Tot de dieroffers horen de volgende offers: - Het chataat of zondoffer; dit zijn hoofdzakelijk offers die gebracht worden door personen die onopzettelijk een overtreding hebben begaan, waarop, indien die opzettelijk was begaan, de straf kareet staat [uitroeiing door de Hemel].
- Het asjam of schuldoffer; dit wordt in drie gevallen gebracht als boete voor overtreding van bepaalde verboden: diefstal, me'ila [heiligschennis], en overspel met een verloofde slavin. Verder het asjam dat de nazir brengen moet als hij tamee wordt, het asjam als onderdeel van het reinigingsritueel van de metsora [de ziekte die doorgaans ten onrecht vertaald wordt met melaatsheid] en het asjam taloei, dat gebracht wordt in geval van twijfel, of een bepaald verbod al dan niet is overtreden.
- Het ‘olai of brandoffer. Dit kan een gemeenschapsoffer of een individueel offer zijn. De gemeenschapsoffers zijn:
- Het tamied - dagelijks offer;
- Moessaf - toegevoegd offer op Sjabbat en feestdagen en Rosj Chodesj;
- Het ‘olai bij de Omer;
- Het offer van de kohen Gadol op Jom Kippoer;
- Het ‘olai van een vrouw die pas bevallen is;
- Het ‘olai voor de metsora die genezen is;
- Het ‘olai voor de nazir als zijn periode voorbij is;
En verder in nog een zestal gevallen die weinig voorkwamen. - Het sjelamiem of vredeoffer, het meest voorkomende vrijwillige persoonlijke offer;
- Het toda of dankoffer; dit wordt gebracht als iemand zijn dank aan Hasjem tot uitdrukking wil brengen, bijvoorbeeld na een gevaarlijk reis of na herstel van een ziekte;
- De bechor of eerstgeborene;
- De ma'aser of tiende;
- Het Pesach-offer.
|