21 Chesjwan 5785 | 22 november 2024
Artikelen
Jodendom in praktijk     Hasjkafa     Feest- en Gedenkdagen     Samenleving     Geschiedenis     Antisemitisme     IsraĆ«l     Media     Publicisten     
Uittocht uit Mitsrajiem/Egypte wetenschappelijk bevestigd
Publicatiedatum: woensdag 04 april 2012 Auteur: Redactie | 3.166 keer gelezen
Pesach, Geschiedenis/Gebeurtenissen, Redactie, Archeologie, Wetenschap »

Antropologen hebben de laatste jaren conclusies kunnen trekken dat er geen enkel ander volk bestaat die zo'n sterke nationale herinnering heeft als de Bnej Jisrael. Naast het feit dat wij iedere week tijdens de Kiddoesj op Sjabbat en dagelijks bij het dawnen [bidden] van de Sjema de Jetsi'at uit Mistrajiem – Uittocht Egypte – herdenken, is de gebeurtenis van de uittocht inmiddels ook nog eens wetenschappelijk bevestigd.

David Ben Gurion zei tijdens zijn speech voor de VN in 1947 dat meer dan 300 jaar geleden een schip uit Groot-Brittannië vertrokken is die wereldgeschiedenis zou maken. Aan boord op dat schip, dat de Mayflower heette, bevonden zich de grondleggers van de VS. Daarom zal iedere Engelsman en Amerikaan de naam Mayflower wel kennen. Ondanks de bekendheid van dat schip en haar bemanning, zijn er maar weinigen die de exacte vertrekdatum of het voedsel aan boord nog weten. Bij Bne Jisrael is dit anders. Ruim 3300 jaar geleden vertrokken de Joden uit Mitsrajiem. Zij wisten de exacte datum: 15 Nissan. Zelfs de kwaliteit van het voedsel is tot op de dag van vandaag bekend. Joden over de hele wereld vieren daarom op die dag Pesach en eten 8 dagen matzes. “Dat het Joodse karakter zien,” besloot Ben Gurion.

De Jetsi'atheeft, zoals we in de Tora kunnen lezen, niet stilzwijgend plaatsgevonden. Door de enorme rampen die over Mitsrajiem kwamen, heeft de geschiedenis van de Jetsi'at uit Mitsrajiem zowel religieuzen als wetenschappers bezig gehouden. Naast het feit dat de Tora voor ons het richtlijn is voor een goed G'dsdienstig leven naar zowel Hasjem, naar de medemens als naar de dieren, beschrijft de Tora ook onze geschiedenis hoe wij zijn ontstaan en waarom Erets Israël al duizenden jaren ons land is. Alle andere volkeren hebben ook hun geschiedenis opgetekend. Een van de verschillen tussen de opgetekende geschiedenis van Bnej Jisrael [de Kinderen van Israël] en de andere volkeren, is dat andere volkeren henzelf altijd als grote helden neerzetten. Doordat de geschiedenis van het Joodse volk door Mosje Rabbenoe is opgetekend, geciteerd door Hasjem [weer een verschil met andere volkeren], zijn er niet alleen heldenverhalen te lezen, maar ook de missers van Bnej Jisrael worden op de meest mogelijke wijze en tot in detail belicht. Bnej Jisrael heeft zich - door zichzelf nooit mooier voor te doen dan de andere volkeren dat graag deden - daarin altijd heel bescheiden opgesteld.

Maar ondanks de oude volkeren bekent staan met het herschrijven van hun geschiedenis door de ene succesverhaal naar de andere op te tekenen, bestaat er een ander volk dan Israel die ook over een rampspoed tot in detail beschreven heeft. We spreken over het Egyptische volk ten tijde van Joseef en Mosje. Op oude papyrus en tabletten hebben de Egyptenaren een rampentijd beschreven dat een jaar duurde. Daarin worden verschrikkelijke en vernederende plagen die Mitsrajiem en zijn inwoners hebben getroffen gerapporteerd.

Mede door de Ipuwer Papyrus, grottekeningen en opgravingen zijn zowel archeologen als antropologen over eens dat Joden slaven zijn geweest van de Egyptenaren en uit het Egyptische land zijn vertrokken. In de oud Egyptische Papyrus Brooklyn kan men een bevel van een van de para'o's lezen dat een groep slaven van de ene werkplaats naar de andere overgeplaatst moeten worden. Het bijzondere van deze authentieke papyrusrol is dat op de achterkant de namen van de betreffende slaven opgeschreven staan. Het ging om Joodse namen.
Wij weten dat er vier manieren bestonden waarin de Joden verschilden van de Egyptenaren. Ze veranderden nimner hun kleding, taal en namen en gaven elkaar nooit aan bij de Egyptische overheid. Ook vonden de onderzoekers een zeer groot percentage van slaven in Mitsrajiem die van Semitische afkomst waren. De vraag werd gesteld waarom er zoveel Semitieten slaven waren en waarom slechts 1 op de 3 man waren. Wanneer we de Tora erop naslaan wordt dit snel duidelijk: para'o liet Joodse jongetjes in de Nijl verdrinken. Deze scheve verhouding is middels opgravingen bevestigd, daar de archeologen veel meer volwassen vrouwelijke skeletten vonden dan mannelijke. In dezelfde aardlaag vonden dezelfde archeologen skeletten waarvan 65% kinderskeletjes betrof.
Ook zijn er muurtekeningen in piramiden gevonden die duidelijk aantonen dat de slaven geen Egyptische slaven waren. Zij werden getekend met een lichtere huidskleur. De opzichters waren veel donker getekend, dat duidelijk een aanwijzing was dat zij wèl Egyptisch waren.

Wij weten dat de Tora een duidelijke beschrijving geeft van het oude Egypte en dat het duidelijk omschreven is door een ooggetuige: Mosje Rabbenoe. Hij geeft ons inzage in de taal, namen en levens– en handelswijze, maar ook inzicht in hun magische kunsten. Door de papyrussen is het duidelijk dat ook Egyptenaren hun ooggetuigen hadden die een en ander hebben opgeschreven. Zo schreef een Egyptische ooggetuige, die door Egyptologen als de meest betrouwbare bron wordt beschouwd, over de afgodendienst die in On plaatsvond. Bij deze dienst waren hooggeplaatste priesters aanwezig. Onder hen zou volgens deze ooggetuige Potifar geweest zijn, de baas en later de schoonvader van Joseef. Verder schreef de ooggetuige over de een exacte periode waarin het land van de priesters belastingvrij bleef zoals Joseef aanraadde. Ook het aantal van 70 dagen van het mummificeren wordt beschreven. Papyrus Harris A, kolom 75, regel 1-9 vertelt over een man van Semitische afkomst die onderkoning van Egypte werd en het volk onderwees. Tot op de dag vandaag heet de oudste opgegraven waterweg in Egypte Bachar Yoesoef, Gracht van Joseef.

De Egyptische papyrusrollen spreken ook over de Jetsi'at [Uittocht], de staf van Mosje dat een slang werd en terugkeerde in een staf wordt. Zelfs voor de ongelovigen onder ons wordt het aanvaardbaar wanneer de rollen spreken over de Egyptische magiër Iner die zijn staf in een krokodil liet veranderen en de daarna weer een staf werd.

Ook de plagen worden beschreven. Om twee noemen: Ed Kaspar schreef een artikel waarin hij beweerde dat de para'o ten tijde de Jetsi'at Thoetmosis II was. Dit is gebaseerd op een recente CT-scan van de mummie van de para'o en citaten van de archeologen die de mummie onderzocht hebben in 1886 en 1912. De onderzoeken en CT-scans wijzen uit dat Thoetmosis II littekens op zijn lichaam had, die afkomstig kan zijn van een huidziekte die overeen kwamen met steenpuisten. Andere mummies van mensen die op hetzelfde moment als Toetmosis II leefden, werden met dezelfde littekens gevonden. Zo ook zijn vrouw koningin Hatsjepsoet, haar verpleegkundige Sitre-In en haar stiefzoon Thutmoses III. Een ander voorbeeld is de granieten plakkaat dat in El Arish is gevonden waarop de totale ontreddering van de duisternis beschreven staat.

Maar vooral de Ipuwer Papyrus beschrijft op een indrukwekkende wijze de tien plagen als regelrechte natuurrampen. Deze papyrus is gevonden in Memphis, Mitsrajiem. Het is gedateerd rond de 13e-14e eeuw voor de gewone jaartelling. Dit komt exact overeen met de periode van de Jetsi'at uit Mitsrajiem. In 1828 is het opgekocht door een museum in Leiden. De papyrus is in 1909 vertaald.

In de papyrus kunnen we lezen over de gebieden Beneden- en Opper-Mitsrajiem dat in een staat van complete chaos verkeerde. Ziekten, plagen en dood beheersten het straatbeeld. Een ander aspect van deze chaos is een ware anarchie waar slaven hun taken verder weigeren uit te voeren en rebelleren tegen hun meesters en de staat. Dit komt precies overeen wat de Misdrasj ons leert. De Midrasj leert dat de Egyptenaren woedend waren op para'o. Para'o wilde dat vreselijke volk maar niet wegsturen die het lef hadden hun god - het lam - aan hun bed te binden om hun bloed uiteindelijk aan de binnenkant van hun deuren in hun huizen durfden te smeren. Wat er met de lammetjes gebeurde was groot een gruwel in de ogen van de Egyptenaren. Maar waar de burgeroorlog - vergelijk het met de hedendaagse Arabische Lente - werkelijk om ging is dat het Egyptische volk op de hoogte waren van de belofte van Mosje dat de eerstgeborenen zullen sterven wanneer para'o hen niet zouden laten gaan. De Egyptenaren waren niet bang dat Hasjem deze straf hen niet op zouden leggen, immers, dat heeft Hij wel bewezen dat Zijn woorden geen loze woorden waren. De voorgaande rampen waren al niet te dragen. De gedachte dat de eerstgeboren mannen, vrouwen en dieren zouden sterven, was zelfs voor het losbandige Mitsrajiem te veel. De Midrasj noemde deze burgeroorlog dit een verborgen wonder waar Hasjem geen aanspraak hoefde te maken om de natuurlijke gang van de natuur aan te spreken.

1   |   2      »      
Copyright © 2012 Jodendom Online
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.