De Rode Koe een continue verplichting [derde van de arba parasjot] |
Publicatiedatum: donderdag 28 juni 2012 |
Auteur: Dayan mr. drs. R. Evers | 2.383 keer gelezen |
|
|
Parasja, Opperrabbijn R. Evers, Poeriem, Para adoema (de rode koe) » |
|
Een andere insteek Maar Maimonides brengt deze halacha (voorschrift) als vervolg op een heel andere bepaling: “In drie delen werd de as van de rode koe verdeeld. Eén deel werd neergelegd in ‘cheel’ (een 10 el brede plaats aan de oostkant van een hek binnen de muur van de Tempel), één deel werd neergelegd op de Olijfberg, en één deel werd verdeeld onder alle Misjmarot (wachten). Met het deel, dat verdeeld werd onder alle Misjmarot (wachten van kohaniem), heiligden de kohaniem zich. Met het deel van het as, dat neergelegd werd op de Olijfberg, besprenkelden zich de overige joden mee. En dat wat in de ‘cheel’ werd neergelegd, lag daar tot bewaring, zoals er in de Tora staat geschreven: “En het zal zijn voor de gemeente van de kinderen Israëls tot bewaring”, hetgeen ons leert dat er een deel van bewaard werd. Maimonides vervolgt met de opmerking, dat van elke rode koe as bewaard werd in de ‘cheel’. En pas dáárna brengt Maimonides de volgorde van de negen rode koeien, die het joodse volk in de loop der tijd gemaakt heeft.
Verschil tussen de Misjna en Maimonides Er bestaat een groot inhoudelijk verschil tussen de Misjna en Maimonides. Volgens de opvatting van de Misjna heeft het onderwerp van de rode koeien, die gemaakt werden in de loop der eeuwen, van doen met het voorbereiden van de rode koe ten behoeve van gebruik van het as. Het as van de koeien werd op de Koheen gesprenkeld.
Bij Maimonides is dit anders. De geschiedenis van de negen rode koeien komt als vervolg op de bepaling, dat men van de as van iedere rode koe moet bewaren lemisjmèrèt. De dien van lemisjmèrèt, ter bewaring betekent naar de eenvoudige verklaring niet alleen, dat het as klaar moet liggen voor besprenkeling, maar ook, en dat is het belangrijkste, dat het altijd bewaard wordt lemisjmèrèt. De hoofdzaak daarvan is - zoals de naam al aangeeft - dat het as van de rode koe wordt opgeborgen. Dit deel van het as is niet alleen verplicht als deel van de sprenkeling van de rode koe maar vormt ook - en voornamelijk - een aparte dien. De bepaling luidt, dat de as van iedere rode koe moet worden weggelegd lemisjmèrèt (ter bewaring) - zelfs als men het niet nodig had ten behoeve van sprenkeling om onreinen te reinigen.
Eén doorlopend geheel Volgens deze uitleg kan men de Tora-opdracht van “ter bewaring” zien als een algemene en doorlopende verplichting voor alle rode koeien tezamen. Het is dus geen verplichting van elke rode koe afzonderlijk maar een "overall-opdracht", namelijk, dat er altijd as van minimaal één rode koe weggelegd moet worden “ter bewaring”.
Zo bezien, blijkt de verplichting van “ter bewaring” voor alle 10 rode koeien één geheel te zijn, want pas met álle as van alle generaties tezamen kan de mitswa vervuld worden. Daarom vermeldt Maimonides de geschiedenis van alle negen rode koeien van de tijd van Mosje tot de verwoesting van de Tempel, om ons te wijzen op het continue karakter van het voorschrift. Daarom wordt ook benadrukt dat er in alle generaties as van de rode koe aanwezig is geweest.
Zoiets dergelijks vinden we ook bij Maimonides aan het begin van de voorschriften van de Tempel, waar hij spreekt over "de Misjkan, die Mosje Rabbenoe maakte" met alle details van de geschiedenis van de Tabernakel, die werd opgesteld in Gilgal, Sjilo, Now en Giwon totdat het Mikdasj in Jeroesjalajiem werd gebouwd.
Ook hierbij zou men kunnen vragen “wat gebeurd is, is gebeurd"! Maar omdat Maimonides van mening is, dat de opdracht van het bouwen van het Heiligdom afgeleid wordt van de vers "En zij zullen mij een Heiligdom maken" (Sjemot 25:8), die gegeven werd in de woestijn nog vóórdat de joden Erets Jisraeel binnentrokken, blijkt, dat dit een doorlopende verplichting is voor alle tijden.
Ook Tempelbouw continu Met de hele geschiedenis van de Tabernakel en de Tempel wil Maimonides ons aangeven dat de opdracht van de Tempelbouw een constante verplichting vormt, die men in alle generaties, waarin dit mogelijk was, heeft uitgevoerd. En omdat Maimonides in zijn codex ook Messiaanse voorschriften behandelt, is hij genoodzaakt ook de tiende rode koe uit de tijd van de Mashie’ach te behandelen. Zo wordt ook begrijpelijk, dat de Maimonides "mehera jigalè" toevoegt. Omdat er een constante verplichting is van as van de rode koe “ter bewaring” eist dit voorschrift als het ware, dat de Masjie'ach spoedig zal komen om as van de rode koe te maken.
Maimonides wil met zijn gebed voor Messiaanse verlossing toch iets halachisch aanduiden. Hij schrijft in zijn Koningsvoorschriften: "Iedereen, die niet in de Masjie'ach gelooft of iemand, die niet uitziet naar zijn komst, loochent en ontkent de Tora van Mosje Rabbenoe". Dit betekent, dat het niet voldoende is om alleen te geloven in de komst van de Mashie’ach maar dat iedereen verplicht is hier ook naar uit te kijken en hier naar toe te leven.
Vurige tefilla Dit wachten op de Masjie'ach is meer een kwestie van gevoel dan een kwestie van weten. Het vloeit voort uit een gevoel, dat ons leven zonder Masjie'ach, onvolledig en onvervuld is. Dit gevoel van onvolledigheid en onvervuld-zijn leidt er toe, dat zodra er een Messiaans onderwerp aan de orde komt, zelfs alleen maar terloops, iedereen de behoefte voelt of zou moeten voelen om er voor te dawwenen, dat dit gebrek hersteld wordt. Daarom vermeldt de Maimonides, juist hier, terloops en schijnbaar niet op de juiste plaats, het gebed van `mehera jigalè, ameen, keen jehie ratson' om ons een halacha te leren, dat iedere herinnering aan de Masjie'ach ons tot een vurige tefilla (gebed) moet brengen om een einde te maken aan de gevallen toestand van klal Jisraeel. En de aansluiting van de vurige hoop op de komst van de Masjie’ach bij de mitswa van rode koe “ter bewaring” is niet toevallig: beide zijn continue mitswot, die altijd gelden!
©Dayan R. Evers 2012 |
« 1 | 2 |
|
|