3 Kislew 5785 | 04 december 2024
Artikelen
Jodendom in praktijk     Hasjkafa     Feest- en Gedenkdagen     Samenleving     Geschiedenis     Antisemitisme     IsraĆ«l     Media     Publicisten     
Een beestachtige rabbi
Publicatiedatum: zondag 30 oktober 2011 Auteur: Nechamah Mayer-Hirsch | 2.679 keer gelezen
Nechamah Mayer-Hirsch, Met Wat Joodse Inkt »

Op het lichaam van rabbi Wolf groeide een dikke, grijze vacht. Hij kreeg binnen de kortste keren spitse oren, scherpe klauwen en een bek vol stevige tanden. De rabbi gaf een rauwe kreet van angst en pijn en daarna sprong hij op vier poten het raam uit. Vanaf die dag dwaalde rabbi Wolf als een weerwolf door de bossen. Het kwam regelmatig voor dat hij mensen verscheurde en dieren ver-slond, wanneer die in het bos zijn pad kruisten. Het hele dorp was in rep en roer, want het gerucht van het beestachtige monster raakte al snel bekend. Enkele mannen liepen naar het huis van rabbi Wolf, want misschien dat hij raad kon verschaffen. 'Mijn man is helaas niet thuis. Hij is op reis gegaan en zal voorlopig niet terugkeren', zei Chawa met een stalen gezicht. Onwaarschijnlijk was dat niet, want rabbi Wolf was al eens eerder onaangekondigd vertrokken.

Terwijl de ring elke dag aan Chawa goede diensten bewees en al haar wensen vervulde, zwierf een monsterlijke rabbi door de bossen. Vele houthakkers, jagers en soldaten probeerden hem te vangen met hun netten en kuilen, maar de weerwolf was hen steeds te slim af. Sommigen moesten hun aanval bekopen met hun leven, anderen sloegen gillend op de vlucht. Er was slechts één houthakker die de weerwolf met rust liet. De man woonde in een boshutje en was niet erg bang aangelegd. Door niet weg te lopen als het beest voorbij kwam en het rustig te benaderen kon hij op den duur vriend-schap sluiten met de eenzame weerwolf.

Intussen waren de berichten over het monster ter ore gekomen van de koning. De vorst loofde een hoge beloning uit voor diegene die de weerwolf wist te vangen of te doden. Maar hij beloofde de overwinnaar van het beest ook nog de hand van de prinses, zijn dochter. Aan het hof van de koning was een jonge edelman die in stilte verliefd was op de prinses. 'Sire', zei hij. 'Geef me een paard, een speer en een zwaard en dan zal ik dat kreng te grazen nemen.' De koning wilde deze jonge ridder een eerlijke kans geven en schonk hem wat hij vroeg. Goed bewapend trok de edelman naar het bos en begon daar in het wilde weg te zoeken. Maar hij vond geen spoor van het monster, totdat hij bij een boshutje terechtkwam. Daar lagen overal wolvensporen.

'Weet u misschien waar dat vreselijke monster dat hier ronddoolt zijn hol heeft?', vroeg de ridder aan de houthakker. 'Jazeker, maar ik raad u aan een slapende wolf niet wakker te maken. Dat kan u uw leven kosten, het beest is namelijk zo sterk als leeuw en zo sluw als een vos.' 'Dat weet ik, maar ik wil het er toch op wagen. Bovendien ben ik tot de tanden toe bewapend.' De houthakker wees hem daarop de weg naar de rustplek van de weerwolf. De ridder zocht en hij vond. Maar voordat hij zijn speer of zwaard ook maar had kunnen aanraken, werd hij tegen de grond gesmakt. Daar lag hij ineens onder de weerwolf waarnaar hij zolang op zoek was geweest. Het dier had zijn kaken wijd opengesperd om hem de strot af te bijten.

'Heb medelijden en dood me niet!', gilde de bange ridder. Het vreemde was dat de weerwolf zijn smeekbede leek te verstaan en terugdeinsde. Maar de ridder gaf zich niet zomaar gewonnen. Hij pakte snel zijn speer en gooide. Mis! De wolf was bliksemsnel opzij gesprongen en voordat hij het wist lag de ridder weer op de grond en voelde hij de hete adem van de weerwolf in zijn nek. 'Alsje-blieft, laat me leven!' riep de ridder in doodsnood. En opnieuw gebeurde het onwaarschijnlijke: de weerwolf liet hem los.

De ridder greep zijn zwaard en ging het monster nogmaals te lijf. En weer gebeurde hetzelfde als daarvoor. Hij zag opnieuw de dood in de ogen, maar de wolf liet hem gaan toen hij om medelijden smeekte. Ineens besefte de jonge edelman dat hij het monster niet met geweld maar met vriendelijk-heid moest benaderen. Zonder wapens kwam hij langzaam dichterbij, de wolf deed niets. Nu stond hij oog in oog met een levensgevaarlijke vijand, maar zijn angst van daarnet was bijna weg. De ridder raakte het dier voorzichtig aan, maar de weerwolf liet zijn tanden niet meer zien. Daarna begon hij het voorzichtig te aaien en het beest gaf zich gewonnen. Opgelucht haalde de edelman wat te eten en te drinken tevoorschijn, daarna werd de wolf zo mak als een lammetje.

De jonge ridder besloot terug te reizen naar het paleis zonder het beest te doden. En terwijl hij het bos uitliep, merkte hij dat het dier hem achterna kwam. 'Ga terug!', schreeuwde de ridder, maar de wolf wilde niet luisteren. Het dier bleef hem op de hielen zitten. Niet zoals een jager een prooi achterna zit, maar eerder zoals een hond zijn baasje trouw blijft volgen. De weerwolf bleef met de ridder meelopen, zelfs tot aan het paleis. Daar deinsde iedereen achteruit: de paleiswachten, de hovelingen en ridders. De koning kroop in paniek achter zijn troon. 'Wees niet bang, ik heb hem getemd', sprak de jonge ridder. 'Hij doet geen vlieg meer kwaad.'

Het was inderdaad zoals de jonge ridder had gezegd, de weerwolf leek al zijn wilde haren te hebben verloren. Het dier was zo lief en aanhankelijk geworden als een schoothondje. De koning hield woord, de jonge ridder kreeg zijn beloning en mocht de prinses trouwen. Toen de oude koning na een aantal jaren stierf, werd de edelman koning in zijn plaats. En de weerwolf werd zijn trouwe metgezel, elke keer als de nieuwe koning wilde wandelen in het bos.

Op een winterse dag trok de koning erop uit met zijn wolf en na een stevige wandeling kwamen ze op bekend terrein. Het was de plek waar ze ooit met elkaar hadden gevochten op leven en dood. Plotseling werd de weerwolf onrustig. Het dier begon als een bezetene met zijn staart te kwispelen en met zijn neus te snuffelen boven de besneeuwde grond. Daarna verdween de wolf met een paar flinke sprongen achter de bosjes. De koning rende het achterna, maar hij kon tusssen de bomen geen wolf meer zien. De wolvensporen in de sneeuw liepen alle kanten op, dus daarmee kon de vorst niet uit de voeten. Op een open plek in het bos zag hij ineens vreemde tekens in de sneeuw, alsof daar een boodschap was achtergelaten. Het waren tekens in een onbekende taal die de koning niet kon lezen.

«      1   |   2   |   3   |   4      »      
Copyright © 2011 Jodendom Online
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.