenspatroon volgen, is dit bij de mysticus wel heel erg opvallend. Bovendien concentreren zij zich vaak langdurig op de gebeden en mystieke gedachten en gebruiken zij speciale technieken om in of extase te raken tijdens het dawwenen (bidden). Met deze technieken willen zij hun bewustzijn voor het G´ddelijke in de wereld optimaliseren of hun eigen individuele bestaan daarmee verbinden.
De Tora: hier en nu Het Jodendom ziet de Tora als een werk dat door G’d gegeven is. En omdat G’d boven tijd en plaats verheven is, is Zijn Tora altijd en overal geldig, onafhankelijk van de periode en de omstandigheden, waarin de Tora opgeschreven werd. De Tora wordt niet gezien als een geschiedenisboek maar als een uiterst relevante verzameling van gedachten en gebeurtenissen, die ieder jaar weer op een of andere manier met de nieuwste ontwikkelingen verbonden blijkt te zijn.
De verhalen uit de Tora zijn geen ‘ver vervlogen verleden’ maar vinden eigenlijk de hele tijd en doorlopend plaats. Zo kan bijvoorbeeld de uittocht uit Egypte ervaren worden als een verlossing van ieder mens uit zijn eigen aardse beperkingen. Dit ligt ook in de betekenis van het Hebreeuwse woord voor Egypte aangeduid: Egypte is in het Hebreeuws Mitsrajiem, dat ‘beperkingen’ of begrenzingen betekent.
Leidersfiguren en rolmodellen Ook de Joodse leidersfiguren uit de Tora zijn niet uniek voor de periode waarin zij leefden. In iedere generatie leven er mensen zoals Mosjé, de man die zorgde voor de relatie tussen G’d en het volk, en Aharon de Hogepriester, de man die zorgde voor de sociale contacten. Menselijke rolmodellen zijn enthousiaste Tora-Geleerden, die een groot deel van hun leven besteden aan het bestuderen van de Tora en waaraan iedereen in hun omgeving geestelijk plezier kan beleven. Wij nemen aan, dat in iedere generatie 36 Tsaddikiem (heiligen) zijn. Soms leven zij stilletjes en anoniem maar in andere gevallen nemen deze Tsaddikiem openbare leidersfuncties aan. Men neemt aan dat zij een hogere ziel bezitten dan de gemiddelde burger en dat zij zich aan de gehele Tora houden. De Tsaddiek wordt geacht zijn neiging tot het aardse, het kwade en het lagere te hebben omgevormd tot iets goeds. Gewone mensen slagen er vaak niet in om hun slechte impulsen te onderdrukken, te sublimeren of te elimineren.
Mesiroet nefesj Een Tsaddiek is in staat om zijn minder sterke broeders de weg te wijzen, die zij in het leven moeten gaan om tot grotere hoogten te stijgen en dichter bij G’d te komen. Toen de vrouw van Potifar – Soelaika – Joseef te pakken kreeg, vluchtte hij naar buiten. Soelaika hield alleen zijn jas over in haar hand. De symboliek van dit verhaal moge duidelijk zijn: wanneer wij onze jeugd proberen naar het Jodendom te trekken met allerlei “uiterlijke” verlokkingen, houden wij slechts een lege huls aan Jodendombetrokkenheid over. Wanneer de inhoud aan ons ontglipt, zijn we ver van huis. Het waren de Mesiroet Nefesj (opofferingsgezindheid) en innerlijke kracht van Joseef, die hem zijn Jodendom lieten behouden. Een voorbeeld voor ons: Jodendom is meer dan alleen `kibbesoeb’ op vrijdagavond.
©Dayan mr. drs. R. Evers 2011 |