Voormalige Opperrabbijn van Israel Jisra’eel Lau vertelt over een bijzonder indrukwekkende gebeurtenis. Lang geleden moest hij eens een seder geven voor meer dan duizend soldaten. Rav Lau las het stukje Ha Lachma Anja – dit is het brood van de ellende – in het Aramees voor en vertaalde het in het Ivriet.
Een sabre (geboren Israëli) stond op en vroeg Rav Lau: “Deze tekst spreekt ons niet meer aan. Hoe kunt u zeggen ‘dit jaar hier en volgend jaar in Israël’. Ik ben hier geboren en getogen! Hoezo: ‘Nu zijn we nog knechten maar volgend jaar zijn wij vrij’. Ik ben Israëli, vrij en onverveerd!
Rav Lau pareerde de vraag: “Met mijn eigen oren heb ik gehoord hoe mijn vereerde leraren rav Lopian, rav Sjach en reb Sjelomo Zalman Auerbach op de heiligste dag van het Joodse jaar, Jom Kippoer, de dag waarop ze alleen maar de waarheid spraken – zoals ze ook de rest van het jaar deden – de zondebelijdenis ‘al cheet’ uitspraken met 44 ernstige overtredingen en misdaden, zoals deze in het machzor van Jom Kippoer op alfabetische volgorde beschreven staan.
Als je deze lijst zonden objectief analyseert, sta je verbaasd. Hoe kunnen zulke heilige mensen zulke vreselijke zonden belijden? Voor sommige van die averot zou men eigenlijk zijn leven moeten geven om ze niet te overtreden. Iedereen weet dat deze vrome mensen deze zonden nooit bedreven hebben. Hoe hebben alle grote voormannen van het Joodse volk, de Ga’on van Vilna, de Ba’al Sjem Tov, deze zelfde widdoej – zondebelijdenis – kunnen uitspreken? Iedereen weet dat deze verwerpelijke daden zelfs nooit in hun gedachten opkwamen. Waarom spraken ze die slechte dingen dan toch over zichzelf uit?
Het antwoord is dat zij niet alleen aan zichzelf dachten. Het was bij hen niet de hele tijd: ik, ik en nog eens ik! We moeten ook aan de ander denken. Alle Joden zijn voor elkaar verantwoordelijk. Wanneer tsaddikiem uitroepen: “Vergeef ons, geef kappara (vergiffenis), denk aan onze zwakheden, we zijn maar van vlees en bloed,” dan denken zij aan iedereen, het hele Joodse volk, hier en elders. Zij dachten aan de klal: de gemeenschap stond hen voor ogen in alles wat ze deden, zelfs bij zo iets persoonlijks als de zondebelijdenis.
Hetzelfde geldt, vervolgde Rav Lau, voor de inleidende woorden van de Haggada. Wij hoeven niet constant alleen aan ons zelf te denken. U bent in gelukkige omstandigheden geboren maar er zijn helaas heel velen, die dat niet kunnen zeggen. En wat in lichamelijke zin geldt, geldt ook in spirituele zin. Velen hebben nog niet het geluk gesmaakt om hun leven een Joodse inhoud te geven.
De sederavond is de gelegenheid bij uitstek om geestelijke verrijking mee te maken. Op sederavond beleven wij ons bovennatuurlijke volksbestaan opnieuw. Onder de meest uitzichtloze omstandigheden in Egypte werden we tot een volk. De bekroning van de uittocht was het ontvangen van de Tora.
Wat is de Tora? De Tora was het doel van de uittocht. Tora in de diepste zin betekent een voortdurend najagen van de Enige Echte Waarheid, objectief zonder vooroordeel en bias. Het moeilijkste voor de mens is zichzelf te veranderen; ook de vrije mens kost het enorme moeite om af te stappen van zijn eigen ideeën en geloofjes, gewoontes en opvattingen. Hij moet bereid zijn steeds nieuwe uitgangspunten te kiezen. En dit is het eenvoudigst indien hij letterlijk nergens aan vast zit, ook niet aan de meest allerdaagse zaken als brood. "Als de Joden maar een moment geaarzeld hadden uit te trekken uit Egypte waren ze niet verlost", zeggen onze Wijzen. Matsa is ongecompliceerdheid, constant jezelf durven toetsen. Waarheid is nergens aan gebonden. Dat is de uitdaging van Pesach 5768/ 2008: een nieuw begin maken met ons Jodendom!