Bron van antisemitisme In de aanloop naar Sjavoe’ot is het belangrijk na te gaan wat onze speciale rol is in het wereldgebeuren en wat de betekenis is van alle kritiek, die wij als Joods volk over ons uitgestort krijgen. Antisemitisme is weer salonfähig: `het kan weer’. Neem Thomas von der Dunk. Die vindt, dat hij de Israëli’s ervan mag beschuldigen, dat zij zich gedragen als een Herrenvolk en Joden wel mag kwetsen. Kritiek op het politieke Jodendom – het Zionisme - mag wel, kritiek op de politieke islam mag niet want dat is kritiek op alle moslims. Het is juist deze selectieve houding, die ik als antisemitisme ontmasker.
Waar komt dat antisemitisme vandaan? Er zijn vele theorieën maar de Joodse luidt, dat antisemitisme in de woestijn de Sinai is ontstaan. Sinai komt van sin’a – haat, vergelijk het Nederlandse kinnesinne – nijd en haat.
Bemidbar betekent in de woestijn. In de woestijn Sinai kregen wij de Tora en werden wij een speciaal volk, althans een volk met een speciale opdracht. Het Joodse volk heeft meer ge- en verboden ontvangen dan andere wereldburgers. Het Joodse volk heeft als zodanig de rol van een priester ten opzichte van de rest van de wereld. Ook binnen het Joodse volk wordt – in deze parsja met name - onderscheid gemaakt tussen gewone Israëlieten, de kohaniem of priesters en de levi’iem, de levieten. Kohaniem en levi’iem hebben veel meer plichten en rechten dan een gewone Israëliet. Deze onderverdeling betekent echter niet, dat er een principieel verschil bestaat tussen de verschillende groepen. Het zijn slechts verschillende niveaus in gradaties van kedoesja of heiligheid.
Het betekent echter wel, dat leden van de ene groep zich niet rechten en plichten van een andere groep mogen aanmatigen. Een bekend voorbeeld van mensen, die hun beperkingen en grenzen niet kenden, vinden we in de geschiedenis van Korach. Tezamen met 250 vorsten van de gemeente vocht Korach de kehoena – het Hogepriesterschap - van Aharon aan. Korach heeft dit echter duur moeten bekopen. Hij en zijn familie werden verslonden door de aarde en een Hemels vuur verteerde zijn 250 aanhangers (we lezen dit iets verderop in Numeri 16:32 e.v.).
Hoogmoed zou ons volledig vreemd moeten zijn omdat wij eigenlijk alleen maar meer plichten hebben gekregen. Daarom werd de Tora gegeven in de woestenij. Want "wil je Tora leren dan moet je jezelf als een woestijn maken". Dit impliceert, dat we moeten werken aan nederigheid. Hoogmoedigen doen geen moeite voor de Tora. De G’ddelijke aanwezigheid rust alleen op iemand die nederig is. Dat kan ook niet anders want hoogmoed betekent `vol zijn van jezelf’. Er is dus geen plaats meer voor G’d. De woestijn is een plaats waar met je met weinig genoegen neemt.
De Tora van de woestijn leert ons tevredenheid. Een nederig mens is tevreden en leert veel makkelijker Tora. De woestijn-Tora leert ons leven met tegenslagen. Een nederig mens kan leven met minder dan hij verwacht had van het leven. Het leert ons vriendelijkheid. Nederige mensen maken vrienden en verspreiden zo de Tora. Het leert ons eenvoud. Iemand die de Tora wil leren moet luxe kunnen opgeven. Niemand kan zowel in spiritueel als in materieel opzicht succesvol zijn. De woestijn-Tora cultiveert gerichtheid op kedoesja want alleen als je hoofd niet vol is van andere dingen is het mogelijk, dat Tora concepten postvatten.
De woestijn is niet de bewoonde wereld. Daar geldt een heel andere way of life. Jodendom vereist vaak van ons, dat wij het anders doen dan de rest van de mensheid. De woestijn-Tora eist, dat wij bij tijd en wijle bereid zijn tegen de stroom in te gaan. Vaak leert de Tora het omgekeerde van wat gebruikelijk, gewoon en normaal is.
Waarom staat hier aan het begin van Bemidbar een opgave van plaats en datum terwijl G’d honderden keren sprak met Mosje zonder specificatie? De uitverkiezing en de eeuwige relatie tussen G’d en Am Jisra’eel kreeg pas hier duidelijk gestalte. Daarom worden plaats en tijd vermeld als in een huwelijkscontract (ketoewa).
©Dayan R. Evers 2012 |