Om te onderzoeken of hij niet droomde, gaf hij de hond de opdracht wat geld te gaan halen. In een mum van tijd was de hond terug met een zak vol goudstukken in zijn bek. Nu probeerde de jesjieweboger de etrogdoos verder uit. Als hij de sluiting een keer open en dicht deed, kwam de hond met ogen zo groot als theeschoteltjes. Door twee keer de sluiting open en dicht te doen, kwam de hond met ogen zo groot als seiderschotels. Drie keer klikken bracht de hond met de rollende ogen zo groot als de koepel van de sjoel van Enschede in zijn zolderkamer.
Na lang nadenken besloot hij de hond met ogen als theeschoteltjes voor zich te laten werken. "Hoewel het midden in de nacht is, wens ik de dochter van de raw te zien", beval hij de hond. Die voerde de opdracht ogenblikkelijk uit. Hij bracht het slapende meisje op zijn rug bij de jesjieweboger. Die werd op slag verliefd op het lieftallige meisje en was nu vast besloten met haar onder de choppe te gaan. De hond bracht het meisje weer vliegensvlug naar haar eigen huis. De volgende ochtend vertelde ze een vreemde droom aan haar ouders.
Ze was op de rug van een hond met ogen zo groot als theeschoteltjes naar een zolderkamer gebracht, waar een jongen tegen haar gezegd had dat hij met haar onder de choppe wilde. De ouders schrokken erg van deze vreemde droom en de moeder besloot om de volgende nacht bij haar dochter op de kamer te gaan waken.
De jesjieweboger kon nu zelfs zijn gedachten niet meer bij het dawwenen houden. Hij stuurde de hond er de volgende nacht weer op uit om het meisje te halen. Haar moeder snelde de hond achterna en zag hem met haar dochter het huis van de sjammesj binnengaan. Toch besloot ze daar niet aan te kloppen, want ze dacht dat niet alleen haar dochter, maar nu ook zijzelf was bezeten door de dibboek. Ook wilde ze niet dat de kille-leden hier ook maar iets van zouden horen. De volgende dag besloten de raw, zijn vrouw en zijn dochter een speciale vastendag te houden om de dibboek uit te bannen. Die nacht waakte niet alleen de moeder, maar ook de vader bij het bed van de dochter. Nu zagen ze allebei de hond met ogen als theeschoteltjes hun dochter van het bed lichten en naar het huis van de sjammesj brengen. De ouders snelden de hond achterna.
De raw bonkte zo hard hij kon op de deur, zodat de sjammesj er wakker van werd. Toen hij de raw en zijn vrouw voor de deur zag staan, schaamde hij, zich omdat hij in zijn nachtgoed de deur had geopend. Maar de raw luisterde niet naar zijn gestamel, duwde hem bijna omver, terwijl hij dreigend uitriep: "Wat gebeurt er hier in jouw huis." De vrouw van de raw was intussen alle kamers in en uit gerend om haar dochter te zoeken. Ze liep tegen de slaapdronken vrouw van de sjammesj op die ze heen en weer schudde. "Waar is mijn dochter. Welke ruimtes zijn er hier nog meer." Van schrik kon de vrouw van de sjammesj niet antwoorden, maar wees naar de ladder die tegen een luik in het plafond aan stond. Snel klom de vrouw van de raw de ladder op, duwde het luik omhoog en zag haar dochter slapend op de rug van een hond, terwijl een jongeman zich over haar heengebogen had en lieve woordjes in haar oor fluisterde.
Zo stil als ze kon klom ze de ladder weer af en riep naar haar man dat de jongen niets kwaads in de zin had. Maar de raw was door ongerustheid en het vasten in zo'n slechte bui, dat hij de ladder opstormde en recht op de jesjieweboger afvloog. De hond met ogen zo groot als theeschoteltjes kwam grommend op hem af. Van schrik stootte de jesjieboger tegen de etrogdoos aan die open en dicht klapte en alle drie de honden -die met ogen zo groot als theeschoteltjes; die met ogen zo groot als seiderschotels en die met ogen zo groot als de koepel van de sjoel van Enschede- kwamen grommend en grauwend op de raw toelopen, die achteruit deinsde en van de ladder gevallen was als niet een geluid de honden had gestoord.
Door alle commotie was de dochter van de raw ruw in haar slaap gestoord en verschrikt riep ze uit: "Mamele, mamele". Ze zag er zo geschrokken, maar lief uit dat de hond met ogen als theeschoteltjes kwispelend naar haar toe kwam. De hond met ogen zo groot als seiderschotels begon haar aan alle kanten af te likken en de hond met ogen zo groot als de koepel van de sjoel van Enschede nam haar in zijn bek en bracht haar naar haar eigen bed weer terug.
De raw en de sjammesj pakten de jesjieweboger bij zijn armen beet en sleepten hem naar de studeerkamer van de raw. Daar vertelde de doodsbange jongen eerlijk wat hem precies was overkomen. De raw stuurde de sjammesj naar de zolderkamer om het geld, waarover de jongen had verteld, op te halen. Om te zien of het echt was, beten ze er beiden in, wat de sjammesj een tand kostte, want hij had een slecht gebit.
Toen bleek dat er met het geld niets mis was, verdeelde de raw het in twee porties. De ene portie borg hij weg in de kast van zijn studeerkamer; de andere portie gaf hij aan de jesjieweboger terug. "Dat is voor je studie", zei hij. "Als je mijn dochter wilt trouwen, zul je als geleerde terug moeten komen. Voordat ik de andere portie voor tsedaka ga gebruiken, wil ik er eerst zeker van zijn dat de dibboek weg is," ging hij verder.
Toen gaf hij de sjammesj opdracht een vastendag bij de kille-leden af te kondigen die gehouden zou worden na de eerstvolgende sjabbes. In de derasja van die sjabbes vertelde de raw dat er zich dichtbij het stadje een dibboek had genesteld, die slechts door vasten en gebed van alle kille-leden verdreven kon worden. Over het koper, zilver en goud hield hij wijselijk zijn mond, zodat niemand de neiging zou krijgen zelf een onderzoek naar de boom te gaan doen en daarmee de dibboek opnieuw naar hun stadje zou lokken.
Vergezeld door de drie honden vertrok de jesjieweboger na de vastendag naar een stad die beroemd was om z'n goede jesjiewe en bleef daar tot hij zijn semiecha had gekregen. Hij keerde naar het stadje terug, trouwde met de dochter van de raw en volgde hem als raw op. Hij werd niet alleen beroemd om zijn geleerdheid, maar meer nog om het geven van tsedaka dat zijn normale inkomen verre overtrof.
©Nechamah Mayer-Hirsch 2011 |