In Israël is een rode koe geboren. Het nieuws van de geboorte werd bekend gemaakt door het Tempelinstituut. Chaim Richman, de huidige directeur wil niet vertellen waar men het rode kalf gevonden heeft. De locatie wordt geheim gehouden. Wat betekent deze rode koe?
Maimonides stelt aan het einde van het derde hoofdstuk van zijn bespreking van de voorschriften van de rode koe het volgende: “Negen rode koeien werden er geprepareerd, nadat het joodse volk deze mitswa had gekregen, totdat het Beet haMikdasj (Tempel) voor de tweede keer verwoest werd. De eerste para adoema maakte Mosjé Rabbénoe, de tweede maakte Ezra haSofer, en de resterende zeven rode koeien werden gemaakt vanaf de tijd van Ezra tot de choerban haBajit, de verwoesting van de tweede Tempel.. De tiende zal de Melech haMasjie'ach maken, mehera jigale ameen, keen jehie ratson, spoedig moge Hij zich openbaren - zo moge het de wil zijn van Hakadosj Baroech Hoe.“
Bron in de Misjna De bron van Maimonides is een Misjna in de derde perek van tractaat Para. In de eerste Misjna leren we, dat zeven dagen voor het verbranden van de para adoema, de kohen, die de para zou verbranden, uit zijn huis naar een kamer werd gebracht in het Beet haMikdasj, waar hij zeven dagen lang besprenkeld werd met de as van alle rode koeien, die gemaakt waren vanaf de tijd van Mosje Rabbenoe. In de vijfde Misjna wordt geleerd, dat wanneer er geen as van alle rode koeien aanwezig was, de koheen met het as van één van hen besprenkeld werd: "Vond men geen as van de zeven koeien die gemaakt werden in de tijd van het Beet haMikdasj, dan deed men de besprenkeling met het as van zes koeien, of van vijf koeien, of van vier koeien, of van drie koeien, of van twee koeien of van één. Daarmee werd de kohen, die de rode koe zou verbranden, alle dagen, dat hij afgezonderd was van zijn huis, besprenkeld”.
Zeven koeien – Negen koeien De Misjna gaat verder met de vraag: “Wie heeft die zeven koeien gemaakt? De eerste maakte Mosje Rabbenoe, en de tweede maakte Ezra. En vijf werden daarna nog geprepareerd vanaf de tijd van Ezra en verder gedurende de periode van de tweede Beet haMikdasj”, zo zegt Rabbi Meïr. Maar de Chagamiem zeggen: “Vanaf de tijd van Ezra en verder werden er zeven rode koeien gemaakt, tot de verwoesting van de tweede Beet haMikdasj. En wie heeft die zeven rode koeien gemaakt? Sjimon haTsaddiek en Jochanan Koheen Gadol maakten ieder twee. Eljeho’enai ben haKof, Chanameel haMitsrie en Jisjma’eel ben Pi'avi maakten ieder één”. Hieruit blijkt, dat volgens de mening van de Chagamiem, er negen rode koeien waren gemaakt vanaf het moment, dat de joden deze mitswa (gebod) hadden gekregen tot de verwoesting van het Beet haMikdasj.
Vraag Maimonides paskent (beslist), volgens de mening van de Chagamiem, dat er negen rode koeien waren, en hij voegt toe: “En de tiende zal de Melech haMasjie'ach maken, etc”. Hierbij doet zich het volgende probleem voor: zijn wetboek Misjné Tora is toch geen geschiedenisboek, maar een verzameling voorschriften? Dit schrijft Maimonides zelf ook in zijn inleiding op zijn codex. Als dat zo is, wat maakt het dan uit voor de Halacha (Joodse wet) hoeveel rode koeien er waren in de loop van de verschillende generaties? De Talmoed zou hierop zeggen: Mai dehawa, hawa, wat gebeurd is, is gebeurd!
Nog moeilijker is te begrijpen het slot van de woorden van Maimonides: “De tiende rode koe zal de Melech haMasjie'ach maken, moge hij zich spoedig openbaren ameen, keen jehie ratson” want dit wordt zelfs niet vermeld in de Midrasjé Chazal (achtergrondverklaringen van de Wijzen), die de bron vormen voor Maimonides’ stellingen.
Mogelijk antwoord Misschien is het mogelijk om uit te leggen waarom de Maimonides de woorden: “En de tiende zal de Melech haMasjie'ach maken” toevoegt met het bekende feit, dat Maimonides in zijn codex ook hilchata lemesjiecha brengt, dieniem (voorschriften) die pas in de tijd van de Masjie'ach van toepassing zullen zijn. Wellicht is het daarom, dat Maimonides toevoegt, dat Masjie’ach ook een een rode koe zal maken. Niettemin blijft de toevoeging van de woorden "mehera jigale, ameen, keen jehie ratson" onbegrijpelijk! Eigenlijk had er in een sefer van halacha (codex) geen plaats moeten zijn voor gebeden voor de komst van de Masjie'ach. Zelfs wanneer men zou willen stellen, dat gebeden voor de komst van de Masjie’ach wèl op hun plaats zijn in een sefer halacha, had Maimonides die moeten schrijven in de hoofdstukken, waar hij spreekt over de Masjie'ach (hoofdstuk 11 en 12 van de Koningsvoorschriften). Dáár echter schrijft Maimonides geen enkele uitdrukking van bakasja of tefilla voor de komst van de Masjie’ach, maar juist in de voorschriften van de rode koe en waar de Messiaanse hoop slechts terloops ter sprake komt, dáár voegt hij nu juist deze tefilla toe?! Dit is op het eerste gezicht moeilijk te begrijpen.
Het antwoord van de Lubawitscher Rebbe Dit probleem in Maimonides is wellicht te beantwoorden wanneer we de wijze, waarop al deze voorschriften worden gebracht door Maimonides te vergelijken met hoe deze zaken worden uitgelegd in de Misjna. De Misjna (Para 3:1) zegt, dat zeven dagen voor het verbranden van de rode koe, men de koheen uit zijn huis haalde en naar een kamer in het Beet haMikdasj bracht. Daar werd zeven dagen lang de as van alle rode koeien, die gemaakt waren vanaf de tijd van Mosje Rabbenoe, op hem gesprenkeld. Als vervolg daarop brengt de Misnja (3:5) het voorschrift, dat, wanneer men geen as van zeven koeien vond, men de Koheen besprenkelde met as van zes, vijf, vier, drie, twee of één rode koe. En daar vraagt de Misjna: wie heeft die rode koeien gemaakt? De eerste maakte Mosje Rabbenoe, de tweede maakte Ezra etc.
|